Een dag uit het leven van een coassistent: ‘Ik heb de patiënt zelf mogen dichthechten’
reportage, gepubliceerd op 14 Sep 2017, door Willemijn Dekker

Het leven van een coassistent bestaat uit bikkelhard werken. Lange dagen, korte lunchpauzes en heftige operaties. Er komt veel verantwoordelijkheid bij kijken. Zo ook voor Katrien, coassistent in het ziekenhuis van Enschede. ‘Ik geniet, maar ben ook elke dag bekaf.’

Enschede, kwart over zes in de ochtend. Half slapend rolt Katrien haar bed uit, tijd om naar het ziekenhuis te gaan. Snel even douchen, slaap uit de ogen halen. Met een banaan in haar hand stapt ze de deur uit. Geen tijd voor een rustig ontbijt, de overdracht van alle chirurgen en assistenten begint straks. Eens kijken hoe de nacht is verlopen.

‘Geen vervelende dingen gebeurd, gelukkig’, zegt Katrien opgelucht als ze de vergaderruimte van het ziekenhuis uitloopt. Meer tijd heeft ze niet. Ze moet naar de co-kamer om haar sneakers te vervangen voor iets minder hip schoeisel. ‘Klompen’, glimlacht ze. ‘Súper praktisch, maar het ziet er niet uit. Maar goed, we zijn hier ook niet om mooi te wezen’.

Klompen van de coassistenten

De co-kamer, de kantine voor de coassistenten, gonst van de enthousiaste stemmen. Hier en daar wordt snel nog even een bak koffie of een mueslireep naar binnen gewerkt alvorens ze in hun locker duiken om de welbekende witte doktersjas aan te trekken. Een enkeling werpt een blik op de posters aan de muur. Gewapend met stethoscoop en opschrijfboekje gaan de artsen in spé op pad.

De welbekende stethoscoop in de witte artsenjas

Posters in de cokamer

Vergoeding voor de coassistent

Koffie halen, beoordelingen bij elkaar rapen en bloed afnemen bij een patiënt. De coassistent doorloopt in de masterfase een rits aan verschillende stages in het ziekenhuis. Een vergoeding zit er niet in. Eind 2015 waren de coassistenten er klaar mee. Ze haalden 21 duizend handtekeningen op en presenteerden die aan de Tweede Kamer. Het verzoek? Een kleine vergoeding voor hun harde werk. ‘Het hoeft niet veel te zijn hoor’, zegt Katrien verontschuldigend. ‘Maar een kleine bedrage zou fijn zijn. Ik heb namelijk geen tijd om naast mijn coschappen óók nog een bijbaan te hebben.’

‘Het kan soms heftig zijn’

Op dit moment loopt Katrien haar coschap chirurgie. ‘Voornamelijk meekijken op de operatiekamer.’ ‘Dat kan soms heftig zijn’, zegt ze terwijl ze haar blauwe operatiepak aantrekt. Ze pakt een mondkapje en mutsje uit het rek en vervolgt: ‘Ik heb tijdens de operatie echt wel een keer een stapje achteruit moeten doen omdat het me iets te veel werd. Het wordt soms allemaal een beetje bloederig, weet je.’ Ze loopt naar de wastafel en begint grondig haar handen te wassen met spons en borstel. Alles moet steriel. Dan verdwijnt ze de witte klapdeuren door. De plicht roept.

Drie uur later komt ze terug. Ze trekt haar bloederige handschoenen uit. ‘Ik heb de patiënt zelf mogen dichthechten’, zegt ze trots. Over het algemeen is het voor de coassistenten voornamelijk een kwestie van achter de arts aanlopen, meekijken en patiëntgegevens invoeren. ‘Maar nu ik wat verder ben in mijn coschappen, mag ik wel wat meer zelf doen.’ Inmiddels is het twaalf uur en Katrien heeft een half uurtje de tijd om te lunchen. ‘Ik heb geluk vandaag’, zegt ze tevreden. ‘Soms eet ik al hollend mijn boterham in de gang op’.

Maar nu maken de gangen met de welbekende ‘ziekenhuisgeur’ even ruimte voor de met koffiegeur gevulde co-kamer. Katrien duikt de ijskast in en pakt haar lunch. Ze bladert door een van de vele tijdschriften die over de tafel verspreid liggen. Een mede-co komt de kamer binnen en gaat naast haar zitten. ‘Alle beoordelingen binnen?’ vraagt Katrien. ‘Nee, ik kan dokter Hamelaar niet vinden’, antwoordt de jongen. Na elk coschap worden de coassistenten geacht beoordelingen te vragen van hun leidinggevenden. ‘Je moet ze zelf verzamelen’, zegt Katrien.

‘Soms voegt de arts er nog iets aan toe’

Inmiddels is het half één en Katrien moet zich klaarmaken voor de poli. ‘Alle patiënten die nieuw zijn worden eerst door een coassistent onderzocht’, zegt ze terwijl ze naar de behandelkamer loopt. ‘Ik ga met de patiënt in gesprek, onderzoek hem en maak dan een mogelijk behandelplan. ‘Daarna overleg ik mijn plannen met de arts. Soms voegt hij nog wat toe en dan gaan we met zijn tweeën weer terug naar de patiënt.’

Na de eerste patiënt volgen er nog drie. Inmiddels is het vijf uur, tijd voor de middag overdracht. ‘Daar dragen we de patiënten weer over aan de artsen die vanavond dienst hebben’, zegt Katrien. Ze loopt met een drafje terug naar de vergaderkamer waar ze vanochtend uitkwam. Nog een uurtje en dan zit de dag voor Katrien erop.

Wanneer ze naar huis loopt vertelt Katrien dat ze pas laat heeft besloten geneeskunde te studeren. ‘Ik had gewoon wat langer de tijd nodig om te beseffen dat ik arts wilde worden’, lacht Katrien. ‘Maar ik ben blij dat ik de keuze heb gemaakt. Ik vind de sfeer in het ziekenhuis heel fijn en ik vind het leuk om met patiënten bezig te zijn.’ Ondanks dat ze het werk leuk vindt, is Katrien van mening dat er toch een kleine vergoeding tegenover moet staan. ‘Studenten die als verpleegkundige stage lopen in het ziekenhuis krijgen wel gewoon betaald’, zegt ze.

Moe maar voldaan steekt ze de sleutel in haar voordeur. Daar wordt ze verwelkomt door haar huisgenoten, die ook net terug zijn uit het ziekenhuis. ‘We wonen hier met allemaal coassistenten. Dat is wel fijn hoor’, zegt ze. ‘Als je iets heftigs meemaakt dan kun je dat delen. Ze weten vaak precies waar het over gaat, omdat ze zelf soms ook in dat soort situaties zitten.’

Nog anderhalf jaar

Vooralsnog ligt de petitie om coassistenten een kleine vergoeding te geven stil. Maar dit houdt Katrien niet tegen. ‘Ik red het wel’, zegt ze. ‘Studenten die geneeskunde studeren krijgen gelukkig wel iets langer studiefinanciering.’ Ze gooit haar tas op haar bed en loopt naar beneden. Haar huisgenoot is aan het koken. Aardappelen, vlees groente, een welkome maaltijd na een lange dag werken. Nog anderhalf jaar en dan is Katrien officieel arts. Ze weet nog niet waarin ze zich wil gaan specialiseren. ‘Eerst mijn coschappen maar eens afmaken, dan zien we wel weer verder.’