Afgelopen zomer blies journalist Huub Jaspers 25 kaarsjes uit. Niet omdat hij jarig was, maar vanwege zijn 25-jarig jubileum bij het onderzoeksjournalistieke radioprogramma Argos. Daarmee is hij de langstzittende redacteur bij het programma ooit. Hoe heeft hij het journalistieke landschap in deze jaren zien veranderen? Welke invloed had dit op hem en op zijn werk als onderzoeksjournalist?
Het was geheel toevallig dat Jaspers een kwarteeuw geleden bij Argos kwam te werken. Een bevriende journalist, Gerard Legebeke, die enkele jaren daarvoor zelf eindredacteur van Argos werd, bood hem een producersfunctie aan bij het radioprogramma. Maar producer werd Jaspers eigenlijk alleen op papier. “Gerard had mij geïnstrueerd: ‘Vertel de baas van de productieafdeling vooral hoe leuk je het vindt om opnames te maken en cassettes te versturen, begrotingen te maken en declaraties af te handelen, maar ik wil je eigenlijk gewoon vanwege de inhoud.’” Tijdens zijn twee jaar als producent kroop Jaspers steeds meer in de rol van redacteur. Vanaf 1998 werd die rol ook vastgelegd in zijn contract. In de jaren daarna bekleedde hij zo ongeveer elke functie die er bij het programma bestaat; hij was zelfs even eindredacteur.
Uiteindelijk is Jaspers teruggekomen bij wat hij het liefste doet: radio maken. “Ik kan me nu volledig bezighouden met de inhoud, met onderzoek. En dat vind ik het allerleukste wat er is. (…) Ook ben ik een soort vraagbaak voor mensen die bij mij aankloppen over hoe ze iets moeten aanpakken. Dat is eigenlijk altijd mijn rol geweest, al vanaf mijn allereerste jaren.”
Van radioreportages naar podcasts
In deze tijd heeft Jaspers het journalistieke landschap drastisch zien veranderen. Om te beginnen bij iets wat voor hem dichtbij huis ligt: audioverhalen, en de toenemende populariteit ervan. Vroeger kende Argos een vrij uniek karakter op de Nederlandse radio, namelijk dat van langere, diepgaandere reportages: “Ik ben eigenlijk altijd bezig geweest om in mijn reportages ingewikkelde, diepgravende dingen uit te leggen en daarmee mensen iets te vertellen wat ze nog niet wisten, of een kant van een verhaal te laten zien die ze nog niet eerder bekeken hadden.” Met de populariteit van podcasts is de vorm die Argos eigenlijk altijd hanteerde steeds meer de norm geworden: een ontwikkeling die bij onderzoeksjournalisten lijnrecht tegen de verwachtingen inging.
“In 2015 was ik uitgenodigd om op de wereldconferentie van onderzoeksjournalisten een masterclass te geven, ‘The magic and power of audio storytelling’. Dat was ook het enige programmaonderdeel dat over radio ging. Want wat mensen zeiden, was: ‘Waarom maak je nou nog radio? Het medium is op sterven na dood. Je maakt zulke belangrijke dingen; ga gewoon naar televisie.’” Jaspers bleef echter geloven in de kracht van audioverhalen. En dat bleek terecht: podcasts zijn populairder dan ooit. “Audio is een buitengewoon geschikt medium om een verhaal echt indringend over te brengen. Door de opkomst van podcasts voel ik me in dat idee heel erg gesteund.”
Meegaan met de trend
Met de groeiende populariteit van podcasts wist Argos dat de stijl van hun reportages niet altijd hetzelfde kon blijven en dat ze met hun tijd mee moesten gaan. “We hebben de stijl deels aangepast aan de podcaststijl: vroeger hadden we altijd een centrale presentator die alle voice-overs las, (…) maar dat zorgde ervoor dat het verhaal wat afstandelijker overkwam op de luisteraar. Nu leest elke verslaggever zijn eigen voice-over-teksten in.” Dat zorgde ervoor dat Jaspers zijn teksten op deze verandering aan moest passen: “Ik verwerk er nu meer mijn eigen ervaringen en persoonlijkheid in. Dat zorgt ervoor dat je de luisteraar meer meeneemt in je verhaal.”
De meerwaarde van het internet
Niet alleen op het gebied van radio en audio is er veel veranderd. De digitalisering en de komst van het internet eind vorige eeuw hebben ook de nodige verandering teweeggebracht in het werk van Jaspers. “Toen ik vroeger voor een Duits tijdschrift werkte, moest ik mijn verhalen per post versturen, omdat de redactie in Hamburg zat. Om wijzigingen door te geven, kon ik niet zomaar bellen of mailen, dus fietste ik met een stapel Duitse marken over de grens naar een telefooncel, en gooide ik de ene na de andere mark erin om de wijzingen door te nemen met de redactie.” Dat werd met de komst van e-mail wel anders. “Ik hoefde ineens niet meer op een typmachine mijn foutjes met typex te corrigeren. Met e-mail kunnen mensen nu heel snel antwoorden op elkaar.”
Niet alleen merkte Jaspers dat het internet de communicatie tussen hem en andere journalisten makkelijker maakte, ook het journalistieke zoekwerk ging veel sneller. “Toen het internet kwam, heb ik als journalist best wel vooropgelopen om dat maximaal in te zetten. Bijvoorbeeld: toen Wikileaks al die geheime rapporten naar buiten bracht – in totaal ging het om 750.000 documenten waar allerlei gevoelige informatie in stond – dacht ik: ‘Dat zoeken in die documenten moet gewoon beter kunnen.’ Toen hebben we met vijf informaticastudenten van de Radboud Universiteit in Nijmegen een zoekmachine ontwikkeld om al die documenten mee te doorgronden. Daar hebben we toen goede verhalen mee gemaakt. Zelfs grote buitenlandse media hebben gebruik gemaakt van onze zoekmachine.”
Het wereldwijde web is niet alles
Echter, Jaspers is niet alleen maar positief over de mogelijkheden van het internet. Hij ziet ook dat het ten koste kan gaan van de wil van jonge journalisten om op pad te gaan: “Ik merk bij hen dat het idee bestaat dat alles op internet te vinden is, terwijl dat natuurlijk niet zo is. De vaardigheden die bij het ouderwetse journalistieke handwerk horen om dingen te achterhalen, zijn bij hen een beetje onderontwikkeld.” Dat vindt Jaspers jammer, omdat hij ziet dat het heel waardevol kan zijn om erop uit te gaan: “Soms ben ik op spectaculaire verhalen gekomen door gewoon naar een persoon die ergens veel van afwist toe te rijden en aan te bellen.”
Ook bereik je volgens Jaspers veel meer vertrouwen wanneer je iemand in het echt spreekt: “Om iets controversieels te weten te komen, moet je mensen echt in de ogen kunnen kijken en spreken. Als je op zoek bent naar dat soort informatie, gaat het uiteindelijk veel om vertrouwen. Dat kun je eigenlijk nooit bereiken via apparaten.”
Online first: meer bereik maar ook meer fouten
Argos is inmiddels niet alleen meer een radioprogramma. Ze zijn ook online en op televisie te vinden. Deze crossmediale ontwikkeling is niet uniek geweest voor Argos; veel nieuwsmedia hebben de afgelopen jaren een multimediaal karakter gekregen. Voornamelijk de online aanwezigheid van nieuwsmedia heeft gevolgen voor Jaspers en het radioprogramma gehad: “De tendens is steeds meer online first, daar ben ik zelf ook veel soepeler in geworden. Het was eerst niet denkbaar dat wij ons nieuws aan andere media weg zouden geven, voordat het op de radio was geweest.” Maar Jaspers zag ook in: “Als iets uitsluitend in Argos te horen is, heeft dat meestal geen verdere gevolgen. (…) Als je echt impact wil maken, heb je ook andere media nodig die iets met het nieuws doen. Dus dat was wel een omschakeling.”
Doordat andere media het nieuws van Argos ook publiceren, en ze daar vaak snel met Argos in moeten schakelen, ziet Jaspers dat er een spanning ontstaat tussen de nauwkeurigheid van het radioprogramma en de snelheid waarmee andere nieuwsmedia willen publiceren: “We maken soms mee dat er fouten gemaakt worden, dat nieuws niet genuanceerd genoeg neergezet wordt of dat er een verkeerde kop bij gekozen wordt. (…) En dan wordt het verkeerd geframed.” Jaspers heeft er wel een verklaring voor: “Als je snel en kort moet zijn, mis je eigenlijk noodzakelijkerwijze ook nuance.”
Extreme geluiden klinken steeds harder
Te ongenuanceerd iets naar buiten brengen, is niet zonder gevolgen. Het kan onterecht aanleiding geven voor de verspreiding van nepnieuws en complottheorieën; een ontwikkeling die alom zichtbaar is geworden de laatste jaren. “Het gebeurt weleens dat mensen op straat staan met spandoeken die zich beroepen op een verhaal van Argos (…) en die daarmee een of andere onzinnige complottheorie onder de aandacht brengen of iemand beschuldigen, en dan doen alsof dat allemaal gebaseerd is op ons werk. Dat is natuurlijk niet wat je beoogt. Het is kwalijk dat dat gebeurt in de maatschappij.”
Jaspers weet wel hoe hij met complotdenken en nepnieuwsverspreiding om moet gaan: “Actief in het publieke debat mengen en afstand nemen van complottheorieën en dingen die onzinnig zijn. Ik vind het geen goede keuze om niks te zeggen. We moeten in discussie blijven, juist met complotdenkers. Door kritisch te kijken naar de maatschappij als geheel, hoop ik dat zij soms ook nog naar mij willen luisteren.”
‘Vuile verrader van het vaderland’
Met deze alternatieve geluiden en met mensen die steeds minder vertrouwen hebben in journalisten en de media, gaat ook een andere gevaarlijke ontwikkeling gepaard: bedreigingen en geweld aan het adres van journalisten. Jaspers heeft gelukkig zelf nooit te maken gehad met fysiek geweld, maar dreigementen zijn voor hem niet nieuw: “De bedreigingen die ik heb gekregen waren soms subtiel van aard, maar ik heb ook weleens moordbedreigingen gekregen. Daarin stond bijvoorbeeld dat ik een vuile verrader van het vaderland was en dat ze me dood gingen schieten.”
Op de vraag of een bedreiging online nu minder impact op hem maakt dan dat een per post verstuurd dreigement vroeger deed, is hij heel stellig: “Een enkele bedreiging, ofwel online ofwel als brief, heeft nooit grote impact op me gehad.” Maar het is wel anders als hij online voortdurend bestookt wordt, vertelt hij: “Dat vind ik best intimiderend.” Hoe hij daarmee omgaat? “Ik probeer me daar gewoon zo weinig mogelijk van aan te trekken en het zo min mogelijk tot me door te laten dringen.”
De democratie in leven houden
Het belangrijkste in zijn werk als journalist vindt Jaspers het om zo kritisch mogelijk te blijven: “Kritisch ten opzichte van alles en iedereen. (…) Je hoort ook mensen zeggen: ‘We moeten onze maatschappij verdedigen tegen alle onterechte kritiek van mensen die zich willen onttrekken aan de staat, die niets en niemand meer geloven.’ Maar hoe het ook kraakt, ik vind niet dat dat onze houding als journalisten moet zijn. Juist door kritische vragen te stellen, helpen we de democratische samenleving in stand te houden. Hun onterechte kritiek kan er niet toe leiden dat we geen kritische vragen meer stellen, want dat is gewoon de dood van de democratie.”
Jaspers heeft voor zijn werk meer dan tien prijzen gewonnen, waaronder de Tegel en twee keer de Loep. Ook werd hij in 2010 naar aanleiding van zijn verslaggeving over de oorlog in Afghanistan en Irak uitgeroepen tot Journalist van de Vrede.