Nieuwe genetische diagnostiek bij ovariumcarcinoom
interview, gepubliceerd op 11 Nov 2020, door Mark Ketelaars

Op 1 augustus 2020 is KWF Kankerbestrijding een landelijk project gestart voor de implementatie van een nieuwe vorm van genetisch onderzoek naar BRCA-mutaties bij patiënten met een ovariumcarcinoom, de zogenoemde ‘tumor first’-methode. ‘De methode maakt het mogelijk om patiënten gemakkelijker te identificeren zodat we minder onnodige erfelijkheidsonderzoeken af hoeven te nemen,’ zegt Nicoline Hoogerbrugge, hoogleraar Erfelijke Kanker bij het Radboudumc. ‘En dat is fijn, want zo’n onderzoek geeft veel stress.’

Terwijl het in veel ziekenhuizen nog gebruikelijk is om genetisch onderzoek van bloedcellen te doen, wordt bij de nieuwe methode meteen de tumor zelf onderzocht. Met de nieuwe methode worden daardoor niet alleen erfelijke BRCA-mutaties opgespoord, maar ook niet-erfelijke, verworven mutaties, die alleen in de tumor zelf aanwezig zijn. Patiënten met deze verworven BRCA-mutaties in het ovariumcarcinoom hebben baat bij onderhoudsbehandeling met ‘PARP-remmers’, net als patiënten met een ovariumcarcinoom en een erfelijke BRCA-mutatie. Deze geneesmiddelen remmen specifiek de tumorgroei door de reparatie van DNA-schade in kankercellen te verhinderen.

Hoogerbrugge leidde het onderzoek naar de nieuwe methode, dat plaatsvond in 7 Nederlandse ziekenhuizen in de periode oktober 2015-juni 2017 (JNCI J Natl Cancer Inst. 2020;112:161-169). Dit onderzoek liet zien dat nieuwe methode effectief is. Van de 315 patiënten bij wie de nieuwe procedure werd uitgevoerd, werd bij 16,7% een BRCA-mutatie in de tumor gevonden; 9,5% had een erfelijke BRCA-mutatie die ook in het bloed kon worden gedetecteerd. De procedure spoorde dus bijna 2 keer zoveel patiënten op die in aanmerking kwamen voor behandeling met PARP-remmers. Daarnaast verminderde het gebruik van de nieuwe methode het aantal verwijzingen naar de klinisch geneticus met zo’n 80%, doordat het na 1 onderzoek al duidelijk is of er een BRCA-mutatie is.

‘Je moet het zien als een voortest om te kijken of er aanleiding is voor een erfelijkheidsonderzoek. We testen op tumormateriaal dat vroeg in het diagnostisch traject is afgenomen. Alleen de mensen bij wie een BRCA-mutatie en dus een hoog risico op erfelijke eierstokkanker wordt gevonden, verwijzen we door naar de klinisch geneticus. Naast een hogere effectiviteit zorgt dit voor snellere uitslagen, minder onderzoeken, minder afspraken en een behandelplan dat beter is toegesneden op de patiënt,’ licht Hoogerbrugge toe.

Zitten er dan helemaal geen nadelen aan de nieuwe onderzoeksmethode? ‘Van tevoren vroegen we ons af hoe deze methode zou vallen bij patiënten die net de heftige diagnose eierstokkanker hadden gekregen,’ vertelt Hoogerbrugge. Om de haalbaarheid van de methode te bepalen vroegen de onderzoekers 13 patiënten naar hun ervaring met de onderzoeksmethode. Alle 13 patiënten waren positief. Zij waren vooral tevreden omdat zij snel duidelijkheid hadden over de erfelijkheid.

Van de 18 gynaecologen die hun mening gaven, waren er 15 positief over de onderzoeksmethode. Wel deden de gynaecologen een aantal suggesties, onder meer voor een betere communicatie tussen de klinisch geneticus en de gynaecoloog. Deze feedback wordt, samen met de resultaten uit focusgroepen tijdens de landelijke implementatie, gebruikt om het proces verder te optimaliseren.

 
Dit nieuwsbericht is geschreven voor het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde.