De weg naar het noorderlicht
reportage, gepubliceerd op 07 Nov 2018, door Maaike Smid

Op zoek naar een van de meest mysterieuze natuurverschijnselen ter wereld, reis ik af naar Noors en Zweeds Lapland. Dit winterwonderland met zijn witte vlaktes en besneeuwde bomen bevindt zich grotendeels boven de poolcirkel, waar de kans op het zien van het noorderlicht het grootst is. Met een gezonde spanning en een kinderlijk enthousiasme stap ik in de trein naar Lapland.

Zondag 3 januari
Het denderende geluid van de trein wekt me langzaam uit mijn slaap. Vanachter het rolgordijn schijnt een kleine, lichte gloed over mijn kussen. Zachtjes trek ik het rolgordijn omhoog in de hoop mijn medepassagiers niet wakker te maken. Een glimp van het landschap en de kou die door de ruit heendringt maken mij ineens klaarwakker. Stille, witte vlaktes met besneeuwde bomen en bevroren meren trekken aan het zicht voorbij. Ik lig in een slaapcoupé van de Poolcirkel Expres. Vanaf het Zweedse Stockholm reis ik naar Narvik in Noorwegen. De 20-uur durende rit passeert een winterwonderland en is een voordelige manier om naar Lapland te reizen. Lapland is een grote streek die zich uitstrekt over een deel van Noorwegen, Zweden, Finland en Rusland en zich grotendeels boven de poolcirkel bevindt. Met een beetje geluk kom je onderweg zelfs wilde rendieren tegen die onhandig door de sneeuw langs het spoor banjeren.

Bij aankomst in Narvik is het al een paar uur donker. Hoewel de zon begin januari boven de poolcirkel eigenlijk niet opkomt, is er genoeg licht. Vanaf ongeveer half drie wordt het snel donker en is er kans op het zien van het noorderlicht. Helaas is daar vanuit de trein nog geen spoor van te bekennen. Het is een kwestie van geluk, misschien zie ik het doel van mijn reis wel niet. In de Volvo met spijkerbanden rijden we naar het Noorse Grovfjord. Nieuwsgierig en hopend op het Aurora Borealis, zoals het noorderlicht wordt genoemd, kijk ik om de zoveel tijd omhoog. Het is nog steeds donker. Na iets meer dan een uur rijden zijn we bijna bij de rorbuer, een klassieke, rode vissershut. Hoopvol richt ik mijn blik voor de honderdste keer op de donkere sterrenhemel. De felgekleurde, golvende strepen uit mijn verbeelding zijn nergens te bekennen. Ik vraag me af of we het wel te zien krijgen. De voorspellingen waren beter dan voor de rest van de week, maar het noorderlicht is er niet.

Als we het kronkelweggetje richting de hut inslaan kijk ik in een wanhoopspoging nog een keer omhoog. Ineens is er een gekke wolk. Een lange, witte, melkachtige sluier die eerst nog nergens te bekennen was staat aan de hemel. Ik vraag me af waar die gekke wolk ineens vandaan komt. Het beweegt langzaam en sierlijk en dan besef ik het pas. Dat daar boven is het noorderlicht! Met mijn ogen wijd opengesperd en mijn mond als derde oog staar ik vol ongeloof naar boven. Na een snelle discussie over of we moeten stoppen of doorrijden besluiten we door te rijden. Twee minuten later parkeren we de auto veilig bij de hut en haasten we ons de auto uit. De witte sluiter blijkt toch niet wit maar lichtgroen te zijn. Het lijkt onwerkelijk. Alsof een kunstenaar op een lange ladder is gaan staan en een lang, groen lint over de sterrenhemel heeft geschilderd. Met stralende ogen en vervuld van geluk blijf ik bewegingsloos staan.

Onze Noorse gastvrouw Hanne komt naar buiten gelopen. “Jullie hebben geluk!”, zegt ze wijzend naar boven. Het noorderlicht is voor haar niks nieuws. Alleen als het heel heftig is gaan zelfs de Noren naar buiten voor het indrukwekkende spektakel. “Ik moet nog steeds wennen aan de toeristen die onze hutten huren, ze zijn zo verbaasd en enthousiast!”, vertelt ze lachend. Onze spullen gooien we snel de hut in. Het noorderlicht is zich aan het uitbreiden. De lichtgroene sluier verandert in een felgroene deken die danst aan de hemel. Sommige dansende sluiers bewegen snel, terwijl andere felle linten zich subtiel uitbreiden en verplaatsen door de lucht. Je zou bijna geloven dat het leeft. Ik droom weg bij de oude mythen. Vroeger dachten de Samen, de oorspronkelijke bewoners van Lapland, dat het licht een teken was van voorvaderen.

Het magische schouwspel verandert. De onderkant van de sluier wordt paars en op het moment dat ik denk dat het niet beter kan, beweegt de sluier zich boven ons. Corona Aurora Borealis! Het schouwspel speelt zich nu direct boven ons hoofd af, vanaf het strandje bij de hut kijken we omhoog naar het middelpunt. Stralen groen licht met aan de onderkant paarse randen dansen om ons heen. Duizelingwekkend, magisch en surrealistisch. Voor mijn gevoel kan ik het aanraken als ik hoog in de lucht spring. In al ons enthousiasme springen we op en neer, maar we raken het niet. Het betoverende moment trekt voorbij als de stralen weer wegdansen. Aan de overkant van het water wordt de groene dansvoorstelling weer smaller. Langzaam verandert de deken weer in een slanke sluier die de bergtop aan de andere kant van het water met de bergtoppen achter ons verbindt. Onder de indruk van de wonderen van de natuur en met een hoofd vol van betovering zoek ik de warmte van de hut op.

Maandag 4 januari
Mijn doel om het noorderlicht te vinden is bereikt! Maar Lapland heeft nog meer te bieden. Het Abisko Nationaal Park in Zweden is het begin van de wereldberoemde Kungsleden wandelroute. Het park biedt uitzicht op de Lapporten, een hangend U-vormig dal. Het staat bekend als symbool voor Lapland en wordt ook wel de poort naar Lapland genoemd. De volle 400 kilometer redden we niet voordat het donker is, daarom lopen we een klein stukje van de Kungsleden. De diepe sneeuw kraakt onder mijn voeten en kijkend naar de bevroren rivier vraag ik me af of ik vanavond het noorderlicht nog een keer zal zien.

Met -20 is beweging belangrijk om warm te blijven. Als ik maar even stil sta voel ik mijn tenen stijf en koud worden. Na ongeveer 8 kilometer lopen door de sneeuw, hebben sneeuwkristalletjes zich gevormd op mijn wimpers. Mijn tenen voelen aan als stenen bonken en mijn haar is wit en bevroren. Als we terugkomen bij het Turiststation van het park is het al donker. Hoewel het pas drie uur is voelt het als half zeven en mijn maag denkt dat het etenstijd is. Dat het zo vroeg donker is went best snel, maar ik word er wel lui van. De energie die ik heb verdwijnt tegelijk met het licht.

Opgewarmd vertrekken we richting Noorwegen. Aangekomen bij de rode hut is de hemel donker. Na al het geluk van gisteravond is de drang om het noorderlicht te zien niet weg. Het is als een spannend achtbaanritje, ik wil nog een keer. Ik wacht af in de hoop dat het net zo plotseling tevoorschijn komt als gister. Het wachten is niet voor niks. Rond negen uur verschijnen er wat groene flarden die fel afsteken tegen de donkere hemel. Meteen ren ik naar buiten. Het is minder fel dit keer, maar blijft lang zichtbaar. Buiten is het koud en ik besluit om dit keer vanaf binnen te kijken. In de hut doe ik alle lichten uit en schuif de bank voor het grote raam. Vermoeid van de dag val ik na een tijdje in slaap.

Woensdag 6 januari
Napratend over gisteravond zijn we vroeg vertrokken naar Kiruna. Gisteravond hebben we voor de derde keer het noorderlicht gezien. Het was weer iets minder fel en ik merk dat we verwend raken. We houden het minder lang vol in de kou en wachten met naar buiten gaan tot het wat feller is. Het is onwennig om binnen nog even te wachten, terwijl buiten zoiets bijzonders te zien is.

Vandaag doen we één van de eerste dingen waar je aan denkt bij Lapland, een sledehondentocht. Op de slee kan het flink koud worden en daarom krijg je ter plekke speciale kleding. Ingepakt in al die kleren voel ik me een sumoworstelaar. Als de honden ingespannen zijn rennen ze richting de witte vlaktes. De twee voorste honden zijn de leiders. Sommige van de huskies kijken niet eens voor zich maar lijken te genieten van het uitzicht. Onderweg stoppen we een paar keer voor jumping jacks en korte sprints. De honden lijken geen last te hebben van de kou. Als we stoppen beginnen ze te blaffen, zij rennen liever door. Het laatste stuk mag ik achterop de slee komen staan bij de gids. Ik ren achter de slee aan en spring erop zodra Fabio, de gids, dat ook doet. Onderweg roept hij “gee” voor een bocht naar rechts en “haw” voor links. Het maakt de honden niet uit, ze luisteren gehoorzaam.

Genietend van de rit raak ik met Fabio aan de praat. Het licht op dit uur van de dag met deze kou is mooi rozig. Helaas zijn er weinig lichturen in januari. “In de winter doen we alles gewoon rustig aan”, vertelde Hanne de gastvrouw van de hut. In de zomer is het bijna niet donker en werken ze meer. Het is een soort balans. Fabio heeft weinig moeite met het donker, “zonlicht is niet wat ik het meeste mis, dat zijn warme tenen. Het gevoel van warme tenen is het beste gevoel dat er is!”, zegt hij lachend. Terug bij het kamp is zijn collega het er deels mee eens, “het is heel speciaal als het zonlicht voor het eerst weer op je gezicht schijnt na een lange tijd”. Later op de middag vertrekken we weer richting onze hut, de temperatuur daalt nog steeds. Inmiddels is het buiten -39 en waardeer ook ik het warme-tenen-gevoel. Zodra je buiten bent voelt het alsof je wordt geknuffeld door een ijsbaan. Bij deze temperatuur zijn rondjes rennen en jumping jacks ineens mijn favoriete bezigheid.

Die avond hebben we geluk. Buiten barst het noorderlicht weer los. Zulke brede groene golven hadden we nog niet gezien. Vol enthousiasme sta ik buiten omhoog te kijken. Het licht danst volop en verplaatst zich over de sterrenhemel. De vermoeidheid van de lange rit is spontaan verdwenen en mijn aandacht richt zich alleen nog op de dansvoorstelling aan de hemel. Het is ongelooflijk hoeveel geluk we hebben. Lange tijd blijf ik wegdromen bij de verschillende vormen die het aanneemt. Totdat uiteindelijk de kleuren beginnen te vervagen en de sterren achter het natuurverschijnsel weer zichtbaar worden.

Donderdag 7 januari
Na een middag ijswatervalklimmen in Abisko, is het tijd om onze spullen te pakken. Morgenochtend vertrekken we richting Stockholm. Ditmaal met het vliegtuig, de trein rijdt niet vanwege de extreme kou. Als afsluiter zwaait het noorderlicht ons `s avonds gedag met een felle groene sluier dwars over het fjord. Lapland, wat een prachtland. Na het geluk om het elke avond te zien ben ik verwend met het natuurverschijnsel, maar er nog niet aan gewend.