Amerikaanse onderzoekers hebben een nieuwe schatting gemaakt van het aantal mensen dat met het zikavirus besmet is geweest tijdens de zika-epidemie in Zuid- en Midden-Amerika. Deze uitbraak is voorbij, maar de vraag is hoe groot het risico is op nieuwe uitbraken. Net als in de covid-19-pandemie is groepsimmuniteit in de zika-epidemie een belangrijke factor.
In Nederland werd de zika-epidemie vooral bekend door mediabeelden van pasgeboren kinderen met heel kleine hoofdjes. Microcefalie is samen met het syndroom van Guillain-Barré een van de ernstige consequenties die het zikavirus kan hebben. Er waren wereldwijd grote zorgen over de mogelijke gevolgen van de epidemie Zuid- en Midden-Amerika. Die zorgen zijn nu grotendeels vergeten en reizigers laten zich niet meer tegenhouden door het zikavirus, maar dat betekent niet dat het virus weg is. Brazilië hief in 2017 de medische noodtoestand op, maar het land kan zich met bijna 13.000 gevallen in 2020 nog geen ‘sein veilig’ veroorloven. Ook het syndroom van Guillain-Barré komt er nog incidenteel voor.
Het hoge aantal asymptomatische gevallen en de slechte documentatie maken het lastig te bepalen wat de precieze omvang was van de Midden- en Zuid-Amerikaanse zika-epidemie. Eerdere schattingen van het aantal infecties tijdens de epidemie lopen erg uiteen. Volgens de WHO-update uit 2019 werd in 2018 slechts 11% (3473) van de 31.587 zika-diagnoses bevestigd met een laboratoriumonderzoek. In de periode januari 2015-november 2020 zijn in de Zuid-Amerikaanse regio 869.782 gevallen gemeld bij de Pan American Health Organisation. De Amerikaanse onderzoekers schatten nu dat er tot eind 2018 in Zuid- en Midden-Amerika 132,3 miljoen mensen (95%-BI: 111,3-170,2 miljoen) besmet zijn geweest met het zikavirus (PLOS Negl Trop Dis. 2020;14:e0008640). Volgens hun model is dus minder dan 1% van de besmettingen gerapporteerd.
Een goede schatting van het aantal besmettingen tijdens een epidemie is belangrijk, omdat daarmee ook de mate van groepsimmuniteit kan worden ingeschat. Die groepsimmuniteit is voor een groot deel bepalend voor het risico op nieuwe uitbraken.
Naast de besmettingsgraad is ook de duur van immuniteit van invloed op het risico op nieuwe uitbraken. Verschillende onderzoeken laten zien dat een zika-infectie tot (levens)lange immuniteit leidt, net als een infectie met andere flavivirussen zoals gele koorts. Is dat inderdaad het geval, dan zou er – uitgaande van de hoogste schattingen – in veel gebieden relatief weinig risico zijn op een nieuwe epidemie. In recentere onderzoeken wordt echter gesuggereerd dat het aantal antilichamen na verloop van tijd afneemt. Dat zou betekenen dat nieuwe uitbraken in de nabije toekomst mogelijk zijn. Het feit dat het virus zich tijdens de epidemie zeer ongelijkmatig over landen en regio’s heeft verspreid, maakt dat er in sommige gebieden hoe dan ook weinig resistentie is. Het blijft dus lastig om een oordeel te vellen over het risico op nieuwe uitbraken.
Het zikavirus komt al lange tijd voor in (sub)tropische gebieden als Afrika en Azië. Het wordt, net als malaria, dengue en gele koorts overgedragen door muggen; in dit geval met name door de Aedes aegypti. In Europa komen nauwelijks ‘autochtone’ besmettingen voor: Europeanen die zikakoorts kregen, liepen het veelal op in risicolanden. Volgens het RIVM is de kans dat het virus zich in Nederland zal verspreiden nog altijd verwaarloosbaar. Dat betekent niet dat er hier helemaal geen risico is: het zikavirus kan ook worden verspreid door bloedtransfusie, seksuele transmissie en verticale transmissie van moeder naar kind tijdens de zwangerschap.
Overigens was de Aedes aegypti volgens de WHO-update in 2019 ook aanwezig in 61 landen die nog geen autochtone zikabesmettingen hadden gerapporteerd. In Europa heeft de mug zich verspreid naar delen van Portugal, Georgië, Turkije en Rusland.