“Sport is niets als de media er niet over berichten, dat beseffen veel sporters niet”
verhaal, gepubliceerd op 17 Sep 2019, door Charlotte Povel

John Volkers werkt al sinds 1989 als sportverslaggever en
-columnist bij de Volkskrant, waarvoor hij inmiddels meer sporten wel dan niet op de voet volgt. Hij begon bij een bescheiden clubblad en eindigde bij het walhalla voor schrijvende sportjournalisten. “De Volkskrant is de Eredivisie van de sportjournalistiek.”

Volkers volgde de opleiding tot gymleraar toen een ernstige voetblessure roet in het eten gooide. “Na afloop van de operatie gaf de chirurg te kennen dat mijn voet de dagelijkse inspanningen niet aan zou kunnen”, vertelt Volkers. “Ik moest dus noodgedwongen stoppen en de maanden daarna was ik echt zoekende. Uiteindelijk ben ik gaan schrijven voor een clubblad waarvan de eindredacteur op een gegeven moment naar me toekwam en zei: ‘Jij schrijft leuk, daar moet je wat mee doen!’ Zoiets is altijd leuk om te horen, maar het was nog geen openbaring. Ik had geen idee hoe en wat ik dan zou moeten schrijven.”

Het duurde echter niet lang voordat Volkers zijn eerste baan als sportjournalist beet had. Het Noordhollands Dagblad zocht een jonge verslaggever voor de sportredactie en hij werd uit zo’n honderd kandidaten gekozen. “Mijn interesse lag al bij de sport, maar voor de sportjournalistiek voelde ik dezelfde bevlogenheid. Na drie dagen wist ik dat dit het voor mij was.”

Over de vraag wat sportjournalistiek nou zo leuk maakt, hoeft hij dan ook niet lang na te denken. “Het is zo ontzettend leuk omdat je gepermitteerd nieuwsgierig kunt zijn”, meent Volkers. “Als sportjournalist moet je die nieuwsgierigheid hebben omdat sport in feite heel erg kaal is. ‘Het Nederlands elftal verslaat Duitsland met 2-4’. Dat betekent heel cru dat je zes doelpuntenmakers en de assistgevers kunt benoemen, maar dat is het dan ook wel. Om daar een interessant verhaal van te maken, moet je je verdiepen in de achtergrond, de geschiedenis en de ontwikkelingen omtrent dat duel. Bovendien schrijf je een recensie, iets heel belangrijks in de sport, want het draait allemaal om prestaties. Waarom is iemand goed? Heeft iemand een buitengewoon goede houding naar de buitenwereld en naar de verliezer? Dat is allemaal nieuwswaardige informatie die wij als media naar buiten brengen.”

Dat sport mensen fascineert, is volgens Volkers vooral een kwestie van beleving. “Sport is een belangrijk maatschappelijk verschijnsel, de sportwereld is een afgeleide van de grote wereld. Winst is mooi, verlies doet pijn, maar uit verlies kan je uiteindelijk ook weer een overwinning op jezelf boeken. Iemand overkomt een horde, doorstaat een tegenslag en komt vervolgens weer bovendrijven, zo is het in het dagelijkse leven ook”, legt hij uit.

“Daarnaast helpt het natuurlijk als iemand zelf ook van beweging houdt. In de sportjournalistiek heb je te maken met de besten in hun sportieve vak, dus als je daar oog voor hebt, maak je het mee vanaf de voorste rij. Spanning, opwinding, ongeloof, ontgoocheling, euforie, … Als sport geen emotie bij jou oproept, dan is de belangstelling er ook niet. Ook kan sport je aanspreken omdat je de souplesse of het atletisch vermogen van een sporter kunt waarderen. Het effect verschilt alleen per mens. De één roept alleen maar ‘hoera!’, de ander stelt zichzelf de vraag waarom hij blij is van binnen en schrijft dat op. Dat laatste is waar het voor een sportjournalist begint.”

Je moet een behoorlijke dosis passie voor dit vak hebben, want anders vertrek je omdat het gewoonweg te zwaar is

Na vier jaar op de sportredactie van Het Noordhollands Dagblad vertrok Volkers naar het ANP, waar hij naam maakte door zijn verslaggeving van het internationale sportcircuit en met name de Olympische Spelen. Het was de bedoeling dat hij daarna ook het WK Voetbal van 1986 zou verslaan, maar dat ging niet door omdat Nederland zich niet plaatste. Dat was een grote teleurstelling, ook voor Volkers.

“Ik heb drie verloren WK-finales meegemaakt met Nederland. In ’74 was ik een jongen die vol emotie zag dat Nederland met 2-1 verloor van thuisland West-Duitsland. Volkomen terecht, al zag ik dat toen heel anders. In ’78 was ik als piepjonge verslaggever met een chef in Buenos Aires, waar Nederland na verlengingen met 3-1 verloor van Argentinië. Tenslotte heb ik vanaf de redactie in Nederland een live blog bijgehouden van de WK-finale 2010 in Zuid-Afrika waar we – wederom na verlenging – met 1-0 verloren van Spanje. Dus ja, als er iets is wat ik graag nog zou willen meemaken, dan is dat wel een WK waar Nederland de finale haalt en ook wint, maar tegen de tijd dat dat nog eens gebeurt, ben ik waarschijnlijk al met pensioen.”

Na twintig jaar voornamelijk voetbal te hebben gevolgd, koos Volkers voor een nieuw avontuur bij de Volkskrant. Daar kon hij zich nog breder oriënteren en aan de slag gaan met een grotere sportportefeuille. Inmiddels is hij getuige geweest van maar liefst veertien Olympische zomer- en winterspelen.

“Voor de Volkskrant heb ik een heel breed palet: van atletiek tot zwemmen en van autosport tot zeilen. In 2000 ben ik volledig overgestapt naar de Olympische portefeuille en daarmee ben je dan wel even zoet. Buiten het Olympische seizoen volg ik andere grote sportwedstrijden. Zo heb ik net nog contact gehad met de manager van Dorian van Rijsselberghe omdat het WK Plankzeilen er binnenkort aankomt. Ik ken zijn entourage, dus dan vragen ze mij of ik hem vooraf nog wil spreken voor een verhaal. Nu is het zo dat hij het tegen zijn trainingspartner Kieran Badloe opneemt voor één Olympisch ticket. Deze twee heren hebben drie WK-regatta’s uitgezocht om uit te vechten wie van beiden naar de Spelen mag en dat is zeker een interessante insteek voor een verhaal.”

Over de vraag welke sporten hij het mooist vindt, moet Volkers diep nadenken. Hij vindt het uiteindelijk makkelijker om een sport te noemen die hem minder aanspreekt. “Amerikaans voetbal”, zegt Volkers stellig, “want dat wordt massaal vanaf de zijkant geregisseerd.”

Het opmerkelijkste evenement dat hij ooit meemaakte, was het Olympische Shorttrack-toernooi van Pyeongchang in 2018, waar Suzanne Schulting alle verwachtingen overtrof door in het hol van de leeuw de Olympische titel te veroveren op de kilometer.

“Zij kwam als eerste over de streep omdat de twee Zuid-Koreaansen elkaar omver duwden en de Canadese dacht dat ze Schulting niet kon pakken. Die vond een zilveren plak ook mooi en gooide vervolgens de deur dicht voor de achtervolging, waardoor Schulting soeverein naar de overwinning kon glijden. Als je deze sport een keer hebt meegemaakt, ben je voor het leven gegrepen. Elke race heeft een volkomen ongewisse afloop!”

Je moet kunnen oordelen in dit vak en dat vergt een stevige ruggengraat

Een sportjournalist moet ter plekke aanwezig zijn voor een first hand experience en dat brengt veel vlieguren met zich mee, beaamt Volkers. “Dit vak beslaat je qua logistiek behoorlijk. Je werkt zeker 45 weekenden per jaar en bent als het ware je eigen producer. Je boekt je eigen afspraken en reizen, je maakt dat je verhaal een bepaalde deadline haalt. Toch blijf je die reizen maken, want je wil echt ergens bij zijn om het zelf te ervaren en de emoties bij zowel publiek als de sporters te zien. Je kunt niet representatief schrijven over iets wat je niet zelf hebt meegemaakt.”

Veel collega’s stoppen na tien jaar met dit werk omdat het zo tijdrovend en sociaal belastend is, ziet Volkers. “Als je een relatie hebt, is de tijd die je met je baan bezig bent vaak onacceptabel voor een partner. Je moet een behoorlijke dosis passie voor dit vak hebben, want anders vertrek je omdat het gewoonweg te zwaar is.”

Zelf is Volkers al 39 jaar gelukkig getrouwd en heeft hij twee volwassen kinderen, maar zowel zijn baan als het thuisfront onderhouden, was zeker niet altijd even makkelijk. “In de jaren ’90, toen de kinderen nog heel klein waren en mijn vrouw actief was als Eredivisie-handbalster, stond er veel druk op mijn afwezigheid. Toen bestonden Skype en FaceTime ook nog niet.”

Nieuwe technologieën en de opkomst van sociale media hebben ook de sportjournalistiek behoorlijk beïnvloed. “Alles gaat sneller en makkelijker. Je volgt sporters en collega-journalisten nu op Twitter, waar je kunt zien wat ze doen en zeggen”, vertelt Volkers. “Ook volg je heel makkelijk de gebeurtenissen op alle toernooien, omdat die beelden online staan. Het nadeel is wel dat je twintig uur per dag bezig bent met wat er allemaal op die sociale media geplaatst wordt.”

Naar aanleiding van de sociale media-revolutie pasten grote kranten zoals Het AD en De Telegraaf een opmerkelijke koerswijziging toe: de focus kwam op bewegend beeld te liggen. “Hun verslaggevers staan steevast in de mixed zones om befaamde sporters te filmen terwijl ze de pers te woord staan”, aldus Volkers.

“Als jij Kiki Bertens bent, dan moet je elke keer stoppen voor anderhalve minuut quotes op vaak nietszeggende vragen, zoals ‘Kiki, hoe voelde je je toen je een set achter stond?’ Na drie, vier antwoorden ben je klaar en dan moet je naar de volgende die iets dergelijks of zelfs exact dezelfde vragen stelt. Dat is voor die sporter – tenzij je echt een uitzonderlijke sporter bent zoals Epke Zonderland, die op zeven dezelfde vragen telkens een creatief antwoord weet te geven en bovendien beleefd blijft – heel lastig. ”

John Volkers op de redactie van de Volkskrant

Op de vraag of Volkers dat zelf heeft moeten ondervinden, brandt hij meteen los. “Jazeker, laatst nog met Jorien ter Mors. Op mijn vraag antwoordde ze dat ik dat aan de NOS moest vragen omdat ze die vraag al voor hen beantwoord had. Ik heb toen uitgelegd dat ik voor een ander medium werk en wij vanwege geoblock niet konden zien wat ze aan de NOS verteld had. Ze stond me na veel gepleit toe om toch nog twee vragen te stellen.”

Uiteindelijk bleek dat dit kwam omdat haar verloofde op haar zat te wachten. Ze wilde dus zo snel mogelijk weg, wat Volkers als zeer onprofessioneel ervoer. “Zij is een topsporter die moet presteren en daarbij hoort ook dat je de pers na afloop te woord te staat. Wij informeren het publiek en het publiek is de basis van haar inkomen, want daardoor heeft zij een sponsor of krijgt ze een toelage van de KNSB of NOC*NSF. Dat had ze duidelijk niet begrepen”, legt hij uit. “Sport is niets als de media er niet over berichten en dat beseffen veel sporters niet.”

Als sportjournalist versla je en beoordeel je een sportprestatie zo accuraat mogelijk. Dat is soms leuk, maar soms ook niet. “Lieke Wevers kwam zaterdag naar me toe om me te complimenteren voor mijn verhaal over haar comeback”, vertelt Volkers. “Dat gebeurt je als journalist weinig, maar is altijd leuk om te horen. Toen bedacht ik me dat ik eerder heel hard had geschreven over haar tweelingzus, Sanne, toen die een WK verknald had en helemaal van de kaart was naar aanleiding van mijn artikel. Maar ja, dat was wel de harde waarheid, ik doe gewoon mijn werk. Je moet kunnen oordelen in dit vak en dat vergt een stevige ruggengraat.”

Sportverslaggever zijn voor de Volkskrant, Volkers ziet het als een voorrecht. “Vergeleken met andere kranten kiezen wij onze onderwerpen vrijer, proberen we iets meer buiten de agenda te opereren en hebben we betere schrijvers”, stelt Volkers resoluut. “Je moet behoorlijk veel kwaliteit hebben voordat je bij ons aan de slag mag en ik vind het schrijven – de beoordeling van wat er op het sportveld gebeurt in woorden uitdrukken – nog steeds het aantrekkelijkste aspect van de sportjournalistiek. Bij de Volkskrant zit ik dus heel goed op mijn plek.”

Volkers heeft ook nog een goede tip voor sportjournalisten in spe. “Je kunt als grijze muis tussen de journalisten gaan zitten en wachten tot anderen hun vragen stellen, maar dan ben je afhankelijk van andermans kennis. Persconferenties zijn er voor de pers om vragen te stellen, dus stel gewoon je vragen en als andere mensen daar profijt van hebben, dan is dat maar zo. Als je in dit vak serieus wil worden genomen, dien je je vragen te hebben voorbereid en als daar slechte antwoorden op komen, moet je vervolgvragen stellen. Het is schokkend, maar op dit moment zijn er veel sportjournalisten die dat niet doen, dus daar liggen kansen voor de jeugd. Neem initiatief, want dat wordt beloond!”