Ik ben een beetje vroeg voor onze afspraak, als ik de redactie van LINDA. binnenwandel. Ik tref Karin daarom in de keuken aan, waar ze nog even snel de vaatwasser staat in te ruimen. Een hoofdredacteur die aan tafel heeft gezeten met Anna Wintour, maar op haar kantoor gewoon de huishoudelijke klusjes doet. Dit tafereel is een soort “patat met champagne”, een symbolische tegenstelling die als rode draad door de carrière van Karin lijkt te lopen. Binnen de felroze muren van haar kantoor vertelt Karin mij alles over haar loopbaan in de tijdschriftenwereld.
Wist je eigenlijk altijd al dat je de tijdschriftenwereld in zou gaan?
“Nee, zeker niet. Ik zat op de kunstacademie en ben uiteindelijk afgestudeerd op styling. Ik was veel meer bezig met presentatie. Ik denk in plaatjes, in verhalen. Maar voordat ik als stylist aan de slag zou gaan, wilde ik eerst uitzoeken waar ik dan graag zou willen werken. Ik had daarom een stage als filmstyliste en bij het maandblad Elle. Maar op de eerste dag bij Elle, dacht ik: dit wil ik. Al moet ik hier de rest van mijn leven toiletten schoonmaken, helemaal prima. Het gevoel van die magie van zo’n tijdschrift op zo’n redactie, dat heeft me zó geraakt.”
Zag je jezelf daar ook meteen als hoofdredacteur?
“Nevernooit. Ik wilde niet eens chef worden. Ik werkte eerst als moderedacteur bij het tijdschrift Yes en dacht dan altijd als ik mijn chef zag: kijk haar zitten met al die mappen, de hele dag vergaderen over budgetten. Ik wilde lekker in mijn autootje op pad om shoots te maken. Maar toen diezelfde chef ziek werd, ben ik heel natuurlijk haar plek over gaan nemen. Ik heb van nature een groot verantwoordelijkheidsgevoel. Spelenderwijs kwam ik erachter dat ik net zoveel plezier had in het uitzetten van een shoot, zonder dat ik hem zelf maakte. Zo ging het eigenlijk heel organisch.”
En daarna werd je adjunct-hoofdredacteur bij Libelle.
“Ja, maar ook pas later. Ik was eerst redactiemanager en ben heel natuurlijk doorgegroeid in de positie van adjunct-hoofdredacteur. Je kan ook niet zeggen: ik word morgen hoofdredacteur. Je leert het vak door keihard te bikkelen, meedoen met het team, losse eindjes op te pakken en af en toe ook gewoon de vuilniszakken op te ruimen.”
Toch lijkt die rol als hoofdredacteur je op het lijf geschreven. Na de Libelle krijg je zelfs de kans om twee nieuwe bladen in Nederland op de kaart te zetten, Glamour en Vogue.
“Ja, dat zijn wel twee hele bijzondere momenten in mijn carrière. De Franse Glamour was mijn inspiratie titel toen ik nog op de academie zat. Toen ik gevraagd werd door een headhunter en ik ’s avonds naar huis reed, dacht ik alleen maar: wauw, dat ík dat mag doen. Maar zelfs in die positie heb ik veel geleerd. Vogue en Glamour zijn allebei titels van Condé Nast. Daar zaten vrouwen als Anna Harvey, waar ik elke maand mijn tijdschrift naartoe stuurde. Ik kreeg dan een soort rapport terug. Ik wou dat ik die rapporten nog had, daar zou je nu een mooi boek van kunnen maken. Een soort ‘How to make a magazine’. Na de Nederlandse Glamour, wilde Condé Nast ook een Nederlandse Vogue. Toen dacht ik: als Vogue naar Nederland komt, ga ik dat doen. Ik was bang dat iemand anders dat zou verprutsen.”
Hoe vertaal je zo’n internationale titel naar de Nederlandse markt? Wat was jouw specifieke visie?
“Nederlandse Glamour is als patat met champagne. Prada meets Zara. Ergens heel down to earth, maar dan wel met een flinke dosis glamour. En Vogue was eigenlijk het volwassen vervolg. Ik wilde een paspoort maken richting de mode. Het moest er knap uitzien, maar wel toegankelijk zijn.”
Is dat ook wat de Karin Swerink stempel typeert?
“Dat denk ik wel. Wat bijvoorbeeld te gek was, was het feest in het Rijksmuseum ter viering van vijf jaar Vogue. We zaten daar aan tafel met de Nederlandse high society voor de Nachtwacht. Heel chique, maar ik houd altijd wel van een tegenstelling. Er moest iets geks gebeuren. Eerst kwam zangeres Sevdaliza heel integer optreden, maar daarna kwam René Froger en hebben we met alle topmodellen de polonaise voor de Nachtwacht gedanst. Dat is eigenlijk ook patat met champagne, maar dan op de Vogue manier.”
Sinds 2019 ben je hoofdredacteur van weer een heel ander blad, LINDA. Hoe was die overstap voor jou?
“Waar ik bij Glamour en Vogue mijn eigen toko kon bouwen, kwam ik hier in een heel stabiel team. De dynamiek is heel anders. Vogue was een zachte omgeving en hier vond ik de mensen heel uitgesproken met felle humor. Bij Vogue kon ik bijvoorbeeld roepen: ‘Ik wil roze’, en dan deden we roze. Bij LINDA. vragen ze: roze? Hoezo roze? We doen nooit roze? Ik moet hier op een hele andere manier mijn plek zoeken. Maar ik vind LINDA. fantastisch.”
Wat maakt LINDA. dan zo fantastisch?
“Emotie, herkenning in combinatie met humor en kwalitatieve journalistiek, daar zit voor mij de magie. LINDA.is wat dat betreft eigenlijk een mix van Vogue en Libelle. Vogue vanwege de kwaliteit en Libelle, omdat het toegankelijk is voor heel Nederland. Wat ik zo leuk vind is dat we bij Vogue bijvoorbeeld helemaal over the moon konden zijn als we een interview hadden geregeld met Nicolas Ghesquière. Maar niemand weet wie dat is. Ja, modeliefhebbers weten dat hij de ontwerper is bij Louis Vuitton. Bij LINDA. ben ik blij als we Yves Berendse kunnen strikken. En daar maken we Nederland ook blij mee.”
Toch bestaat het leven van een hoofdredacteur niet alleen maar uit polonaises in het Rijksmuseum. Wat als we teruggaan naar de basis van het hoofdredacteurschap, hoe ziet een normale dag eruit?
“Ja, dan zit ik vooral eindeloos te vergaderen. Nadenken over het nieuwe nummer en discussies voeren. Wat komt erin? Wat is de invalshoek? Oh, Yves Berendse kan niet, dan moeten we Joling maar bellen. Nee, Gerard Joling is te plat. Zo gaat dat heen en weer.”
Best ironisch dat jij nu toch degene bent die de hele dag zit te vergaderen.
“Ja ergens wel, maar the magic happens there. Ik vind het heel leuk om creatief te brainstormen. En ik voer natuurlijk ook gewoon functioneringsgesprekken en budgetgesprekken. Dat laatste is soms nog wel een dingetje. Ik geef vaak iets te veel geld uit. Maar goed, ik zit hier om mooie dingen te maken en mooie dingen kosten geld. Als je margarine koopt wordt de appeltaart nooit lekker, denk ik dan. Dan maak ik liever één keer echte appeltaart en dan eten we de keer erna maar weer een biscuitje.”
Wat is een grote misvatting over jouw functie?
“Iedereen denkt dat het is zoals The Devil Wears Prada. Dat is het niet. Ik kan best naar de muur lopen en alles eraf trekken wat ik niet goed vind, maar dan komt de artdirector en die hangt alles gewoon weer op. Het idee van één machtig iemand als baas past ook niet bij mij. Er zullen vast hoofdredacteuren zijn die het zo doen, maar ik geloof in samenwerken. Ik wil juist een team inspireren en elkaar motiveren om iets moois te maken. Mijn Vogue tijd was misschien wel iets meer als in de film, met het reizen en de shows. Maar dan ben je uiteindelijk nog Vogue Nederland en rijd je niet in een zwarte limo door Parijs, maar ga je gewoon met de metro.”
Maar jouw visie als hoofdredacteur is wel leidend, neem ik aan.
“Nou ik ben natuurlijk wel eigenwijs, dus het gebeurt echt wel zoals ik het wil. Maar ik wil iedereen wel meekrijgen in dat idee. Dat is denk ik ook de kunst van het vak. Als ik bijvoorbeeld Linda de Mol in een bikini op de cover wil en iedereen zegt dat gaat ze nooit doen, dan denk ik: dat zullen we nog wel eens zien. En dan kan ik toch een manier vinden waarbij Linda de Mol denkt: ja dat vind ik eigenlijk best een goed idee.” Ze heeft het gedaan? “Ja, ze heeft het echt gedaan.”
Met al deze tijdschriften op je cv, is er nog een ander merk waar Karin graag haar stempel op wil drukken?
“Ik kan dit echt nog wel een paar jaar doen. Of het moet een heel obscuur, klein blad zijn. Er is een film, waar ik altijd de titel van vergeet, waarin een meisje van een soort knip en naai tijdschriftje een Martha Steward magazine maakt. Dat zou ik misschien nog wel grappig vinden, een heel obscuur vogeltijdschriftje vinden en dan daar wat van maken. Maar dat is misschien ook meer een hobby voor na mijn pensioen. Ik ben nu ook 56 en ben de komende jaren nog niet klaar met content maken voor LINDA.”
Heb je nog advies voor beginnend journalisten of hoofdredacteuren in spe?
“Heel veel doen, heel veel durven. Van fouten leer je het meest. Ik heb het meest geleerd van de nummers die slecht verkocht werden. Het is het no guts no glory principe. En je moet niet bang zijn om hard te werken. Ik heb een hekel aan stagiaires die zeggen: ‘ik moet nu weg, want ik heb een yogalesje’. Business is business. Maar zorg er wel voor dat je comfortabel werkt. Hard werken betekent niet dat je niet ook hard kunnen lachen. Je kan wel op de redactie van een grote krant werken, maar als daar de mensen heel ijzig zijn, kan je beter op de redactie van de Leidse courant gaan werken.”
Of op de redactie van dat obscure vogeltijdschriftje? “Bijvoorbeeld. Ambitie is belangrijker dan ego.”