Hoofdredacteur Henk Ruijl “Landelijke journalistiek bestaat eigenlijk niet”
verhaal, gepubliceerd op 27 Oct 2023, door Famke Langedijk

Henk Ruijl begon zijn journalistieke carrière door programmablaadjes te schrijven voor de voetbalclub. Die vielen in de smaak: voor hij het wist, zat Ruijl op de sportredactie van dagblad Het Binnenhof. Na ruim twintig jaar, waarin hij inmiddels leiding gaf aan de stadredactie, werd het tijd voor iets anders. “Ik dacht, ik ben nu veertig. Ga ik deze mensen de komende 20 jaar van hun leven lastigvallen met mij als leidinggevende?” Het antwoord was nee. Omroep West wilde hem graag hebben, en zo geschiedde.

Inmiddels is hij de hoofdredacteur van Omroep West, de regionale omroep van noordelijk Zuid-Holland. Voor Ruijl geldt: hoe lokaler, hoe beter. ‘Lokale journalistiek is dé journalistiek. “Ik vind niet dat er landelijke journalistiek bestaat. Journalistiek begint altijd lokaal. De thema’s uit de verhalen die de NOS maakt, komen bij ons vandaan. De NOS is een fantastische organisatie met hele goede mensen in dienst. Zij kunnen die thema’s verheffen door er met een landelijke bril naar te kijken. Zo ontstaan er weer andere verhalen.”

Feiten

De Omroep voelde direct als een fijne werkplek. “Toen ik hier kwam werken, voelde ik dat West een fijne organisatie was. Het voelt als een familiebedrijf.” Dat gevoel onderschrijven de collega’s van de redactie. Zij gaven Ruijl de bijnaam ‘krantenjongen’ toen hij twaalf jaar geleden het bedrijf binnenstapte. Daar kwam hij nu eenmaal vandaan, en die ervaring kwam goed van pas. Want West was een fijne werkplek, maar er was ook werk aan de winkel. “Journalistiek presteerde ze niet top, dat vonden ze zelf ook. Daarom werd ik chef nieuws. Ik kwam vooral om het nieuws en de verhalen aan te slingeren.”

En hoe doe je dat? Met feiten. “Ik denk dat het in de journalistiek om drie dingen gaat: de feiten, de feiten en de feiten. Ik vind dat je in ons vak moet uitzoeken hoe het zit. Dat is de essentie van waar het in de journalistiek om gaat en ik zie het wel verworden tot een vak van meningen vragen. Aan iedereen. Of het nou aan de talkshowtafel is of influencers die overal een mening over hebben. En iedereen maar een microfoon onder de neus duwen.”

Het nieuws ligt voor het oprapen, maar je moet soms wel even bukken

Daar heeft Ruijl het dan ook regelmatig over op de redactie. “We hebben tijd vrijgemaakt in roosters om journalisten de kans te geven zich te specialiseren. Ik blijf het ook zeggen tijdens redactie vergaderingen: het nieuws ligt op straat, maar je moet soms wel even bukken. Achter je bureau vind je nog minder verhalen dan wanneer je de wijk in gaat. Journalistiek is en blijft om je heen kijken, je verbazen en denken: ‘hé, hier stonden gisteren nog drie bomen en vandaag niet meer. Wat is hier gebeurd?’”

“Gisteren hoorden we bijvoorbeeld dat de post in een aantal gemeenten niet meer bezorgd werd. Toen zijn we gaan uitzoeken wat er aan de hand was, niet gaan vragen wat het publiek ervan vindt. Zo begint het natuurlijk wel, met mensen die ergens over klagen. Dan kun je nog twintig mensen vragen wat zij daarvan vinden, maar het is misschien handiger om je af te vragen wat hier gebeurt.”

TikTok en Teletekst

Waar Omroep West in de woorden van Ruijl een volwassen organisatie is geworden, wordt er ook druk geëxperimenteerd. “Sinds een maand of twee zitten we op TikTok. Op onze manier:  met feiten en journalistiek. Voldoen we daarmee aan de maatstaf van TikTok? Nee, maar we gaan het wel proberen. We zijn als omroep steeds meer gaan experimenteren.”

Experimenten zouden geen experimenten zijn als ze altijd zouden lukken. “Dat is voor collega’s ook weleens wennen. Het is niet fijn om te zeggen dat iets mislukt is op je werk.” Daarnaast betekent experimenten ook dat er veel balletjes hooggehouden moeten worden. Dat is soms best even lastig, geeft Ruijl toe. “Het geld en het aantal mensen bij de omroep zijn natuurlijk hetzelfde gebleven, maar het aantal kanalen is toegenomen. Ooit werkten hier mensen die alleen maar radio maakten de hele dag. Een aantal van hen is nog in dienst. Zij produceren nu voor radio en tv, moeten een stukje tikken voor op de website, een video maken voor de app. Dat gebruiken we meteen op TikTok en op Insta en op Facebook moet er ook wat komen.”

“Toen we het over TikTok hadden, werd mij ook wel even gevraagd: ‘Goh, jij wilt TikTok erbij, waarmee gaan we dan eens stoppen?’ Een goede vraag. Ik heb altijd van teletekst gehouden, maar vorig jaar dacht ik laat ik me eens kwetsbaar opstellen. Voor mijn vakantie maakte ik een bericht dat op teletekst geplaatst werd, waarin ik aankondigde dat we ermee zouden gaan stoppen. Toen ik terugkwam van vakantie lag er een enorme stapel brieven en had ik 1300 mailtjes ontvangen. Dat waren 1300 kijkers van teletekst. Het waren allemaal keurige mailtjes, er zat geen één lelijke tussen. Mensen schreven bijvoorbeeld namens hun buurman, omdat teletekst het enige was wat hij nog had in de wereld. Want hij leest geen krant en begrijpt de kranten online niet.”

Ruijl heeft de stapels brieven bewaard en een groot scherm in zijn kantoor hangen waarop teletekst te zien is. “Als er iets mislukt is, is het dat we nergens mee gestopt zijn. We zijn er wel slimmer in geworden. We laten niet meer iedereen alles voor elk kanaal aanleveren. Die taken hebben we beter verdeeld.

Veiligheid

Van experimenteren ligt Ruijl dus absoluut niet wakker. Wel maakt hij zich als hoofdredacteur zorgen om de veiligheid van zijn collega’s. “Ik stuurde net nog een mail naar de politie. We hebben de afgelopen twee weken extra bewaking gehad. We hadden een stuk geschreven over een bedrijf dat mensen oplichtte. De eigenaar liet weten dat hij wel even bij de omroep langs zou komen, en bij de betreffende journalist thuis. Het mapje aangifte is zorgelijk groot aan het worden en niet alleen bij ons. Gelukkig merk ik dat de politie het bijzonder serieus neemt, maar het is niet fijn om aan collega’s uit te moeten leggen waarom we extra beveiligd worden.’

Ruijl’s collega’s zijn blij dat er zorgvuldig wordt omgegaan met de bedreigingen. “Ik neem liever te veel maatregelen dan te weinig. Achteraf blijken die dingen dan toch overbodig of onnodig of er is toch niks gebeurd. Maar als je ziet wat ik de afgelopen weken achter de schermen heb moeten doen om daarvoor te zorgen, dan ben ik blij dat er niks gebeurd is. Dat houdt me meer bezig dan vroeger.”

“Journalistiek is geen vak voor bange mensen. Ik heb heel lang kunnen zeggen: ‘Er is nog geen journalist vermoord in Nederland, dus doe even niet zo moeilijk.’ Dat kan ik nu al niet meer roepen. Je moet je als journalist steeds beter voorbereiden voordat je de deur uit gaat. We kunnen niet meer in een auto van Omroep West naar de vreugdevuren in Duindorp want ze zijn daar niet tevreden met onze berichtgeving. En dat mag, maar bel me dan even ofzo. Met diezelfde man die ons nu twee weken heeft bedreigd, ga ik binnenkort een kopje koffie doen. Met de politie erbij, want zo begint dat dan. Ik sta echt open voor een gesprek, maar journalisten moeten hun werk kunnen doen.”