’Toen ik de hoofdredactrice tussen al haar Chanel-tassen zag zitten dacht ik: hier wil ik geen carrière maken’
interview, gepubliceerd op 06 Oct 2020, door Jessica Rijsdijk
Ilona werkt als redacteur bij het Nederlands Dagblad (beeld Jaap Meijer)

Ilona (27) droomde als klein meisje van een carrière op een moderedactie. In haar studententijd leek deze droom werkelijkheid te worden, toen ze bij zowel JAN als Glamour aan de slag ging. Toch vond ze uiteindelijk haar droombaan niet in de modewereld, maar bij het christelijke Nederlands Dagblad. ‘’Ik vond het toch een beetje leeg.’’

Door de coronacrisis spreken we elkaar via Zoom, beiden in ons eigen ‘ouderlijk huis’. Hier heeft Ilona de afgelopen twee dagen gewerkt, aangezien ze momenteel maar één dag in de week op de redactie mag werken. Ondanks de afstand spat haar enthousiasme van het computerscherm. Ze blijkt ook duidelijk een journalist met interesse in haar medemens te zijn: ze kan het niet laten om ook mij tijdens het interview steeds vragen te stellen. Misschien is haar interesse in de ander wel de reden dat haar baan bij het Nederlands Dagblad haar zo goed bevalt.

Wanneer besloot je om journalist te worden?
‘Tijdens een les Nederlands op de middelbare school las ik in mijn studieboek een stukje van de columnist Simon Carmiggelt. Hij schreef simpelweg over het dagelijks leven en dat vond ik zo mooi. Toen dacht ik: als je daarvan kan leven, dat zou ideaal zijn!

Waarom?
‘Het leek mij fantastisch om te leven van de verhalen van mensen en verhalen die ontstaan door opmerkzaam te zijn.’

Heb je toen bewust iets met die gedachte gedaan?
‘Na mijn vwo heb ik als tussenjaar stage gelopen bij de Sestra. Dat is een website voor christelijke vrouwen. Daar heb ik mijn eerste interview ooit gedaan. Ik mocht een vrouw interviewen die elke dag een poppetje maakte van wasknijpers. Na het interview ging ik koffie kopen in de stad. Toen voelde ik mij op en top journalist.’

Op een gegeven moment ben je terechtgekomen bij een groter merk: Glamour. Hoe ben je hier beland?
‘Ik heb bij mijn ouders een megahoge stapel tijdschriften liggen, want modebladen vond ik altijd helemaal het einde. Toen dacht ik nog dat werken op een moderedactie onhaalbaar was, ondanks dat ik het onwijs interessant vond. Tijdens mijn journalistieke minor is hier verandering in gekomen. Ik zag op Facebook een vacature voor een stagiair voorbij komen bij JAN-magazine en stuurde een berichtje. Toen kreeg ik direct een hele enthousiaste brief terug en ben ik met knikkende knietjes naar Amsterdam gegaan om op gesprek te komen. Daar heb ik vervolgens ongeveer vijf maanden stage gelopen. Ik hoorde via via dat ze bij Glamour een online-editor zochten. Toen hebben mijn collega’s een goed woordje voor mij gedaan en ben ik daar binnengerold. Dat is echt de beste tip binnen de journalistiek: je moet gewoon ergens beginnen en dan ontwikkelt het zich allemaal wel.’

Over binnenrollen gesproken, je hebt geen LinkedIn en bent ook online niet erg zichtbaar. Is dat een bewuste keuze?
‘Ik denk dat ik daar een beetje te onzeker voor ben. Ik zit wel op Twitter, maar ik volg alleen maar mensen. Ik durf niets te tweeten, omdat ik bang ben dat ik dan een spelfout maak of iets heel doms zeg. LinkedIn vind ik een beetje suffig. Dat is relevant als je iets met HR doet. In de journalistiek is het toch allemaal via via en je werk is altijd wel online te vinden. Misschien is het een beetje dom en ben ik gewoon te lui.’

Je geeft aan dat je vroeger modebladen las. Was je vroeger al veel met mode bezig en was dit de reden dat je in de modejournalistiek aan de slag wilde?
‘Het is niet dat ik mijn eigen kleren naaide, maar ik wist wel wat de grote merken zoals Gucci of Prada op de catwalk hadden lopen. Dat kwam voornamelijk door die modebladen. Ik vond vooral de verhalen over ontwerpers en fotografen interessant. Het waren de levensverhalen binnen de modejournalistiek waarvan ik genoot. Niet de technieken van stoffen of patronen. Op die manier ben ik nog steeds bezig met mode. Stijl vind ik razend interessant en dat gaat verder dan mode. Het is voor mij breder dan alleen kleding.’

Wat is jouw meest bijzondere ervaring geweest bij Glamour?
‘Ik mocht naar New York op uitnodiging van British Airways. Dat is iets wat in de tijdschriftenwereld kan en absoluut niet bij een krant. Daar heb ik drie dagen lang in een superfancy hotel gezeten, ben ik vaak uit eten geweest en heb ik Mariah Carey gezien. Vervolgens moest ik een verhaal schrijven over New York in kerstsfeer, maar moest ik hier wel British Airways in verwerken. Zo heb ik bijvoorbeeld een vrouwelijke piloot geïnterviewd. Dus dat was wel echt megatof. Een ander hoogtepunt is dat ik de De Jeugd van Tegenwoordig heb geïnterviewd.’

Was dat jouw idee om De Jeugd te interviewen?
‘Nee. De Jeugd had net een nieuw album uit en toen vroeg mijn eindredacteur: ‘Iloon wil jij dat doen?’. British Airways was trouwens ook een gelukje, want ik was net nieuw. Toen een van mijn collega’s niet kon, gunden ze mij de opdracht.’

Tegenwoordig werk je bij het Nederlands Dagblad. Wanneer besloot je de overstap te maken van een modeblad naar een christelijke krant?
‘Toen ik blij Glamour werkte zag ik op een gegeven moment de hoofdredactrice tussen al haar Chanel-tassen in haar glazen kantoor zitten. Toen dacht ik: hier wil ik geen carrière maken. De mooiste persreis die je kunt hebben, had ik al gehad en .. ik weet niet. Ik vond het toch een beetje leeg. We hadden ook een artikel in de Glamour in die periode over ‘hoe vreemdgaan je relatie kan redden’ en toen dacht ik: dit is eigenlijk helemaal niet wat ik vrouwen van mijn leeftijd wil vertellen. Ik kon er niet achter staan.

Daarnaast groeide mijn eigen interesse in het geloof. Ik ben christelijk opgevoed en wilde meer kennis daarover. Ik wilde gesprekken voeren met mensen over zingeving en het geloof. Dus toen ben ik naast mijn scriptie Nederlands en het freelancen voor Glamour, nog extra vakken van Theologie gaan volgen. Ook ben ik stage gaan lopen bij Trouw. Dat deed ik met het idee om theologie te gebruiken voor de journalistiek. Toen tipte een vriendin van mij dat ze bij het Nederlands Dagblad een trainee zochten. In eerste instantie dacht ik: dat is een hele kleine krant. Maar ik dacht toch: een jaar lang vast werk en kunnen leren, dat is misschien wel een goede investering. Uiteindelijk heb ik eieren voor mijn geld gekozen en binnen een maand dacht ik al: dit is het helemaal waard.’

Waarom was je al binnen een maand overtuigd van jouw keuze?
‘Ik kreeg hele goede begeleiding bij het Nederlands Dagblad. Ik was omringd door collega’s die mij continu feedback gaven, wat ontzettend leerzaam is. Ook vond ik het onwijs interessant om mijn collega’s het hemd van het lijf te vragen met vragen als ‘Hoe pak jij het aan?’, ‘Hoe begin jij een stuk?’ of ‘Wat vind jij jouw beste stuk en waarom?’. Daarnaast had ik het hier meer naar mijn zin dan bij Glamour. Ik ging meer op pad, sprak meer mensen en de stukken die ik schreef waren diverser.’

Ilona thuiswerkend in haar appartement in Amsterdam (beeld Ilona)

Mag je overal over schrijven?
‘Het Nederlands Dagblad is een christelijke krant en alle collega’s moeten ook christelijk zijn. Dus ik heb niet echt de behoefte om hele controversiële dingen te schrijven. Wel heb ik het idee dat ik over alles kan schrijven. Er is geen censuur. Ik heb ook wel collega’s die een stuk progressiever of linkser zijn dan ik, maar we hebben ook weleens hele rechtse geluiden.’

Hoe speelt je geloof een rol in je werk?
‘Het is een christelijke krant, dus je komt er continu mee in aanraking. Alles waarover je schrijft heeft een connectie met het geloof. Ik zit ook echt op mijn plek bij het Nederlands Dagblad. Ik zit op de redactie van kerk en religie: de geloofsredactie. Dus ik mag verhalen maken over geloofsvragen en portretten van mensen over hun geloof. Daarnaast ben ik bezig met ‘nieuwe vormen van kerk zijn’ en geloofsopvoeding. Ik behandel de geloofszaken die zich misschien niet helemaal in een kerk afspelen. Nu schrijf ik een artikel over geestelijke verzorging. Daarvoor hang ik morgen aan de lijn met een geestelijk verzorger uit het ziekenhuis. Dat zijn echt allemaal dingen die ik superinteressant vind.’

Betekent christelijke journalistiek voor jou: schrijven over geloofsonderwerpen en religie of is er ook een christelijke visie op journalistiek?
Twijfelt. ‘Ik denk beide. Het werken op een geloofsredactie zorgt ervoor dat ik over geloofsonderwerpen en religie schrijf. Ik denk dat een christelijke visie op journalistiek altijd zo objectief mogelijk moet zijn. Hieronder valt bijvoorbeeld het controleren van de macht en hoor en wederhoor. Ergens is dat ook christelijk, omdat het over rechtvaardigheid gaat en dat is een christelijk thema. Het is niet zozeer dat ik overal een evangelisatieproject van maak, want dat zou de journalistiek in de weg zitten. Maar het is ook iets waar je over moet blijven nadenken.’

Je hebt ook een eigen rubriek: levensvragen van een 27-jarige. In deze rubriek ga je op zoek gaat naar antwoorden op deze levensvragen. Is dit een rubriek die je zelf hebt verzonnen?
‘Ja. Ik had dit idee al toen ik 26 was. Toen heb ik tegen een vriendin gezegd: ‘Het lijkt mij zo leuk om allemaal mensen die ik zelf een stukje wijzer acht dan mezelf te kunnen interviewen.’ Ik heb wel iets meegemaakt in het leven, maar over het algemeen ligt alles nog open. Ik ben piepjong, sta aan het begin van mijn carrière en weet nog niet wat ik wil of waar ik goed in ben. Dus dat kantelmoment van student-af, naar echt iets meer volwassen zijn, dat vond ik een relevant moment om allemaal levensvragen te stellen. Mijn collega’s en de hoofdredacteur waren ook gelijk enthousiast. Dus dat is ook echt een tip: pitch ideeën, want mensen zitten altijd verlegen om goede ideeën.’

Hoe bedenk je die levensvragen? Zijn dat vragen die lang in je hoofd spelen of ga je ernaar op zoek?
‘Soms heb ik vragen die ik heel graag wil stellen. Een idee dat lang door mijn hoofd spookte was: ik heb geen mening en daar voel ik mij schuldig over. Ik had het idee dat het als christen belangrijk is dat je weet waar je voor staat en dat weet ik niet altijd. Dus dat is een kwestie die ik heel graag wilde voorleggen. Tegelijkertijd ontstaan er ook vaak ideeën door te sparren met mijn eindredacteur. Zij heeft mij aan hele leuke dingen geholpen en vaak komen vrienden ook nog met verrassende ideeën.’

Je put ideeën uit leeftijdsgenoten, maar ook uit ouderen.
‘Ja. Precies. Wat ik ook merk is, het zijn vragen van een 27-jarige, maar het zijn blijkbaar ook levensvragen van een 37-jarige of een 47-jarige. Ik krijg soms ook reacties van collega’s, zoals: waar je het vandaag in de krant over hebt gehad, daar loop ik ook zo tegenaan! Dan denk ik: oh shit, ik heb nu die vragen, maar misschien heb ik die vragen over twintig jaar nog steeds.’

Zijn de vragen alleen relevant voor christelijke 27-jarigen?
‘Nee. Het is fiftyfifty. Ik heb al veel geloofsvragen gehad, maar ik heb bijvoorbeeld ook een psychiater gesproken over faalangst. Zulke onderwerpen zijn universeel, of je nu gelovig bent of niet. Hetzelfde geldt voor het vraagstuk: ik heb geen mening. Vaak zijn de geïnterviewden ook niet christelijk. Dus zowel de vragen als de mensen die ik interview zijn een mengeling van wel en niet christelijk.’

Je bent al een paar jaar werkzaam in het journalistieke veld. Stel je mocht nu een andere baan kiezen. Hoe ziet jouw ideale droombaan eruit?
Denkt na.

Of heb je die al gevonden?
‘Ik zit nu eigenlijk wel echt goed op mijn plek, ondanks dat ik soms mijn vrienden, familie en vriend lastigval als ik een artikel heel slecht vind. Dan zeg ik: ‘Ik ga het nooit leren, ik ga nooit kunnen schrijven zoals ik wil schrijven.’ Over het algemeen ben ik heel erg content, omdat je mensen spreekt die je anders nooit spreekt en je op plekken komt waar je anders nooit komt. Het enige wat je hoeft te doen is het zo helder en aantrekkelijk mogelijk opschrijven voor de mensen thuis. Dat vind ik ontzettend leuk. Wat ik soms nog wel eens denk is: nu schrijf ik voornamelijk over dingen die gebeuren op geloofsgebied. Ik zou wel iets meer werkzaam willen zijn in dat geloofsveld, in plaats dat je erover schrijft. Als geestelijk verzorger bijvoorbeeld of in de kerk.’

Dus buiten de journalistiek?
‘Nu vind ik dit nog veel te leuk. Misschien als ik later oud en wijs ben.’