Sandra Korstjens: “Netwerk ontzettend belangrijk als buitenlandcorrespondent”
verhaal, gepubliceerd op 26 Oct 2020, door Thomas van den Elshout

Sandra Korstjens woont in São Paulo, de economische hoofdstad van het Brazilië van president Jair Bolsonaro, die hard bezig is de Amazone af te breken. Sandra maakte daarover de zesdelige documentaire-reeks De Amazone, maar meestal werkt ze als freelancer voor De Telegraaf en RTL Nieuws: hoe komt een buitenlandcorrespondent in Latijns-Amerika aan verhalen en personages? “Als ik voor een reportage een maaltijdbezorger nodig heb, ga ik die niet zelf zoeken.”

Foto: Renato Varoli Guimarães

Hoe ben je, als iemand die bestuurskunde heeft gestudeerd, als correspondent in Latijns-Amerika beland?

“Mijn partner, Marc Bessems, kreeg een kans om als correspondent hier aan de slag te gaan. Die moest hij grijpen. Ik was 24 jaar en ik dacht: ik ga mee. Toen heb ik een tijdje Marc meegeholpen in de productie, totdat ik zelf aan de slag kon. Eerst bij RTL, en later ook bij De Telegraaf.

Sprak je al Spaans of Portugees toen je bij RTL Nieuws solliciteerde?

“Nee, ik zat toen pas kort in Brazilië, dus leerde net m’n eerste woorden. Maar dat maakte ze niet heel veel uit. Belangrijker was dat ik op de redactie van de NOS gewerkt had, en dus al ervaring had met televisie maken. Ik kon filmpjes monteren, zelf draaien, enzovoort. Dat scheelt RTL weer een hele investering, en die taal die kwam vanzelf wel, dachten ze. Dat was ook zo. Bovendien kan je als je televisie maakt het toch allemaal nog eens rustig terugkijken als je iets niet begrepen hebt, haha.”

En nu dan ook De Telegraaf erbij. Conflicteert dat niet?

“Nee, juist niet zelfs. Ik heb het bij RTL Nieuws netjes aangegeven toen De Telegraaf bij me aanklopte, maar ze vonden het niet erg. Dat zou anders zijn geweest als het een ander televisiestation betrof, net als dat De Telegraaf het niet fijn zou vinden als ik ook voor een andere krant zou gaan schrijven. Maar omdat het twee totaal verschillende media zijn, vinden ze het juist wel handig. Ze kunnen nu de reiskosten delen als ik ergens heen moet vliegen.”

Wie bepaalt welke items jij maakt? Draag je dat zelf aan, of bellen De Telegraaf en RTL Nieuws jou juist?

“In principe gaat het zo dat ik een verhaal heb, en dat probeer te verkopen. Soms wil De Telegraaf het, soms RTL Nieuws, en soms allebei. Bij grote gebeurtenissen komt het uiteraard voor dat De Telegraaf of RTL mij bellen met het verzoek of ik er verslag van kan doen.”

Je brengt heel veel persoonlijke verhalen: waar vind je die mensen?

“Dat gaat eigenlijk via fixers. Je hebt journalisten die het zelf juist leuk vinden om personages te zoeken, maar in Latijns-Amerika is dat vaak erg tijdrovend. Ik hou liever tijd over voor meer verhalen. In Brazilië heb ik een hele goede fixer. Zij werkt bijvoorbeeld ook voor de BBC. Dus als ik graag een reportage wil maken over onderbetaalde maaltijdbezorgers, gaat zij die bezorgers voor mij zoeken.

“Terwijl als ik naar Venezuela ga, een fixer ook hele andere dingen voor me regelt. Het is daar levensgevaarlijk, dus dan zorgt mijn contactpersoon dat ik een veilige chauffeur en eten en drinken heb.”

Hoe kom je aan zo’n fixer?

In Latijns-Amerika gaat veel via sociale media, dus bijvoorbeeld dankzij een Facebookgroep. Maar het kan ook via je netwerk of andere journalisten zijn. Zo heeft Marc wel eens voor een reportage in Mexico een lokaal medium gebeld, die wilden hem wel helpen. Heel handig, want die zijn goed ingevoerd en hebben alle contacten al.”

Naast je werk voor De Telegraaf en RTL Nieuws heb je onlangs ook voor de NPO de documentaire-reeks De Amazone gemaakt, waarin je aan de hand van persoonlijke verhalen de problematiek over het regenwoud belicht. Was dat ook jouw idee?

“Nee, dat is iets anders gegaan. Het was een idee van de researcher van het programma, Adelheid Kapteijn. Die had het idee al langer, en de productiemaatschappij, De Haaien, was er enthousiast over. Als de publieke omroep het allemaal heeft goedgekeurd, gaan ze op zoek naar een presentatrice die Spaans en Portugees kan. Ik werd samen met een paar anderen uitgenodigd een screentest te doen.

“Uiteindelijk werd mij verteld dat ik het programma mocht gaan presenteren. Een unieke kans. Samen met het team ben ik zes keer tien dagen op reis geweest, naar vijf verschillende landen.”

Hoe ziet dat team er eigenlijk uit?

“We hadden een erg klein team, vier mensen maar: een cameraman uit New York en de regisseur en researcher uit Nederland. En ik natuurlijk. Soms waren er nog wat lokale fixers bij, maar dat was het wel.”

Hoeveel is er van zo’n serie dan ‘gefixt’?

“Best veel, stiekem. Het is een beetje een mix: een deel is geproduceerd, en een deel zijn dingen die we onderweg vinden. Maar voornamelijk geproduceerd hoor. Onze researcher reist dan een week eerder al naar de locatie, om te kijken of de gevonden mensen wel écht een interessant verhaal hebben. Zij doet zo’n reis dus eigenlijk twee keer.

“En dan nog gaat het wel eens mis. Bij de aflevering over Suriname was er iemand die kennelijk niet helemaal begrepen had dat er gefilmd zou worden. Die haakte af. Dan moet je last-minute nog op zoek naar vervanging. Uiteindelijk hebben we toevalligerwijs iemand anders gevonden die echt fantastisch was, en nu met een heel boeiend verhaal in de serie zit.”

Je interviewstijl in De Amazone is, ondanks dat je het niet per se eens bent met de geïnterviewde, heel vriendelijk. Kies je daar bewust voor?

“Zeker. Je moet daarbij ook begrijpen dat Hollandse directheid niet echt werkt in Latijns-Amerika. Voor een continent waar zoveel conflicten zijn, zijn mensen zelf toch opvallend conflict-vermijdend. Het is daarnaast ook wat anders als je een houthakker interviewt dan wanneer je tegenover een politicus als Bolsonaro zou staan. Je moet je toon wat aanpassen.”

Je noemde president Bolsonaro als voorbeeld. Was je als correspondent niet stiekem ook een beetje blij toen hij verkozen werd, omdat het je in ieder geval veel verhalen op zou leveren?

“Nou, m’n eerste reactie was die van Sandra die in Brazilië woont, en denkt “oh mijn God, wat overkomt me nu”. Tijdens mijn werk blijf ik objectief, maar dat betekent natuurlijk niet dat ik privé geen mening heb. Ik mag hier zelf niet stemmen, maar ik woon hier wel, mijn dochter is zelfs Braziliaans omdat ze hier geboren is. Dat wint dan wel even op zo’n moment. Maar ja, eerlijk toegegeven, het heeft ons financieel wel voordeel opgeleverd.”

Nog even terugkomend op het werk als freelancer: je bent er zelf natuurlijk met een aardige basis ingerold, maar heb je nog tips voor beginnend freelancers?

“Ik kan niet voor freelancen in het algemeen spreken, maar wel voor buitenlandcorrespondenten. Bouw een netwerk op, dat is heel belangrijk. Ga stage lopen, diensten draaien op een redactie, zorg dat ze je kennen. De journalistiek is echt een ons-kent-ons-wereldje. Dat is misschien niet goed, maar zo is het wel. Als jij mensen op de redactie kent, en ze vertrouwen je, heb je heel wat meer kans van slagen als je een idee bij ze pitcht.

“Ook is het tegenwoordig heel belangrijk om multimediaal te zijn. Als jij kan schrijven, fotograferen én een goed verhaal kan vertellen op de radio, ben je ineens heel aantrekkelijk voor een medium. En als dat niet werkt, kan je altijd naar een land gaan waar nog niemand zit, maar wél interessante verhalen zijn. Venezuela bijvoorbeeld, al zou ik je dat niet aanraden.”

Heb je zelf nog dromen in de journalistiek?

“Eerlijk gezegd niet. Ik ben heel blij met wat ik tot nu toe heb mogen doen, daar heb ik veel geluk bij gehad. En je moet natuurlijk gewoon elke kans die langskomt grijpen, dat heb ik wel gedaan. Maar echt één groot doel heb ik niet, nee. Op de lange termijn zou ik misschien wel weer terug willen naar Nederland. Wij zijn echte familiemensen, en daar zitten we nu erg ver vandaan.

“Wat betreft werk ben ik wel benieuwd wat voor moois er nog op mijn pad komt. Mooie journalistieke en menselijke verhalen maken doe ik het liefst en die zijn gelukkig overal wel te vinden.”