‘Euro 7’-norm, mededingingsrecht, Digital Markets Act, niet per se de woorden die je op een dagelijkse basis hoort. Voor NRC-journalist Clara van de Wiel (36) zijn het echter geen onbekende. Als Europese Unie-correspondent vertaalt zij de grote verhalen van Europa naar de Nederlandse lezer.
Een ver-van-je-bed-show. Zo wordt de Europese Unie nog vaak gezien. Toch worden grote delen van de Nederlandse wet- en regelgeving niet in Den Haag maar in Brussel gemaakt. Met 27 lidstaten, 705 Europarlementariërs (waarvan 29 Nederlandse) en 60.000 ambtenaren is er elke dag een heleboel aan de gang in de Europese Wijk van Brussel (of soms die van Straatsburg of Luxemburg).
Als enige EU-correspondent van de NRC is het aan Clara van de Wiel de taak om alle Europese processen, beleidsstukken en politieke deals inzichtelijk te maken voor de Nederlandse krantenlezer. “Ik ben natuurlijk gezegend met een krant die relatief veel aandacht heeft voor Europa in de Nederlandse media.”
Met haar standplaats in Brussel leeft en werkt Van de Wiel in een unieke, internationale omgeving omringd door vele journalisten, politici, beleidsmakers en lobbyisten uit alle landen van de EU. Dat zorgt voor een bijzondere journalistieke ervaring.
Van Brussel wordt vaak gezegd dat het een bubbel is. Dat iedereen elkaar kent. Is dat echt zo?
Van de Wiel glimlacht en vraagt: “En wat bedoel je dan met bubbel? Wat is je beeld ervan?”
Aan de ene kant hoor je vaak over de brede Brusselse bubbel van lobbyisten, politici, ambtenaren en journalisten. Aan de andere kant schijnt ook de relatief kleine groep journalisten een hechte groep te zijn. Dus is het echt zo’n kliekje?
“Ik denk sowieso dat dat van die brede Brusselse bubbel erg waar is. Brussel is natuurlijk een hele grote stad. Veel groter dan steden in Nederland. Maar binnen de stad is iedereen die te maken heeft met de EU wel echt een clubje. Het speelt natuurlijk allemaal in een heel specifiek deel van Brussel. Het is een hele internationale omgeving, maar het is soms ook wel een beetje, ons kent ons. Dus die bubbel is er zonder meer. Overigens is dat ook wel te vergelijken met wat zich in Den Haag rond het Binnenhof afspeelt.
“Het is wel een omgeving waar je je informatie bij elkaar moet scharrelen.”
“Onder journalisten is dat ook zo. Tussen de Nederlandse journalisten zijn de contacten gewoon heel goed. Je spreekt elkaar veel, dat doe je trouwens ook met internationale collega’s. Dat heeft denk ik verschillende redenen. In Den Haag, waar ik ook een tijdje heb rondgelopen, is het veel competitiever. Daar is iedereen heel erg op zoek naar scoops. Elkaar de loef afsteken. Maar hier zijn er gewoon minder scoops. Wat hier wordt gezien als nieuws, is voor de NRC-lezer niet per se nieuws. Want die snappen eigenlijk niet waarom het dan nieuws zou zijn. Dus je bent als journalist veel meer bezig met dingen uitleggen en analyseren dan dat je er op uit bent om iets als eerste te hebben. Dat betekent ook dat de collegialiteit onder journalisten veel groter is. Als je een keer een briefing hebt gemist dan worden de bandjes of aantekeningen gewoon doorgestuurd.
“Dat is ook onder internationale journalisten het geval. Als journalist kun je nooit alle discussies in 27 lidstaten volgen. Ook daar help je elkaar. Ik heb bijvoorbeeld best wel wat collega’s die mij af en toe vragen: ‘Hoe zit het nou met die boeren bij jullie?’; ‘Kun je me nog eens uitleggen, wat is die BBB?’ of ‘Hoe gaat het met Frans Timmermans?’. Dat vind ik ook leuk aan het werk hier. Dat je veel met collega’s samenwerkt en de collegialiteit heel groot is.”
Op dat ‘ons kent ons’ is in Den Haag maar ook in Brussel ook regelmatig kritiek. Wat vind je ervan dat het zo’n bubbel is?
“Ik denk niet dat je daar helemaal aan ontkomt. Als je elkaar vaak ziet en met dezelfde onderwerpen bezig bent, dan ontstaat dat automatisch. Ik denk wel dat dat voor een buitenwereld het idee kan wekken dat het een beetje afgezonderd is van de werkelijkheid. Dat iedereen hier maar met elkaar bezig is. Als journalist van een grotere Nederlandse krant moet je daarom ook wel voortdurend bezig zijn met een vertaalslag maken naar de buitenwereld. Door te laten zien waarom het ertoe doet voor lezers en wat het zegt over welke kant Europa uitgaat. Dus het is leuk, het is gezellig. Sinds ik hier een kind heb kom ik hier ook gewoon mensen uit de bubbel in de speeltuin tegen. Maar het is ook goed om te blijven bedenken dat de wereld groter is dan Brussel.”
Hoe ben je eigenlijk in Brussel terecht gekomen?
“Ik werkte in 2019 gewoon in vaste dienst bij NRC. Mijn voorganger in Brussel, René Moerland, die werd hoofdredacteur van NRC. Dus die was echt heel abrupt weg. Toen moest er iemand nieuws naar Brussel. Ze hebben mij toen gevraagd of ik wilde solliciteren. En dat heb ik gedaan. Maar om heel eerlijk te zijn, wist ik op dat moment heel weinig van Europese politiek. Ik kon nauwelijks de Europese Raad, het Europees Parlement en de Commissie van elkaar onderscheiden. Dus dat was vrij plotseling voor mij. Ik heb ook echt veel moeten leren in het begin. Tegelijkertijd wist ik wel dat ik Brussel een leuke stad vond. Ik was er wel eens geweest. Een vriendin van mij woonde hier. Dus ik wist dat dat me heel leuk leek. Het correspondentschap vond ik heel leuk. Ik had natuurlijk ook wel wat ervaring met politieke verslaggeving. Dus bij elkaar opgeteld was ik in ieder geval zelf heel enthousiast om het te gaan doen. Maar ik kan niet zeggen dat ik daar al heel veel van af wist.”
Voor haar avontuur in Brussel won Van de Wiel de meest prestigieuze journalistieke prijs van Nederland, De Tegel. Samen met NRC-onderzoeksjournalist Hugo Logtenberg schreef zij over grensoverschrijdend gedrag van een hoogleraar van de Universiteit van Amsterdam.
“Dat is alweer heel lang geleden. Ik werkte toen op de binnenlandredactie en hield me ook bezig met onderwijs. Ik sloeg aan op een persbericht van de UvA over het vertrek van een hoogleraar. Omdat ik bij de Amsterdamse universiteitskrant Folia heb gewerkt, had ik via via al snel duidelijk wie dat was. Ik heb toen die eerste ochtend gelijk een bron gesproken die zei: ‘Ik kan je nu niet meer vertellen, maar er zit echt heel erg veel achter. Dit is een verhaal dat je echt moet uitzoeken.’ Toen ben ik naar de onderzoeksredactie en Hugo Logtenberg gestapt of zij mij wilden helpen. Toen hebben we veel mailtjes gestuurd en is het gelukt om iemand aan het praten te krijgen. We hebben toen heel erg veel gesprekken door heel Nederland gevoerd. Langzaam maar zeker pel je dan zo’n zaak af.”
Dat werk was een heel stuk anders dan wat Van de Wiel nu in Brussel doet. “Ik heb er hier niet zo veel tijd voor, helaas. Ik zou het wel meer willen doen. Ik heb rond Qatargate en de vernietiging van interne communicatie wel dingen gemaakt met de onderzoeksredactie. Maar de tijd ontbreekt een beetje.”
Je had het eerder over het maken van de vertaalslag naar het NRC-publiek. Hoe doe je dat precies?
“Als journalist heb je altijd bepaalde instrumenten die je daarvoor gebruikt. Je zoekt een actueel haakje, iets wat mensen nog vers in het geheugen hebben. Daar kun je vaak onderwerpen aan koppelen. Soms zoek je ook een Nederlandse invalshoek. Om een voorbeeld te geven. Vandaag gaat het hier in Brussel over de ‘Euro 7’-richtlijn. Dat is de richtlijn die bepaalt hoeveel niet-CO2-gerelateerde uitstoot, zoals roetdeeltjes, auto’s mogen uitstoten. Die willen ze afzwakken hier vandaag. Vanuit Nederlands oogpunt kun je dan zeggen dat het te maken heeft met het stikstofprobleem. De reden dat we in Nederland nog maar honderd mogen rijden heeft te maken met deze uitstoot. Dus dat die richtlijn afgezwakt wordt, is niet per se goed voor Nederland. Op die manier probeer je dingen tastbaar te maken voor lezers.
“Je kunt het ook plaatsen in iets wat mensen vaker hebben gelezen. Bijvoorbeeld dat er in Brussel op dit moment een backlash gaande is tegen groene voorstellen en dat het past in een soort beweging waarin geld verdienen weer wat meer vooraan komt te staan. Dat het te maken heeft met minder steun voor klimaatbeleid en het stikstofprobleem in Nederland. Ik denk ook dat je moet proberen om jargon te vermijden. Dus ik zeg wel één keer ‘Euro-7’ maar daarna gebruik je gewoon je eigen termen. Ik gebruik ook vaak metaforen of ik vergelijk dingen met iets anders. Hoe je stilistisch een verhaal vertelt, daar moet je in Brussel echt je best voor doen. Je moet natuurlijk begrijpen wat de materie is, maar het is hier minstens zo belangrijk dat je het ook op een goede manier kunt opschrijven. Want anders is het gewoon te ingewikkeld om te lezen. Ik beschouw het als mijn uitdaging om het voor een gemiddelde lezer toch leuk en interessant te maken.”
Heb je een voorbeeld van zo’n stilistische truc?
“Ik probeer vaak een goed openingsbeeld te creëren. Bijvoorbeeld een bepaald wetgevingspakket schetsen als een gammel bouwwerk waar je geen onderdeel uit kunt trekken want dan raakt het uit balans. Of de anti-groene beweging die als een soort wind overal doorheen blaast. Het kan soms heel simpel zijn, maar het maakt het voor mensen toch iets beeldender om te begrijpen wat er aan de hand is.”
Veel processen binnen de Europese Unie zijn niet erg transparant en spelen zich af achter gesloten deuren. Er gebeurt in Brussel veel buiten het zichtbare. Hoe ga je daar als journalist mee om?
“Dat is natuurlijk hartstikke lastig. Je probeert gewoon mensen te bellen, en er worden hier veel persbriefings georganiseerd. Dus af en toe doen ze wel hun best om duidelijk te laten zien wat bijvoorbeeld de posities van lidstaten zijn. Die persbriefings heb je niet alleen van Nederland maar ook van Duitsland, Frankrijk, Spanje en Zweden. Daar probeer je dan zoveel mogelijk informatie bij elkaar te verzamelen en een onderwerp van verschillende kanten te bekijken. Je kunt natuurlijk ook gewoon diplomaten of Europarlementariërs bellen. Maar het is wel een omgeving waar je je informatie bij elkaar moet scharrelen en dat is niet altijd even makkelijk. Maar dat kun je ook gewoon opschrijven. Ik denk dat het belangrijk is om ook aan lezers te laten zien dat dingen hier niet altijd even transparant gebeuren.”
Het klinkt alsof het hebben van een netwerk in Brussel erg belangrijk is. Dat lijkt me best lastig als je nieuw in Brussel aankomt. Hoe heb je dat aan het begin aangepakt?
“Dat was in mijn geval extra moeilijk, want toen ik aankwam, kwam daarna meteen corona. Dus ik heb daar aan het begin wel erg mee geworsteld. Want een netwerk opbouwen is natuurlijk heel ingewikkeld als je elkaar niet kunt ontmoeten. Maar omdat de omloop hier best groot is, ben je vaak niet de enige nieuwe journalist. Er komen best vaak nieuwe journalisten hier binnen, dat maakt ook wel dat mensen open staan voor nieuwe gezichten. Je kan daardoor redelijk snel een voet tussen de deur krijgen. Ik denk wel: hoe langer je er zit, hoe meer je het in de vingers krijgt.”
Inmiddels zit Van de Wiel al iets meer dan vier jaar in Brussel. In oktober 2019 vertrok zij richting de Belgische hoofdstad om verslag te gaan doen van de Europese Unie. In Brussel zitten de meeste correspondenten maar voor slechts vijf jaar. Voor Van de Wiel betekent dat het er eind 2024 alweer opzit. Daarvoor zitten nog wel de Europese Parlementsverkiezingen die in juni gehouden zullen worden en waar zij dus nog voor NRC verslag van zal doen.
Volgend jaar worden het voor jou je eerste Europese Parlementsverkiezingen. Kijk je daar naar uit?
“Ja, die wil ik heel erg graag doen. Dat lijkt me super leuk. Je merkt wel dat nu er Nederlandse verkiezingen zijn dat daar heel veel aandacht voor is. Want voor wat hier in Brussel gebeurt, zijn de verkiezingen in grote lidstaten als Frankrijk, Duitsland, maar ook Nederland en Spanje minstens zo belangrijk. Waarschijnlijk belangrijker dan de Europese verkiezingen volgend jaar. Maar het is natuurlijk wel leuk. Het creëert weer heel veel dynamiek in Brussel. Het hele poppetjesspel gaat natuurlijk weer losbarsten. Dus ik heb daar erg veel zin in, ja.”
Hoe maak je dat Brusselse politieke poppetjesspel met alle hoofdrolspelers inzichtelijk? De landelijke politieke kopstukken zijn voor veel mensen bekend, dat is in Brussel niet zo.
“Ik denk dat door zo’n Europese verkiezing er wel automatisch een heleboel aandacht voor Brussel komt. In die zin is het zo simpel. Als er ergens verkiezingen zijn, dan zijn mensen toch wel geïnteresseerd. Zeker in de poppetjes. Dat is eigenlijk voor een journalist alleen maar fijn. Dan kun je verhalen maken over ‘deze persoon wel’ of ‘deze persoon niet’ en dat lezen mensen. Dat vinden ze interessant. Terwijl als het om beleid gaat dat vaak lastiger is. Het wordt in ieder geval op die manier drukker. Er vallen tegelijkertijd wel veel wetgevingsprocessen de komende maanden al stil. Je merkt dat we nu al richting de verkiezingen gaan. Het wordt politieker en minder beleidsmatig.”
Aan het einde van dit gesprek komt het laten doorlezen en controleren van een stuk door een geïnterviewde ter sprake. “Dat is misschien nog wel leuk om te vertellen. Hier in Brussel zijn de normen daarvoor dus ook heel anders. Ik heb wel eens contact gehad met mijn collega’s van de New York Times hier. Die zeiden: ‘Als ik het aan iemand zou laten lezen, dan zou ik ontslagen worden.’ Dat is daar echt ten strengste verboden, je kan echt niet die quotes aan iemand voorleggen.
“Ik moet zeggen dat sinds ik hier zit, ik ook meer weerstand krijg tegen dat het zo normaal is in Nederland. Iedereen gaat er voetstoots vanuit dat dat heel normaal is, terwijl het eigenlijk een service is die je als journalist echt niet aan iedereen hoeft te geven. Als jij minister-president Rutte of Wopke Hoekstra spreekt, waarom zou je dat aan hen moeten laten? Die zijn er om het publiek te woord te staan. Dan vind ik het eigenlijk heel wonderlijk dat wij daar zo van uitgaan. Hier is dat dus ook helemaal niet gebruikelijk. Als ik een eurocommissaris interview, die vraagt dat niet eens. Die gaan er helemaal niet van uit dat het überhaupt een optie is. Dus het is heel Hollands omdat te doen. In Polen is het trouwens dan weer helemaal andersom. Daar mag je dus iemand niet citeren zonder dat je dat hebt voorgelegd. Dat maakt Brussel natuurlijk ook een bijzondere omgeving, omdat er zoveel journalistieke culturen samenkomen.”