Een klassiek haardvuur tegenover de entree. Delfts blauwe bordjes tot aan het plafond. Kunstwerken beschilderd met het Amsterdam van honderd jaar geleden. Het Amsterdamse café waar Volkskrant-journalist Marjon Bolwijn (59) en ik elkaar treffen, ademt historie. Het decor sluit perfect aan bij haar werk. Toen de Volkskrant in oktober 2021 honderd jaar bestond, besloot de journaliste 100-jarige leeftijdsgenoten van de krant te interviewen. “Ik ben gefascineerd door mensenlevens”, vertelt Bolwijn. “Iedereen heeft een verhaal. Mensen van honderd spreken tot de verbeelding. Zij hebben zó veel meegemaakt.”
Na meer dan honderd gesprekken met 100-jarigen wordt Bolwijn nu zelf over haar leven geïnterviewd. We starten in het verleden, net als haar eigen reportages.
Waar is uw passie voor journalistiek begonnen?
“Ik was vroeger het type wereldverbeteraar. Er waren in mijn jeugd veel totalitaire regimes, vooral in Zuid-Amerika. Alles wilde ik ervan weten: de onderdrukking van de bevolking, de vermissingen van politieke tegenstanders. Toen ik zestien was, zijn er bijvoorbeeld vier Nederlandse journalisten in El Salvador vermoord. Ze waren tijdens een reportage in een hinderlaag gelokt. Ik was diep geschokt. Vanaf dat moment wist ik het zeker. Ik wil met journalistiek onrecht aan de kaak stellen.”
“Toch had ik een moeilijke start op de hogeschool voor de journalistiek. Mijn vader overleed plotseling, waardoor ik snel achterliep. Uiteindelijk kwam ik twee tiende punt tekort om door te mogen gaan. Dat maakte me zo boos. Met hard knokken kreeg ik een tweede kans. Deze ervaring leerde me om door te gaan bij tegenslagen. Om tegen het systeem te trappen en te blijven geloven in mijn missie. En het is me gelukt. Ik ben journalist geworden”, vertelt Bolwijn trots.
Na de opleiding kon u écht als journalist aan de slag. Hoe was dat?
“Eigenlijk heb je tijdens de opleiding helemaal geen idee hoe het écht werkt in de praktijk. Wat me vooral opviel, was dat er heel weinig vrouwen in de journalistiek werkten. Ook schrok ik van de ‘kantoorpolitiek’. Hoe je als jonge nieuweling werd behandeld. Daar was ik niet op voorbereid. Mannen vielen je soms lastig of hielden je klein op de werkvloer. Daarover heb ik lang niets durven zeggen. Gelukkig is er nu meer bewustzijn en aandacht voor dit soort gedrag.”
“Reportages schrijven vind ik het allermooiste“
“Wat ik ook raar vond, is dat ik meteen op de eindredactie werd gezet. Ik ben begonnen bij het Parool. Als groentje moest ik de verhalen van ervaren journalisten redigeren, terwijl de krant wist dat ik verslaggever wilde worden. Na drie jaar eindredactie en het schrijven van verhalen ná werktijd, heb ik de hoofdredacteur gezegd te vertrekken als ik nu geen verslaggever kon worden. Drie jaar voelt heel lang, als je jong bent. Als vuurproef stuurde hij mij op reportage naar Ierland. Daarna kon ik gelukkig verslaggever worden.”
Passie voor de reportage
Bolwijn verruilde na tien jaar het Parool voor de Volkskrant. Daar mocht ze verder met haar passie. “Reportages schrijven vind ik het allermooiste”, vertelt ze. “Er is ergens iets aan de hand en je gaat er naartoe om het te registreren en met getuigen te praten. Het viel me bijvoorbeeld op dat er bij mij in de buurt overdag in allerlei huizen vrouwen met een migratieachtergrond naar binnengingen. Een paar uur later vertrokken ze weer. Het bleken vaak werksters zonder verblijfsvergunning. Hier ben ik toen ingedoken. Mijn stukken leidden zelfs tot debatten in de Tweede Kamer om de slechte arbeidsomstandigheden van deze vrouwen te veranderen. Ik zette zo een schaduwwereld in het licht.”
Haar reportages brachten haar ook op het idee om eeuwelingen voor de Volkskrant te interviewen. Het zaadje werd geplant toen de journaliste voor een reportage op pad ging met de toen nog 97-jarige Wim van Vollenhoven. Vijf dagen per week speelde Van Vollenhoven in Amsterdamse verzorgingshuizen piano. Bolwijn: “Hij bezocht deze huizen nog altijd op de fiets en had bijna een fulltime werkweek. Een fascinerende man, maar hij liet niet makkelijk het achterste van zijn tong zien. Zijn levensmotto was ‘verzin elke dag iets om naar uit te kijken’. Na die reportage heb ik contact met hem gehouden. Hij was ook honderd toen de Volkskrant honderd werd. Zo kwam ik op het idee om 100-jarigen zoals hij voor de krant te interviewen.”
Het aantal eeuwelingen in Nederland lijkt me beperkt. Hoe gaat u aan de slag?
“Vaak zoek ik zelf naar de 100-jarigen via Google en gemeenten. Soms komt het voor dat mensen mij tips geven. Als ik een interview heb gepland, praat ik vooraf uitgebreid met familieleden. Om alvast zoveel mogelijk te weten te komen. En omdat deze generatie niet makkelijk praat over tegenslagen. Toch moet ik die tegenslagen kennen om een compleet beeld van iemand te schetsen.”
“Ik ben geen sensatie-journalist“
“Zo vertelde een kleindochter me dat haar oma een doodgeboren kindje had gekregen. Doordat zij dit met me deelde, kon ik dit onderwerp tijdens het interview aanroeren. Ik vroeg het niet direct en deed net alsof ik van niets wist. Anders klappen mensen soms dicht. Uiteindelijk vertelde de 100-jarige vrouw me hoe haar stilgeboren kindje direct na de geboorte was weggehaald en begraven. Ook vertelde ze dat de babykamer was leeggehaald, terwijl zij nog voor pampus in het ziekenhuis lag. Ze was helemaal nergens bij betrokken en er werd met geen woord meer over de gebeurtenis gesproken.”
“Ik vind het fascinerend om in zo’n leven te duiken. Al die verhalen te horen. Het mooie aan deze mensen is dat ze geen reputatie hebben hoog te houden. Ze zijn daardoor heel eerlijk en openhartig. Maar ik ben geen sensatie-journalist. Bij gevoelige onderwerpen zoals de stilgeboren baby vraag ik expliciet of ik het mag publiceren”, benadrukt Bolwijn.
Toch kan niet iedere 100-jarige interessant of leuk zijn. Heeft u wel eens rotte appels ertussen zitten?
“Kijk het zijn allemaal fantastische mensen, maar één man vond ik heel vervelend, een opschepper. Ik laat altijd het stuk lezen voordat het in de krant komt. Deze man wilde allemaal dingen toevoegen. Hij wilde bijvoorbeeld per se dat ik opschreef dat hij na de geboorte van zijn kleinzoon tompoezen uitdeelde in zijn klas – hij was leraar. Dat is toch volstrekt oninteressant voor de lezer!”, vertelt Bolwijn lachend.
Ook verhalen over kleinkinderen en vakanties halen volgens haar de publicatie niet. Bolwijn: “Voor die generatie was het heel bijzonder om op vakantie te gaan. Lange tijd was het financieel alleen mogelijk om een dagje uit te gaan, zoals een tante veertig kilometer verderop met paard en wagen te bezoeken. De sensatie van zo’n uitstapje schrijf ik wel op, maar familievakanties in de jaren zestig of zeventig naar Oostenrijk, die laat ik eruit.”
Het succes van de 100-jarigen
Inmiddels zijn de interviews met de eeuwelingen volgens Bolwijn een van de succesvolste series van de Volkskrant. Of ze na al die interviews stiekem een favoriet heeft? “Nee. Ieder verhaal is me even dierbaar. Ik denk dat alle interviews inspiratie geven over hoe mensen met tegenslagen om kunnen gaan. Hoe veerkrachtig mensen kunnen zijn. Ze bieden troost. Heel veel van deze 100-jarigen mankeren van alles: de meesten zijn doof of slechtziend, lopen met een stok of rollator. Maar deze mensen klagen nooit. Ze doen het met wat ze hebben. Optimisme is een rode draad in hun leven.”
Ook zelf haalt Bolwijn troost uit de ervaringen en inzichten die de 100-jarigen met haar delen. Een van de mooiste levenslessen vindt ze die van Betty Brussel. “Wees aardig en tolerant. Houd bij tegenslagen je hoofd erbij en maak er het beste van”, citeert Bolwijn. Ze glundert: “Het is heel simpel, maar ik vind het mooi. Alles zit in dat citaat.”
De 100-jarigen delen hun lief, leed en levenslessen met u. Als u de kans zou krijgen, welke levensles zou u dan mee willen geven aan jonge journalisten?
“Laat je niet kisten door wie of wat dan ook. Probeer als journalist er altijd bij te zijn. Bekijk de wereld dus niet vanaf een computerscherm. Zoek gebeurtenissen en mensen op en ben maatschappelijk geëngageerd. Het nieuws ligt op straat. Dat er geen een verslaggever van reguliere media aanwezig was in november bij de rellen in Amsterdam, was een dieptepunt in de journalistiek.”
Toch is Bolwijn niet van plan om zelf binnenkort weer geëngageerde reportages te maken. Ze lacht: “Mijn dochter zegt wel eens dat ik wat nuttigs moet gaan doen. Ze vindt dat ik net als vroeger over relevante maatschappelijke thema’s moet schrijven. Vanuit journalistiek oogpunt vind ik onthullende verhalen maken ook zeker belangrijker. Maar de interviews met 100-jarigen hebben op een andere manier óók betekenis. Ze hebben een persoonlijke waarde. Het idee dat veel mensen iets aan deze interviews hebben, geeft mij motivatie om hiermee door te gaan.”