Ruttens beeld van de politieke journalistiek was beïnvloed door Joris Luyendijks boek Je hebt het niet van mij, maar… “Ik was de politieke journalistiek gaan zien als een mediacircus. Met weinig verdieping, maar wel een enorm grote rol in het aanjagen en opblazen van spektakel.”
Hij besloot, ondanks zijn scepsis, te solliciteren bij Guus Valk, chef politiek van NRC. In wat Rutten omschrijft als ‘een raar gesprek’ werd hij niet alleen geïnterviewd, maar stelde hij ook zelf vragen. Hoe zorg je ervoor dat je geen speler wordt in dat circus? Hoe voorkom je dat je meegaat in die spektakel-journalistiek?
“Ik denk oprecht dat als Guus daar niet had gezeten, ik er heel anders uit was gekomen.” Valk was na correspondentschappen in de Verenigde Staten en Israël als geen ander bekend met de rol van de media in gepolariseerde landschappen. Hij gaf Rutten mee dat de truc niet zozeer is om te ontkennen dat je een rol hebt in het mediacircus, maar je daar juist heel bewust van te zijn.
Tijdens zijn eerste Provinciale Statenverkiezingen, in 2019, kreeg Rutten direct de kans dit advies in de praktijk te brengen. Aan hem de taak om Forum voor Democratie te volgen, wat hij tot op heden doet. Dat Thierry Baudet dat jaar een daverende overwinning zou boeken, wist toen nog niemand. “Collega’s dachten dat andere partijen gingen winnen en zijn die gaan volgen. Dat Forum voor mij overbleef, was eigenlijk een echte toevalstreffer.”
Het antwoord op de vraag hoe Baudet “echt” is, heeft Rutten nog niet. “Als hij op een congres in het voorbijgaan mijn coltrui complimenteert, weet ik niet of dat zijn informele zelf is of een manipulatieve poging om mij een richting op te duwen. Om zo’n interactie te begrijpen voelt het alsof ik een beetje een psycholoog moet worden. En ik heb geleerd dat zelfs psychologen nooit mensen moeten psychologiseren die ze niet onder behandeling hebben. Hoe meer mensen ik spreek, hoe meer kanten ik van hem leer kennen en hoe moeilijker ik het vind om hem in te schatten. Als je iets niet weet, moet je het volgens mij gewoon open houden. Door te zeggen dat de ene bron dit zegt en de ander bron dat.”
Meningsvorming laat hij aan het publiek over. Lezers laten Rutten regelmatig in mails weten dat hij scherper en kritischer moet berichtgeven over FVD. Dat is volgens hem niet de oplossing. “Ik ben er heilig van overtuigd dat als je opschrijft wat zo’n partij zegt, de lezer zelf een oordeel kan vellen.”
Rutten probeert vaak het verhaal achter het verhaal te zoeken. “Als politiek journalist kijk je niet vanaf het balkon met een verrekijkertje naar het toneel. Je staat zelf op het toneel. In plaats van te ontkennen dat ik op het toneel sta, wil ik laten zien: dit is het toneel en dit is hoe het werkt.”
Luyendijk droomt in zijn boek van een Den Haag zonder politiek journalisten. Misschien een of twee, die een blik op de Kamer werpen. In deze utopie bestaan slechts departementale redacteuren die ministeries volgen. Deels snapt Rutten, zelf voornamelijk departementaal redacteur, dat idee. “Ik vind het leuk om voor Financiën de numbers te crunchen en in documenten te duiken.”
Toch kan volgens hem het ‘puur politieke’ niet aan politieke verslaggeving ontbreken. “Wil je uitleggen waarom er decennialang geen nieuwe pensioenwet kwam, totdat Wouter Koolmees een slimme alliantie smeedde, dan moet je begrijpen hoe macht werkt. En macht is een heel politiek verhaal.”
De politieke journalistiek is informeler en laagdrempeliger dan Rutten vooraf had verwacht. “Je gaat lunchen in het kamerrestaurant en de spindokter van het CDA schuift aan. Je begint over een vakantie of over zijn lokale kerk en voor je het weet praat je over de verkiezingsstrategie.” Om daar doorheen te prikken stelt Rutten zichzelf altijd de vraag: ‘Waarom krijg ik deze informatie nu?’
“Je moet je bewust zijn van de rol van de ander én van je eigen rol. Ze benaderen mij niet omdat ze me nou zo’n aardige vent vinden. De dag dat NRC niet meer op mijn visitekaartje staat, nemen ze echt niet meer op. Ik snap wat hun eigen belang is. Maar dat je verschillende belangen hebt, neemt niet weg dat je samen tot iets kunt komen.”
Dat mensen wantrouwend zijn geworden richting de politiek, begrijpt hij. “Mensen zien dat ze niet de kansen krijgen, die anderen wel krijgen. Ze zien dat de wereld doordraait, maar dat zij niet meekomen. En daar krijgen ze geen duidelijke verklaring voor.”
De Toeslagenaffaire en het Groningse gas zijn volgens hem duidelijke voorbeelden van een vaker voorkomend probleem. “Politici vermijden keuzes, politiek schade vrezend, bang om het vertrouwen van de kiezer kwijt te raken. Vervolgens treffen ze niet de broodnodige maatregelen, tot ze geen enkele weg meer terug hebben en alleen nog maar met de botte bijl te werk kunnen gaan.”
Ook in het functioneren van ministeries merkt hij dit. Op het ministerie van Financiën sprak hij ambtenaren die zich genoodzaakt voelen de minister te beschermen. “Mensen zijn zo bang om gepakt te worden op een verhaal, dat ze nog minder gaan doen. Tijdens de Toeslagenaffaire liet bijvoorbeeld een minister merken dat hij niet wilde dat bepaalde documenten op zijn bureau kwamen. Zodat later niet naar buiten zou komen dat hij ze wel of niet had gelezen.”
Op de vraag of hij er cynisch van wordt, heeft Rutten geen eenduidig antwoord. “Het frustreert wel. Maar ik ben altijd wel blij als het me frustreert, dan weet ik dat ik er nog om geef.”
“Soms verrast het me bijna als ik een verhaal opschrijf waarvan ik zelf positief ben.” Toen hij een stuk schreef over de Nederlandse aanpak van belastingontwijking bijvoorbeeld. “Die aanpak is jarenlang terrible geweest. Toen ik opeens achter positief nieuws kwam, merkte ik dat ik daar bijna van schrok. Het voelde heel raar om dat stuk te schrijven.” En dus deed hij navraag bij personen die alle reden hadden kritisch te zijn, Europarlementariërs en een professor Belastingrecht. Maar ook zij bevestigden.
Het was een leerles in kritisch blijven, ook naar jezelf. “Je moet je er niet vies bij gaan voelen als iets anders blijkt te liggen dan je dacht. Als je stukken zo gaat schrijven dat je nooit meer nieuwe inzichten hebt, denk ik dat het een tijdje genoegzaam voelt, maar je echt je scherpte verliest.”