Journalist en schrijver Maartje Willems: “Ik weet nog steeds niet of het goed is, maar ik ga het wél afmaken”
verhaal, gepubliceerd op 27 Feb 2025, door Carmen Brouwer

We troffen elkaar in de Coffeecompany in Rotterdam. Maartje slaat mijn aanbod om haar gemberthee te betalen af en vertelt met twinkeling in haar ogen over haar werk bij het nieuwe VPRO-programma Yous & Yay in het wild: “Ik vond het geweldig om in die redactie te zitten. We hadden een scène bedacht met een stand-in Tommy Wieringa in een speedboot.” Hoewel Willems een journalistieke duizendpoot is – ze schrijft, interviewt, onderzoekt, edit audio én video – heeft ze er lang over gedaan om de woorden ‘ik ben journalist’ over haar lippen te krijgen: “Mensen sneuvelen in dit vak, om het zo te zeggen. We zijn allemaal journalist en we zijn allemaal kritisch, dat is ons werk. Maar journalisten zijn ook kritisch naar elkaar.”

Maartje Willems voor de Rotterdamse bioscoop Cinerama. Foto: Carmen Brouwer

Wat is het leukste aan journalist zijn? 

Ik hou heel erg van het puzzelen: het in elkaar zetten van een verhaal. Het leukste aan het maken van een rapportage is dan ook het voorbereidende werk, het uitpluizen van alles wat voorafgaat aan het maken van een verhaal. Het uitwerken kost me soms wat meer moeite omdat je dan het allerleukste al hebt gehad. Maar als ik dan weer bezig ben, vind ik het heel leuk om alle puzzelstukjes in elkaar te laten passen. Nadat het persbureau waar ik aan het begin van mijn carrière werkte failliet ging, kreeg ik zin in een artistieke uitbarsting: minder zakelijk, iets creatiever. Ik ken alle journalistieke codes, maar ik heb altijd een enorme behoefte gehad om creatief te zijn in mijn werk. 

Hoe geef je dat verlangen vorm? 

Ik ben nu bezig met mijn eerste roman. Hoewel een roman een compleet nieuwe vorm voor me is, wil ik er graag beter in het creatief schrijven worden. Er is niks zo gek als de realiteit, maar toch kloppen die verhalen altijd. Bij het verzinnen van een verhaal is dat anders: ik kan het allemaal zelf altijd verklaren, maar het moet vooral duidelijk zijn voor de lezer. Dit vind ik eigenlijk het allerleukste om te doen: iemands verhaal vertellen. Dat doe ik ook in deze roman. Ik ben al op de helft, maar ik heb ook echt een paar hele slechte stukken geschreven – dat is echt geen valse bescheidenheid. Ik weet nog steeds niet of het goed is, maar ik ga het wel afmaken.

Het verlangen naar het schrijven van verhalen en het puzzelen zijn eigenschappen die goed bij dit vak passen. Heb je altijd al gedacht: ‘Later word ik journalist?’ 

Ik wist niet wát ik precies wilde, maar ik wist wel dat ik niet in een serieuze mensenwereld met echte banen en dingen als targets terecht wilde komen. Ik was vroeger breed geïnteresseerd, ook in dingen waar ik niet per se goed in was. Toen ik aan mijn scheikundedocent vroeg of het een goed idee was om wat bètavakken te volgen, lachte hij me keihard uit in mijn gezicht, tot ik het lokaal verlaten had. Hoewel ik toen al interesse had in de journalistiek, wilde ik eerst liever een vak studeren. Toen ik tijdens mijn studie Nederlands mijn interesses wilde uitbreiden, leek het me leuk om vakken bij de opleiding Frans te volgen. “Als je dat niet alleen maar wilt omdat je leuke chansons mee wil zingen”, was zijn reactie op mijn verzoek. Die opmerking is altijd bij me blijven hangen. Destijds reageerde ik heel inhoudelijk op die opmerking, maar later werd ik steeds kwader. Waarom zegt zo’n man dat? 

Ik ken alle journalistieke codes, maar ik vind het geweldig om mijn eigen verhalen te bedenken

Hoe was het om in de journalistiek te beginnen?

Vroeger werd ik op mijn werk vaak als een (VPRO)meisje gezien. Dat kwam niet alleen door de ander, het kwam ook door hoe ik mezelf opstelde. In het begin wist ik niet of ik dit werk lang vol zou kunnen houden. Mensen sneuvelen, om het zo te zeggen. We zijn allemaal journalisten en we zijn allemaal kritisch, dat is ons werk. Maar journalisten zijn ook kritisch naar elkaar. 

Ben je ook kritisch naar jezelf? 

Opmerkingen die ik voor en gedurende mijn carrière naar mijn hoofd geslingerd heb gekregen – bijvoorbeeld toen een eindredacteur weigerde om tegen me te zeggen wat er precies fout was aan mijn stuk, ik moest de fouten er zelf maar uit vissen – zitten ergens heel diep ingebakken. Daardoor heb ik wel altijd het idee dat ik moet laten zien dat ik mijn werk heel serieus neem en geen flierefluiter ben. Ik heb er lang over gedaan voordat ik volmondig kon zeggen dat ik journalist ben. Daarvoor zei ik “ik ben redacteur” of “ik werk daar”.  

Waar kwam dat vandaan? 

Ik had het idee dat, om een echte journalist te worden, het van jongs af aan je grote droom moest zijn om journalist te worden. Vroeger wist ik niet dat ik journalist wilde worden, maar ik ben wel altijd op mijn eigen manier met journalistiek bezig geweest. Ik interviewde als kind bijvoorbeeld vaak vriendinnetjes, en was ik veel aan het schrijven in dagboeken. Die gedachte, dat je ergens altijd al op een bepaalde manier mee bezig geweest had moeten zijn voordat je het mag worden, was ook sterk aanwezig op de toneelschool waar ik vroeger auditie voor heb gedaan. Je moest daar toneel ademen en leven. Als ik nu terugkijk, dan denk ik: dat deed ik – maar niet op hún manier. Ik kwam uit een dorp in Brabant, dus ik ging helemaal niet naar het theater, dat zat niet in mijn wereld. Ik keek films. Ik keek alle films die ik maar kon vinden. Ik nam bijvoorbeeld Duits-gesproken films op, waarbij ik ging uitpluizen hoe ik de nasynchronisatie eruit kon halen.

Foto: Carmen Brouwer

In de theaterwereld voelde je je niet op je plek. Was dat anders toen de de journalistieke wereld betrad?

Vroeger werkte ik op een redactie waar ik me niet thuis voelde. Ik had een totaal andere achtergrond en politieke kleur dan mijn collega’s in Amsterdam, dus ik vond dat ik er niet bij hoorde. Ik had het gevoel dat ik van geluk mocht spreken dat ik daar überhaupt mocht werken. Een van mijn collega’s had een heel andere instelling dan ik: ‘Jullie behandelen me normaal, want anders ben ik hier weg’, was haar credo. Ik heb er heel lang over gedaan om die instelling te krijgen, om te leren denken dat ik kan leren van kritiek, en dat ik niet meteen ontslag hoef te nemen als ik iets verkeerd doe.

Vroeger wist je helemaal niet wat je wilde worden. Heb je nu een duidelijk beeld van de richting waar je op wilt? 

Ik laat me graag verrassen, maar weet wel geval zeker dat ik mijn boek ga afmaken. Ik zou ook graag een documentaire willen maken over vrouwenhaat. Ik vind het belangrijk om dat soort ‘passies’ te koesteren. Nou ja, ‘passies’ …. Ik zie schrijven als mijn werk. Het is meer dan een hobby. Dat komt deels doordat ik vroeger voor veel klussen te weinig betaald heb gekregen. “Het is toch leuk?” zeiden mijn leidinggevenden dan, als excuus voor het lage loon voor het interviewen van een filmster. Door dit, wat jij misschien een hobby zou noemen, als werk te beschouwen, komt het in ieder geval wel af. 

Als je het onderscheid tussen werk en hobby anders ziet dan anderen, zie je de verdeling tussen je werk- en privéleven ook anders?

Ja, ik werk ook in de weekenden. Om tijd te hebben voor dit gesprek heb ik bijvoorbeeld gisteren, op zondag, gewerkt. Daar heb ik totaal geen problemen mee. Toen ik bezig was zei mijn vriend, die zelf ook aan het werk was, “Je moet ook nog even ontspannen!”. Maar ja, dan staat daar weer druk achter. Dit is ook wel het fijnste aan freelancen. Als ik even vastzit ga ik gewoon een rondje lopen. Dat zou niet kunnen wanneer je als chirurg in de operatiekamer staat. Dan kan je echt niet zeggen: “Sorry, het lukt me niet, ik ga even tennissen met de buurman!”.