Tom Staal (GeenStijl): “Ze zeggen dat negatieve publiciteit ook publiciteit is. Totale onzin”
interview, gepubliceerd op 23 Nov 2021, door Rick van Gelder

Krakers, neo-nazi’s, criminele gemeenteraadsleden en sjoemelende Europarlementariërs: de opvallendste en soms meest extreme types kregen te maken met de roze GeenStijl-microfoon van Tom Lobermann, alias Tom Staal. Tegenwoordig houdt hij het met name bij het – op eigen wijze – interviewen van Tweede Kamerleden. “Ik zoek niet een soort Teleac-cursus om alleen uit te leggen wát je vindt – zoals de meeste journalistieke collega’s van politici vragen.”

Op 34-jarige leeftijd begon Tom Staal met video’s maken voor GeenStijl. Het weblog kwam hem op het spoor door zijn confrontatie met de beruchte huisjesmelker Wim Vloet, voor het lokale medium De Nieuwe Utrechter. “Daar zat ook wel een persoonlijk dingetje aan: ik heb ook van hem gehuurd en een rechtszaak tegen hem gevoerd. Hij kwam maar niet die dag, we waren de cameraspullen al aan het inpakken, en ineens was hij daar. Het nodige duw-en-trekwerk volgt. Dan zit je in een adrenalinekick, je denkt achteraf: dat had misschien ook anders gekund, maar aan de andere kant was deze man al twintig jaar mensen aan het treiteren.”

Rekening houden met escalatie
Zeker in het begin van zijn tijd bij GeenStijl kwam het regelmatig tot fysieke confrontaties. Een compilatie, getiteld The Best Hits on Tom Staal, dekt naar eigen zeggen “net de helft van alle klappen” die hij heeft gevangen. Toch stelt Staal moe te worden van mensen die zich specifiek uitspreken tegen het aanvallen van journalisten.  “Of het nou journalisten zijn of ambulancebroeders: je moet met je poten van iedereen afblijven. Als je in Den Haag rondloopt als politiek verslaggever zul je er weinig mee te maken krijgen, maar als je net als Mark (Baanders, verslaggever bij PowNed, red.) naar Urk gaat om te provoceren… ik praat het niet goed, maar je moet er wel op berekend zijn.”

“Als je jezelf zo stoer vindt om te vechten met de ME, moet je ook niet zeiken dat je gefilmd wordt.”

De gewelddadige types komen in zijn beleving van allerlei kanten, waaronder extreemlinks, extreemrechts, coronawappies, voetbalhooligans en boeren. “Maar stop ze alsjeblieft niet weg, want het gevaarlijkste wat je kunt doen is niet luisteren. Dan pas gaan ze zich ondergronds verenigen via allerlei anonieme netwerken.”

Inmiddels zijn de items over demonstraties al anderhalf jaar op hun retour bij GeenStijl. De laatste werd gedraaid bij een boerendemonstratie in De Bilt die volgens Staal werd gekaapt door met name coronawappies. “Die hebben voorderest niks met hun leven te doen, ze worden door de ME een busje ingesleurd, krijgen een paar flinke beuken en worden weer naar buiten gegooid. Als je jezelf zo stoer vindt om te vechten met de ME, moet je ook niet zeiken dat je gefilmd wordt.”

Een nieuwe focus voor GeenStijl
Maar nu hij 45 jaar oud is, ziet hij het niet echt meer zitten om mee te lopen bij demonstraties of, zoals vroeger, de zuipfilmpjes te maken. “Als ik nu een lollig filmpje zou maken dat ik uit een vliegtuig wordt gegooid, kijkt ons huidige publiek er niet meer naar. Het heeft vooral met ouder worden te maken. Vroeger waren wij met GeenStijl ongeveer de enige, met Dumpert en Flabber erbij, die online bereik hadden. Nu is er simpelweg veel meer aanbod en ons publiek van toen is ook tien jaar ouder.”

“Dat rechtse zie ik niet per se.”

Dat huidige publiek ziet een website die is veranderd in een politiek weblog. GeenStijl wordt in dat genre wel eens gezien als een uitsluitend rechtse site – maar dat is een stigma volgens Staal. “Wij zijn, werkelijk waar, de meest vrije redactie van Nederland. Er zijn weinig plekken waar ik zo hard ruzie kan maken over onderwerpen en vijf minuten later met dezelfde mensen een biertje kan doen.”

Staal vervolgt: “Als ik naar de site kijk, zie ik echt niet puur geschreeuw: ik zie onderzoeksjournalistiek, activistische journalistiek, onderbouwde meningen, maar dat rechtse zie ik niet per se. Begin dit jaar hadden we een crowdfundingsactie opgezet voor de eigenaren van een bij de avondklokrellen kapotgemaakte Primera. Dan zijn we ineens wel weer aardig. Ik denk: dat soort dingen doen we ook al jaren.”

Sterker nog, zelf zou hij het liefst ook een zo’n breed mogelijk spectrum in beeld brengen op politiek gebied. “Geert Wilders is heel interessant, Thierry Baudet tot een tijdje terug ook wel, maar als je vier keer achter elkaar Geert Wilders ziet staan op je thumbnails moet je een beetje oppassen dat je niet te veel de mensen gaat kiezen voor clicks.”

Voorop staat de vraag van het publiek, een publiek wat zich in andere media niet gehoord voelt. Blindelings ‘hun’ politici aan het woord laten ziet Staal echter niet zitten. “Ik ben helemaal niet anti-PVV, maar als ik Fritsma (PVV-kamerlid, red.) hoor in het Afghanistandebat, krijg je wéér dat PVV-verhaal: ‘Niemand mag naar binnen, geen enkele Afghaan is welkom’. Dan denk ik: moet ik wel een podium geven aan dat rechts-rabiate gelul? Die balans vinden is lastig. Ik zoek tegenwoordig vooral naar welk onderwerp bij wie hoort.”

Een nieuwe verhouding met politiek
De verandering van de politieke verslaggeving bij GeenStijl illustreert Staal aan de hand van de werkwijze van twee van zijn voorgangers: Rutger Castricum en Jan Roos. “Rutger was kampioen in zuigen. Hij kon tachtig keer dezelfde vraag stellen en als je dan geïrriteerd raakte, pikte hij dat eruit. Van politiek had hij toen echter de ballen verstand. Jan Roos was een clown: interviews door Jan in de Kamer waren tachtig procent Jan Roos, twintig procent interview. Alleen maar felle vragen, maar als het antwoord niet beviel, kwam het niet in de uitzending. Dat kan heel grappig zijn, maar ikzelf wil toch wat meer op de inhoud proberen te zitten.”

“Rutger (Castricum) was kampioen in zuigen. Van politiek had hij toen echter de ballen verstand.”

Hij omschrijft het als een tussenvorm: af en toe zuigen, maar niet per se om  te zuigen. Af en toe nog wel eens een grap tussendoor, maar niet de hele tijd de clown uithangen. Staal probeert vooral op zoek gaan naar een onderbouwing, de waaromvraag, “en niet een soort Teleac-cursus om alleen uit te leggen wát je vindt – zoals de meeste journalistieke collega’s van politici vragen.”

Het voordeel aan deze vorm is volgens Staal dat je op GeenStijl een breder politiek spectrum in beeld kunt brengen. “Jesse Klaver staat niet te springen om bij ons voor de camera te staan, daar zijn ook geen stemmen te halen. Maar neem bijvoorbeeld Tunahan Kuzu (Tweede Kamerlid van DENK, red.) of Kees Verhoeven (oud-D66’er, red.). Daar ben ik het vaak mee oneens, maar ik kan heel goed met ze clashen. Ze weten: ik kan hard worden aangepakt, maar krijg wel de ruimte om mijn verhaal te doen.”

Politici zijn meer getraind
Politici zijn ook meer berekend op de oude ‘trucjes’ van GeenStijl. “Ze hebben geleerd om niet meer te duiken, gewoon meteen antwoord te geven. Dan werkt het trucje van Rutger, het eindeloos zuigen, gewoon een stuk minder.”

Maar dat betekent niet dat er helemaal geen ruimte meer is voor zeer felle items. “Neem Dion Graus (PVV-kamerlid, red.), die zogenaamd nog bij zijn moeder in Limburg woonde voor de reiskostenvergoeding. Dion – ik heb hem hoog zitten, maar dat item werd gewoon een soort roast van acht minuten.”

“Af en toe moet je wel erg hard zijn, maar als je het op een eerlijke manier doet, dan accepteert elke politicus dat je ze wel eens tot de grond toe affakkelt. Als je iemand ergens van beticht waar die het niet mee eens is, geef hem de ruimte om te zeggen waarom. Die oprechtheid is heel erg belangrijk. ”

“Als je zo naïef bent kun je beter bij de Albert Heijn achter de kassa gaan zitten en niet de politiek ingaan.”

Staal geeft ook eigen mediatrainingen, vaak aan lokale partijen, waar hij zich nog wel regelmatig verbaast over het niveau. “Die denken dat ze de nieuwe Pim Fortuyn zijn en zetten zichzelf totaal voor lul voor de camera. Dan vraag ik: waarom? Je krijgt dan twee antwoorden. Ze zeggen dat negatieve publiciteit ook publiciteit is: totale onzin.  Of ze zeggen dat er iemand, bijvoorbeeld Rutger, kwam voor een serieus item. Sorry, maar als je zo naïef bent kun je beter bij de Albert Heijn achter de kassa gaan zitten en niet de politiek ingaan.”

“Waarom zou je nog tv kijken?”
De zichtbaarheid van alle lagen van politiek – en daarmee de vraag naar mediatrainingen – is voor het leeuwendeel te danken aan de toegankelijkheid van de gedigitaliseerde journalistiek. Dit doet ook wat prachtigs met de dynamiek tussen de journalist en lezers volgens Staal. “Journalisten zaten vroeger vast in hun eigen gelijk: ze bepaalden niet alleen waarover je moest denken, maar ook hoe. Als je het oneens was schreef je misschien een boze brief naar de krant. Nu met het internet staan er binnen één minuut tien reacties onder je stuk, waarvan acht zeggen: daar klopt geen hol van!”

Televisie is volgens hem het meeste aan waarde verloren. Het riep bij hem de vraag op: “Waarom zou je nog tv kijken?” Zelf heeft hij sinds kort dan ook geen televisieabonnement meer. Op de eerste plaats is in zijn ogen vrijwel alles nep: “Neem Spoorloos, waar ze op zoek gingen naar een man in Zweden. Een twintig minuten durende zoektocht, terwijl op Twitter mensen hem met één zoekopdracht op Google hadden gevonden. Fuck dacht tv, nu moeten we in plaats van alleen maar zenden ook ontvangen van kijkers.”

“Ik ben soms al verbaasd als er een volzin uitkomt bij sommige nieuwe reporters.”

Daarnaast zou de televisie ook te veel achter de feiten aanlopen, door continu hetzelfde te blijven maken en uitzenden. “Je gaat een rondje zappen en denkt: Jezus Christus, jongens, het is hetzelfde als tien jaar geleden. Zelfs Flodder wordt nog steeds uitgezonden!”

Zelfs Omroep PowNed, waar Staal ook enige tijd heeft gewerkt, is volgens hem niet meer wat het is geweest. “Alle oorspronkelijke verslaggevers, behalve Rutger, zijn weg. Op Mark Baanders na zijn de nieuwe mensen ook niks, ik ben soms al verbaasd als er een volzin uitkomt bij sommige nieuwe reporters.” Ook legt PowNed het af op de creatieve vrijheid, want hij moest naar eigen zeggen vijftien minuten televisie per dag maken bij PowNews – een flinke opgave. “Allemaal origineel materiaal, het mocht niet een voice-over met een paar foto’s zijn. Als er bij GeenStijl geen item inzit, dan flikkeren we het weg.”

Voor altijd in de Tweede Kamer?
Deze mentaliteit en de eerder genoemde vrijheid bij GeenStijl in het algemeen, zorgt ervoor dat Staal graag nog door wilt gaan met het werk in de Tweede Kamer. Daarnaast zijn de mediatrainingen een goede bijverdienste.

Op het moment dat ik vraag waarom hij zelf niet de politiek ingaat met al die kennis en kunde, begint hij te lachen. “Een woordvoerderschap bij een ministerie zou ik iets anders vinden, maar je kunt er echt een fles wijn op inzetten dat ik dat nooit ga doen. Echt nooit. Voor de aandacht niet en het geld helemaal niet. Voor het werk dat je moet leveren, vind ik het geld niet eens heel veel. Maar ik vind vooral de politiek controleren veel leuker.”