Journalist & schrijver Jeroen Pen heeft geen last van een angstcultuur: “Misschien is schrijven mijn manier van bungeejumpen”
interview, gepubliceerd op 05 Feb 2023, door Brechje van Bladel

In april 2021 verschijnt ‘De meest besproken man van Nederland’, een boek dat het verhaal vertelt van journalist Otto. Wanneer je je in zijn wereld waant, liggen vergelijkingen met de echte wereld al snel op de loer. Het boek ontpopt zich op subtiele wijze tot een vernietigende kritiek op de bedrijfsstructuur en machtsmisbruik binnen de NPO. Is het toeval dat auteur Jeroen Pen (35) daar een aantal jaar rondliep als redacteur? Natuurlijk niet. Na het verschijnen van zijn boek zegt Pen nooit meer bij de publieke omroep te kunnen werken. Hij heeft zijn schepen verbrand, want: “wie wil er nou een klokkenluider in zijn midden?”. In januari 2023 lijkt het tij toch te keren.

Villamedia kopte vorige week met “Jeroen Pen keert terug bij de publieke omroep”.

Ik was eigenlijk al terug bij een omroep, maar dat hebben ze bij Villamedia achterwege gelaten. Ik heb het afgelopen jaar bij omroep HUMAN gewerkt, voor het Filosofisch Kwintet. Dat is een geweldig programma, waarin we een uur de tijd namen om een onderwerp al pratende uit te diepen. Eigenlijk een soort podcast, maar dan op televisie. Daarna was ik er even tussenuit om aan m’n tweede boek te beginnen en toen kwam BNNVARA op m’n pad. Ik ga daar nu aan de slag als schrijver en researcher voor het programma Zembla.

Dat is een verrassende keuze als je jouw geschiedenis bij de NPO een beetje kent.

Klopt, bij het online platform Brandpunt+ kwam ik op een debiele manier in de eindredactie terecht toen ik dertig was. Dat zou ik iedereen afraden.

Dat was geen succes?

Wij waren met onze online redactie een klein eilandje met millennials die – volgens NPO-standaarden – gekke dingen aan het doen waren. We opereerden toen nog los van het tv-programma Brandpunt. Op een gegeven moment wilde de NPO dat programma schrappen, tenzij de redactie samen zou gaan met de onze. Dat werd toen Brandpunt+. Op dat moment kreeg ik ineens de verantwoordelijkheid over dertig mensen die al jaren een programma maakten dat niet werkte. Anderhalf jaar later werd het programma alsnog geschrapt en kwam ik in de rare situatie dat al die millennials, waarmee ik iets had opgebouwd, één voor één weg moesten. Boven mij kwam een man te zitten die tegen mij zei: “Iedereen uit jouw team kan er niks van, ga dat tegen ze zeggen, geef ze op hun donder.”. Maar als die redacteurs dan vervolgens naar hem toe gingen, dan zei hij: “Je bent geweldig bezig! Dit is Jeroen’s mening.”.

Mijn collega’s, met wie ik vanaf het begin samenwerkte en waar ik op den duur van was gaan houden, kregen een hekel aan mij.

Een beetje DWDD-praktijken dus?

Niet helemaal, al schurkte het wel tegen gaslighting aan. Ik werd regelmatig keihard voor de bus gegooid. Mijn collega’s, met wie ik vanaf het begin samenwerkte en waar ik op den duur van was gaan houden, kregen een hekel aan mij. Dat was heftig.

“Ik heb het boek nooit teruggelezen, maar ik vermoed dat als je dat nu doet, je veel gelijkenissen ziet met wat er nu naar buiten komt.”

Is dat niet gewoon het lot van een eindredacteur?

Ja, dit hoort eigenlijk altijd bij een middelmanager. En wat mij betreft is dit dus ook gelijk een goede reden om niet aan middelmanagement te doen. En dan had ik ook nog eens weinig zeggenschap over wat we maakten. Ik vond ons platform op een gegeven moment gewoon niet goed meer, alles moest zo constructief. Nu heb ik in principe geen problemen met constructieve journalistiek, maar als dat een leidend beginsel wordt, dan krijg je alleen maar verhalen met een happy end. Ineens werd overal een warm, feelgood, twee uur ’s middags, RTL 4-sausje overheen gegooid. Je raadt het al: dat werkte niet heel goed.

Zou je bij Zembla dan wel willen doorgroeien als eindredacteur?

Dat denk ik eigenlijk niet. Die hele situatie bij Brandpunt+ heeft me best wel beschadigd. Als je een beetje aardig gevonden wil worden, moet je geen eindredacteur worden. Het is eigenlijk heel ondankbaar werk. Misschien word ik ooit wel weer ergens leidinggevende, maar nu nog even niet. Gelukkig heb ik veel mensen gesproken die bij Zembla hebben gewerkt en die hebben mij verzekerd dat het er op die redactie anders aan toe gaat.

De keerzijde van de mediawereld is sinds het verschijnen van jouw boek nog veel zichtbaarder geworden door de openbaringen over The Voice en DWDD. In een interview zei je: “Mijn boek had nu waarschijnlijk veel meer impact gehad dan twee jaar geleden”.

Ja, dat denk ik echt. Ik heb toen het boek uitkwam hele goede reacties gehad, maar mensen buiten de mediawereld vonden het vaak overdreven. Ik heb het boek nooit teruggelezen, maar ik vermoed dat als je dat nu doet, je veel gelijkenissen ziet met wat er nu naar buiten komt.

Denk je dat er veel veranderd is in die twee jaar?

Het lijkt erop dat iedereen inmiddels wel wat meer op z’n tenen loopt, ja. Men is zich heel bewust dat bepaald gedrag en management niet meer kan. Wat betreft de grote aantallen flexwerkers: ik weet niet of onder Frederieke Leeflang de contractstructuur bij de NPO al is veranderd, maar ze zegt er in ieder geval werk van te willen maken. Dat vind ik een positief teken, want het probleem wordt nu eindelijk erkend, maar er moet natuurlijk ook geld voor zijn. Je kan wel zeggen: “Wij nemen iedereen in dienst”, maar als er vervolgens drie grote programma’s verdwijnen, dan ben je failliet. Dus ik ben erg benieuwd of ze het probleem überhaupt wel kunnen oplossen.

Is jouw idee, waarbij je iedereen een contract van maximaal 5-7 jaar geeft, dan niet beter?

[lacht] Nou, ik heb me inmiddels door een econoom laten vertellen dat het een debiel plan is. Maar ik sta er nog steeds achter! Ik kan me gewoon niet voorstellen waarom iemand ergens dertig jaar lang zou willen werken. Toen mijn Brandpunt+-redactie van het toneel verdween, waren sommige mensen te duur om te ontslaan. Als gevolg daarvan werd het contract van anderen niet verlengd en moesten zij vertrekken. Als er eenmaal een reorganisatie komt, pakken die vaste contracten dus heel nadelig uit voor – vaak jongere – flexwerkers.

Eigenlijk dacht ik gewoon: “Iedereen loopt daar gefrustreerd rond. Maar niemand durft dat in zijn volledigheid naar buiten te brengen. Zou het niet grappig zijn als ik gewoon alles vertel?”

Was dat het doel van het uitbrengen van je boek: meer bewustzijn creëren voor die oneerlijke contractstructuur binnen de NPO?

Een beetje. Ik kan heel hoogdravend doen en zeggen: “Ik wilde de wereld veranderen”, maar eigenlijk dacht ik gewoon: “Iedereen loopt daar gefrustreerd rond. Iedereen roddelt over elkaar. Iedereen kankert over de situatie. Maar niemand durft dat in zijn volledigheid naar buiten te brengen. Zou het niet grappig zijn als ik gewoon alles vertel?” En dan vooral de nadruk op: álles. Ik wilde niets of niemand ontzien.

Ik had een hoofdredacteur die telkens zei: “Als ik klaar ben met werken, ga ik er een boek over schrijven”. “Slappe zak”, dacht ik toen. Ik wilde aan dat soort mensen laten zien dat het wél kan. Hoewel ik toen dus ook dacht dat dat zou betekenen dat ik nooit meer werk zou krijgen. Wie wil er nou een klokkenluider in zijn midden?

Het lijkt alsof jij niet echt last hebt van de Hilversumse angstcultuur.

Ik ben niet bang aangelegd, nee. Alhoewel ik toch regelmatig laveer tussen totale toekomstpaniek en ‘het komt wel goed’. Het zit in mijn karakter om veel op het spel te willen zetten. Misschien is schrijven mijn manier van bungeejumpen.

Onze generatie kan zich heel goed boos maken, maar vooral over dingen die weinig moeite kosten om boos over te zijn.

Hoe vind je dat je lotgenoten reageren op de misstanden die jij aankaart?

Ophef op Twitter gaat helaas vaker over een snuivende zanger of over een UvA-hoogleraar die tegen wokeness is. Je leest eigenlijk nooit: “Hey, ik krijg teringweinig geld en ik kan geen vast contract krijgen”. Onze generatie kan zich heel goed boos maken, maar vooral over dingen die weinig moeite kosten om boos over te zijn. Zaken waarmee je zelf niet zoveel op het spel hoeft te zetten. Iedereen kan iets van Goldband vinden, iedereen kan iets van Laurens Buijs vinden. Dat soort nieuws is eigenlijk een soort dopamineshot, waar je makkelijk achteraan kan rennen. Om iets over de arbeidsmarkt te zeggen moet je dossiers lezen en ergens iets van af weten. Dat is minder leuk, maar daar zou wat mij betreft wel wat meer aandacht naar mogen gaan.

Ik krijg dus steeds meer een afkeer van mijn eigen generatie, de millennials. Ik ben een links iemand, daar kan ik niet zoveel aan doen. Maar ik vind mijn generatie linkse mensen echt meedogenloos en ongelofelijk gemeen. Ze oordelen snel, zijn hard. Zodra je één mening onderschrijft die niet bij jouw hokje past, dan mag er blijkbaar naar je uitgehaald worden. Die afrekenzucht vind ik problematisch.

Maar jij rekent in je boek ook duidelijk af met bepaalde instituties en personen, toch? Over afrekenzucht gesproken.

Dat is een heel goed punt. Dus ja: ik ben net zo erg. Een echte millennial. Alleen dacht ik wel: ik ga alleen naar boven trappen. En ik heb het boek zo proberen te schrijven dat ik daar boven geen uitzonderingen maakte. Als ik dan toch mensen boos zou maken, dan iedereen maar.

Is er iemand naar wie jij wél met bewondering opkijkt?

Dat is zonder twijfel Yoeri Albrecht, de directeur van De Balie, waar ik het afgelopen jaar gewerkt heb als Hoofd Communicatie. Hij is de meest onbevreesde en geëngageerde man die ik ken. Er staan bij De Balie om de haverklap demonstranten voor de deur. Elke gast die hij uitnodigt wordt door anderen geadviseerd om niet te komen. Er is veel discussie of de gasten die hier spreken überhaupt wel een podium verdienen. Ik denk dat dat bewijst dat hij altijd doet wat hij zelf belangrijk vindt, misschien wel als enige journalist in Nederland. Hij kan bevlogen het dialoog en het debat aangaan. Scherp en hard, maar wel eerlijk.

We waren op een gegeven moment bezig met een avond over een bevolkingsgroep die wordt uitgemoord door IS. Die vrouwen worden verkracht, mishandeld, onthoofd. Yoeri zorgde ervoor dat De Balie de eerste plek in Europa was, waar zij hun verhaal konden doen. Er zat hier toen een jihadist in de zaal, die uit Syrië kwam, waarschijnlijk om hen te vermoorden. Gelukkig werd hij herkend. Yoeri is hem toen tot aan het station gevolgd om zeker te weten dat die vrouwen veilig waren. Dan heb je het wel over iets anders dan de zanger van Goldband die een lijntje coke op het podium snuift. Daar zie je ook weer dat verschil: het verhaal van die vrouwen is gruwelijk, ver weg, niet heel sexy en ligt gevoelig, omdat de Islam erbij is betrokken. De Balie is door de geweldige journalistieke redactie, en in het bijzonder Yoeri, een plek waar je de hele avond op glad ijs kan lopen en toch veilig naar huis kan gaan.

Klinkt alsof je veel van hem hebt geleerd. Wat kunnen journalisten van jou leren?

Bedenk: waar wil je écht werken? Leg de lat daarbij niet te hoog, maar ook zeker niet te laag. Kijk daarnaast niet teveel tegen mensen op, maar neem wel dingen van ze aan. En neem ten slotte je morele kompas mee naar je werk, maar reken iedereen daar niet keihard op af. Sla niet gelijk op tilt als die zestigjarige, mannelijke collega een keer een enigszins seksistisch grapje maakt. Bedenk: het is ook een mens, hij had je vader kunnen zijn, hij weet niet beter. Ja, de wereld moet veranderen, maar over vijf jaar is deze man waarschijnlijk toch weg van de redactie.

Het idee dat kutbaantjes in de journalistiek automatisch leiden tot promotie naar leuke dingen is een dwaalspoor.

In Villamedia zei je vorige week: “Mensen die ongelukkig zijn in hun werk, moeten ontslag nemen en iets anders gaan doen”.

Ja, dat is makkelijk gezegd, hè? Natuurlijk snap ik ook wel dat die uitspraak niet heel behulpzaam is, want je moet gewoon geld verdienen.

En soms zit je toch ook ergens om uiteindelijk dichter bij je doel te komen?

Emma Straub, één van mijn favoriete schrijvers, wilde iets in de literatuur gaan doen. Zij dacht na haar studie: “Ik ga bij een uitgeverij werken” en werd PR-assistent. Vervolgens zat ze twee jaar lang postzegels aan papier te likken. Zij leerde toen de les: dichtbij het vuur zitten is niks waard, als er om dat vuur nog steeds een hek staat.

In andere woorden: let op dat je niet de webredacteur uit mijn boek wordt. Let op dat mensen je niet gaan zien als iemand die alleen maar dingen in een Content Management System zet. Als je écht verhalen wil schrijven, maar je komt er niet tussen, ga dan drie dagen per week iets anders doen. Schrijf de overige dagen minimaal één goed verhaal. Het idee dat kutbaantjes in de journalistiek automatisch leiden tot promotie naar leuke dingen, is een dwaalspoor. Daarom ben ik weggegaan bij de KRO-NCRV en begin ik nu weer bij BNNVARA.  Ga niet op een online redactie zitten wachten tot iemand je komt halen en zegt: “Hier is jouw kans, kom met ons mee”. Er zijn altijd tientallen andere mensen die minder talent dan jij hebben, maar wel heel sociaal en gewiekst zijn en daarom uiteindelijk jouw kans krijgen.­­­­­­