Hij studeerde geschiedenis en politicologie in Leiden, en rolde daarna moeiteloos door de radiowereld in. Nu is Thomas van Zijl (1984) elke werkdag tweeënhalf uur lang live te horen op BNR met het programma Zakendoen, waar hij diepgaande gesprekken voert met de voornaamste ondernemers, economen en leiders uit het Nederlandse bedrijfsleven. Met zijn scherpe vragen en boeiende analyses biedt hij luisteraars niet alleen waardevolle inzichten, maar ook een uniek kijkje achter de schermen van de zakelijke wereld.
We hebben om 14:00 uur afgesproken bij het restaurant in het pand van BNR, direct na de uitzending van Zakendoen. Als ik binnenkom worden er nog druk promo’s voor de volgende dag ingesproken, maar na een paar minuten en een tour op de redactie kan het interview beginnen. Van Zijl zit ontspannen en maakt een grapje met de bediening.
Hij vertelt over hoe het is om zo lang achter elkaar live radio te maken. Dat hij in een speciale focus komt, en dat de tijd dan voorbij vliegt. Voor de gasten is het vaak wel spannender, en die wil hij natuurlijk ook met een fijn gevoel de studio uit laten lopen. Hoe dan ook, Van Zijl wil zelf de regie bewaren. ‘Dan moet ik toch soms een beetje met de botte bijl erin.’
Sommige gasten gaan van de zenuwen heel snel praten, anderen gaan weer door over dingen waar de luisteraar niet geïnteresseerd in is, en bij sommige gasten denkt Van Zijl zelf ‘Jeetje, nog tien minuten met deze gast.’ Ook geeft hij toe zelf niet altijd in topvorm te zijn voor al die gesprekken.
Een interview waar hij trots op terugkijkt is dat met de topvrouw van Chemours, An Lemaire. Na de televisie-uitzending van Zembla waarin bekend werd dat het bedrijf al jarenlang bewust vervuilende PFAS-stoffen in het grondwater rondom hun fabriek dumpt kwam zij bij Van Zijl in de studio.
Hij benadrukt hier het belang van de juiste timing: ‘Of je ergens echt aan blijft denken of iets herinnert heeft niet alleen te maken met de naam van de gast, maar ook wel het moment waarop iemand spreekt.’ Lemaire kwam op het hoogtepunt van de publiciteit rondom de PFAS-affaire voor een interview, wat tot een enerverend gesprek leidde. Wel had hij gehoopt dat het interview meer navolging had gehad, iets wat hij terugleidt naar ‘de relatieve bescheidenheid van de radio en van BNR.’
Als antwoord op de vraag of hij wel eens een gesprek heeft gehad dat compleet anders liep dan hij verwachtte komt er direct een voorbeeld bij hem op. Maxime Verhagen, toenmalig voorzitter van Bouwend Nederland, gaf zo’n onverwacht antwoord dat de complete voorbereiding uit het raam gegooid kon worden. Dit vond van Zijl leuk, dat loskomen van het papier en het echt de diepte ingaan met een gast.
De voorbereiding van het interview begint niet bij Van Zijl, maar bij de redactie die een eerste gesprek voert met de gast. Dat zet de lijnen uit voor het radio-interview, maar hoeft niet te betekenen dat het eenmaal on air ook precies zo loopt. Van Zijl heeft carte blanche om onverwacht kritisch te zijn tijdens zijn gesprekken. Hij is van mening dat ‘als je een goed verhaal hebt, dat je ook gebaat bent bij een kritische vraag.’
Hoe balanceert hij die kritische houding met het niet in verlegenheid willen brengen van zijn gasten? Enerzijds probeert hij niet té stekelig over te komen, en hier en daar een grapje te maken tussen de prangende vragen door. Zo stelt hij de gast op zijn gemak. Anderzijds is hij er fel op tegen om van het programma een groot reclamepraatje te maken. ‘Dan luistert er geen hond meer naar.’ En hij erkent dat de meeste gasten het ook leuk vinden om aan de tand gevoeld te worden.
Kritisch zijn is volgens Van Zijl de grondhouding van iedere goede journalist, maar het hoeft misschien niet elke dag bij ieder onderwerp. ‘Eerlijk is eerlijk, niet alles vind ik even interessant. Van de voor- of nadelen van een softwareoplossing ga ik niet een heel grootpunt maken.’
Het terugluisteren van zijn afleveringen doet hij bij vlagen, en altijd met tegenzin. Soms om zichzelf gerust te stellen als hij twijfelt over de kwaliteit van een interview, en soms om zich te ergeren aan een vergeten vraag of opmerking. Zijn vriendin en dochter zien het overigens meteen wanneer hij zichzelf terugluistert, door de grimassen die hij trekt.
Er is een aantal mensen die van Zijl graag ziet en beluistert. Winfried Baijens, Jeroen Pauw, Maaike Schoon en Marcia Luyten komen direct bij hem op. Ook zijn collega’s van BNR vindt hij goede presentatoren, maar die kan hij niet helemaal objectief beoordelen. ’Voor je het weet ga je een aardige collega ook een betere presentator vinden.’
Als ik vraag naar de vaardigheden die een goede interviewer heeft, benadrukt hij het belang van een goede voorbereiding. ‘Dat je weet, oké, zij gaat nu dit zeggen, dan zeg ik dat.’ Ook flexibiliteit, en het vermogen los te komen van het draaiboek is volgens Van Zijl belangrijk. Als hij tijd heeft voor een langer gesprek met een gast vindt hij het leuk om verschillende temperamenten aan de orde te laten komen, zodat er dynamiek in het gesprek zit.
Die voorbereiding bestaat bij Van Zijl uit veel kranten lezen. De Volkskrant, NRC, De Telegraaf en het FD passeren allemaal de revue. ‘De echte snobisten onder ons werpen ook nog even een blik op de voorpagina van The Financial Times.’ Hoewel op de hoogte zijn van het laatste nieuws van groot belang voor hem is, geeft hij toe vaak ’s avonds ‘nieuwsmoe’ te zijn, en geen puf meer te hebben voor talkshows zoals Bar Laat of Renze.
Hij is zich wel bewust van het feit dat steeds meer mensen niet meer nieuwsmoe, maar zelfs nieuws-avers zijn geworden. Als ik vraag naar zijn mening over het afnemende vertrouwen in het Nederlandse nieuws moet hij even denken, en dan vertelt hij over de meest controversiële onderwerpen van zijn programma. ‘De meeste reacties komen op items over het klimaat of integratie, en dat zijn nooit complimenten of mensen die zeggen dat we het onderwerp goed belicht hebben.’ Dit toont een toenemende mate van scepsis ten opzichte van het nieuws.
Ook geeft hij aan samen met BNR serieus bezig te zijn met diversiteit in zijn programma. ‘Als zakelijke zender spreek je bijna onherroepelijk heel veel mannen, en heel weinig vrouwen. Dan ben je dus een zender voor de zeven-vinkjesmannen’(naar het boek van Joris Luyendijk, red.).Van Zijl geeft wel eerlijk toe zelf ook zo’n soort man te zijn, en dus volgens hem ‘onderdeel van het probleem’ te zijn. Hij is zich ook bewust dat het zakelijk georiënteerde nieuws van BNR niet aansluit op de belevingswereld van veel mensen die het nieuws mijden.
Hij is van mening dat, om deze kloof te dichten, BNR wat minder nieuws ‘vanuit een ivoren toren’ moet maken. Als ik vraag of hij écht van mening is dat BNR nieuws maakt vanuit een ivoren toren twijfelt hij even. ‘Ik merkte dat ik het zei, maar ik vind het ook te makkelijk om te zeggen dat het niet zo is.’
De spanning tussen het willen creëren van zakelijk nieuws voor een zakelijke doelgroep en nieuwsmijding te willen verminderen is een lastig onderwerp voor hem. Wel vindt Van Zijl het belangrijk om ook aandacht te besteden aan diversiteit onder het personeel, omdat dit volgens hem bij BNR nog niet divers genoeg is.
Als ik vraag of hij nog droomgasten heeft die hij graag zou willen spreken heeft hij niet direct antwoord. Ik stel Dick Schoof voor, waarop hij zegt dat dit veel te saai zou zijn, aangezien de premier heel weinig écht interessants zal zeggen. ‘Vaak is het eigenlijk net de categorie daaronder, de mensen die zich wat vrijer voelen en niet op elk woordje hoeven te letten die veel leuker om te interviewen zijn dan de mensen die formeel belangrijker zijn.’ Maar een echte top-gast komt niet in hem op.
Al heeft hij niet direct een droomgast in zijn hoofd, zijn ambities voor de toekomst heeft hij wel scherp. Hij droomt van een echte scoop, ‘gewoon een keer in mijn leven een grote zaak aan het rollen brengen.’ Het ritme van BNR Zakendoen omschrijft hij als jachtig en tot op de minuut vastgelegd. Eens een grotere productie gericht op onderzoeksjournalistiek lijkt Van Zijl ook wel wat.Hij noemt het voorbeeld van Ronald Plasterk en de patentenkwestie als iets wat hem inspireert. Als hij erover spreekt krijgt hij een bijna jongensachtige glinster in zijn ogen.
En wie weet—misschien is het juist die ene onverwachte vraag, dat ene kritische moment, waarmee Van Zijl ooit zijn gedroomde scoop binnenhaalt.