Joost Vullings (NOS): ‘Politici komen niet op mijn verjaardag’
interview, gepubliceerd op 14 Sep 2017, door Sandrine Thelosen

Velen kennen hem inmiddels door de Formatievlog en zijn optredens bij Jinek. Maar eigenlijk is Joost Vullings (1970) vooral een radioman. De parlementair verslaggever doet een boekje open over zijn blik op de Haagse journalistiek.

Zijn dag begint ’s ochtends bij het NOS Radio 1 Journaal. Daar duidt hij de politieke situatie. De rest van de dag loopt hij rond op het Binnenhof, op zoek naar nieuws. Vullings komt in het Leidse café bij binnenkomst een collega-journalist tegen. ‘Hij schrijft een boek over populisme. Je moet hem ook interviewen.’

Noem je jezelf journalist?
‘Ja.’

Wat houdt dat in volgens jou?
‘Dat is een vrij beroep natuurlijk. Ik vind het heel lastig om dat te definiëren.’

Vind je jezelf controleur van de macht?
‘Ja, maar dat is gek genoeg niet waar ik primair elke dag mee bezig ben.’

Waar dan wel mee?
‘Iedereen is tegenwoordig druk. Al die mensen die aan het werk zijn, willen op gezette tijden weten wat er in Nederland en de wereld speelt. Er zijn mensen die hen helpen door er handzaam verslag van te doen. En daarbij ook nog wat duiding te geven hoe je dingen kan zien. Dat zie ik als mijn taak.’

‘Natuurlijk ben je ook controleur van de macht. In de meeste journalistieke producties is er geen sprake van het controleren van de macht. Dat is helemaal niet erg, want mensen zijn blij met wat ze lezen, wat ze zien en wat ze horen. Dus ik heb er altijd moeite mee als mensen dat op nummer één zetten.’

‘Natuurlijk ben ik kritisch op iedereen die ik interview, heb ik wel eens een WOB-procedure en ben ik er heel erg gespitst op dat ik niet in de maling word genomen. Dus in die zin controleer ik de macht. Maar zeker voor een journalist van de NOS is het eigenlijk de primaire taak om aan de mensen te vertellen wat er in de grote boze buitenwereld gebeurt.’

Kan je iemand maken of breken?
‘Ja.’

Doe je dat wel eens?
‘Nee. Althans, misschien onbewust wel. Ik ken journalisten die heel graag onderdeel zijn van het spel. Dat zullen ze nooit hardop zeggen, maar die hebben dus wel echt graag macht. Bijvoorbeeld De Telegraaf met Jesse Klaver en Wijnand Duyvendak. Die krant noemt iemand consequent een oud-inbreker en zegt: feitelijk is dat zo, ook al is dat zoveel jaar na dato. Ik kan er altijd wel om lachen hoor. Maar dat gaat natuurlijk vrij ver.’

‘De Telegraaf heeft gewoon zoiets van: onze lezers hebben niks met GroenLinks, dus daar zijn we extra kritisch op. En dat mag, maar zij vinden het dan wel mooi als dat consequenties heeft. Dus zij zijn voor mijn gevoel er wel op uit dat ze in die zin een rol spelen. Ik ben daar niet op uit. Maar doordat je meedraait, kan je wel zaken beïnvloeden.’

Heb je daar een voorbeeld van?
‘Het kan zijn dat doordat je intern iets weet er al ruzie ontstaat. Hoe kan de NOS dat weten? En zij weten dan niet hoe ik aan die informatie ben gekomen. Ik maak altijd onderscheid tussen macht en invloed. Macht is bewuste invloed, dat je erop uit bent. Zoals De Telegraaf die er trots op is dat ze de kilometerheffing mede de nek om hebben gedraaid. Daar zijn zij ook echt op uit. Dat vind ik macht. Als door een kritisch artikel iemand ineens moet aftreden – maar dat was niet je inzet – dan heb je invloed. Maar dat is een definitiekader dat ik voor mezelf hanteer.’

Afgelopen april kwam het eerste boek van Vullings uit: De kinderen van Pim. Hiervoor interviewde hij oud-Kamerleden van de LPF, die na de dood van Pim Fortuyn in 2002 de partij staande probeerden te houden. Het boek gaat onder andere in op de rol van de media in die periode.

Maak je van te voren afspraken met mensen over wat je wel en niet publiceert?
‘Bij de radio gebeurt dat nooit. In mijn boek heb ik het wel gedaan. Dat vond ik doodeng, omdat ik het dus niet kende. Maar het pakte eigenlijk heel goed uit. Het is wel fijn om die goedkeuring te hebben, omdat je vaak veel omgooit. En bij mij werkte het zo: doordat je mensen onderdeel maakt van het maakproces, kregen zij ook vertrouwen in mij.’
‘Als de hoofdredactie zegt: we hebben het liever niet, dan word ik opstandig.’
Je hebt niet iets weggehaald waarvan je dacht: dat moet erin.
‘Nee, niks.’

Vullings studeerde begin jaren negentig politicologie in Leiden. Pas aan het einde van zijn studie kwam hij erachter dat de journalistiek misschien wel iets voor hem zou zijn. ‘Het kwartje viel bij mij pas heel laat; dat je niet alleen kon consumeren, maar ook kon produceren.’ Hij begon als freelancer bij het Leids Nieuwsblad. Daarna kwam hij door Willem Breedveld, ‘een hele grote krantenmeneer van Trouw’, terecht op de parlementaire redactie van het Radio 1 Journaal (NOS). ‘Ik ben eigenlijk een radioman. Dat Formatievlog is natuurlijk niet echt tv, wel beeld. Maar het Radio 1 Journaal en Met het oog op morgen (NOS) zijn mijn primaire werkzaamheden.’

Je zit wel af en toe bij Jinek.
‘Het begint nu wel een beetje hybride te worden. Maar als ik nu een nieuwsverhaal heb, dan breng ik dat niet bij Jinek, dan gaat het natuurlijk altijd eerst via de NOS.’

Ben je 24 uur per dag journalist?
‘Ja. Maar je moet dat ook weer niet heel serieus nemen, anders word je overspannen.’

Maar het staat nooit uit?
‘Nee. Stel dat hier nu twee mensen een gesprek hadden, dan ga ik toch voorzichtig zitten luisteren. Als journalist ben je natuurlijk vooral nieuwsgierig. Als ik hier een eigenaar van een winkel spreek, dan heb ik daar als parlementair journalist waarschijnlijk niks aan. Maar als hij vertelt hoe bepaalde dingen in Leiden gaan met vergunningen, vind ik het interessant hoe dat werkt en hoe iemand de gemeente ervaart. Dat zijn indrukken die je kan meenemen in je bredere kennis van de wereld. Op verjaardagen steek je bijvoorbeeld ook altijd veel op.’

Zjn er vriendschappen ontstaan met Kamerleden of de ambtenaren die eromheen zitten?
‘Nee.’

Is dat bewust?
‘Misschien wel. Je hebt natuurlijk wel politici of voorlichters waarbij de omgang vriendschappelijke kanten heeft. Je spreekt mensen heel veel, dus dan weet je ook of van iemand een kind ziek is. Dan vind ik het vrij normaal om daarnaar te informeren. En er zijn natuurlijk mensen die je meer mag, met wie je anders omgaat dan met anderen. Maar nee, niemand komt op mijn verjaardag.’

Maakt het uit of je stemt bij de verkiezingen?
‘Voor mij niet.’

En lid worden van een politieke partij?
‘Ja, dat hebben ze bij ons liever niet. Ik zou het ook zelf niet willen. Als je parlementair journalist bent, vind ik dat je dat niet moet doen. Maar ik vind het wel een fundamenteel mensenrecht. Dus op het moment dat de hoofdredactie zegt: we hebben het liever niet, dan word ik opstandig. Niet dat ik het zelf wil, maar ik vind het gek dat een werkgever denkt dat hij daar iets over mag zeggen. Maar goed, dat is dan de opstandigheid van een journalist.’

Kan je de politieke voorkeur merken aan een journalist?
‘Ja, ik denk het wel, bijvoorbeeld bij De Telegraaf. En dat mag ook, want dat is een geprofileerde krant. Dat is geen verwijt, maar een constatering. Ze zijn wel onafhankelijk, maar in hun standpunten zitten ze vaak dichter bij hun partijen. Als een plan hun bevalt, wordt het positief gepresenteerd. Als een partij het dan overigens niet waar maakt, krijgen ze ook gewoon de volle laag. Ik zeg altijd: De Telegraaf heeft een eigen verkiezingsprogramma en daar vanuit opereren ze. Als ze bij links een gaatje zien, springen ze er iets gretiger in.’

En hoe zit dat bij de NOS?
‘Bij de NOS hebben we dat niet.’

Zijn jullie onafhankelijk?
‘Ja, we zijn sowieso onafhankelijk. Objectief is niemand. Je streeft naar objectiviteit, maar er zit altijd wel iets van jezelf in. Je bent in een redactie met een groep mensen en daarin kan wel een soort denkafwijking ontstaan. Het kan zijn dat je zelf niet meer ziet dat het misschien gekleurd is. Maar je probeert elkaar daar wel scherp in te houden en elkaar daarop te wijzen.’
‘Parlementaire journalistiek is gewoon heftig qua privéleven.’
Op de vlogs zie je vaak de groep journalisten die staat te posten op het Binnenhof. Zijn dat overwegend mannen?
‘Daar wel ja.’

Is dat een goede afspiegeling van de parlementaire journalistiek?
‘De journalistiek is over het algemeen heel vrouwelijk. Zeker in Hilversum, voor mijn gevoel is het dat fiftyfifty. Maar zodra het op verslaggeving aankomt, en dus ook hoe onregelmatiger de baan, gaan er verschillen ontstaan.’

Dus dat is dan meer een praktische overweging?
‘Ik weet niet wat dat is. Als je puur naar de parlementaire redacties kijkt, zijn die over het algemeen redelijk mannelijk. Wij hebben relatief veel vrouwen bij de NOS, maar die doen vaak bureauwerk. Dat zijn diensten waarbij je weet wanneer ze beginnen en weet wanneer ze eindigen. Bij de parlementaire verslaggeving heb je met onregelmatigheid te maken. Mannen weten dat thuis beter te regelen of asociaal afschuiven – het is maar net hoe je het definieert.’

En ook bij het commentaar op tv.
‘Ja, Dominique [van der Heyde red.].’

En is dat erg?
‘Het is geen ramp. Maar diversiteit en verschillende blikken leveren altijd meer op. Er zitten overigens heel veel homo’s tussen. Toen ik bij de NOS aankwam, was Job Frieszo daar nog de chef. Bijna de hele redactie was homo of biseksueel. Dat was gewoon zijn eigen voorkeur, maar daar zat ook personeelsbeleid achter. Dan kom je dus weer bij die onregelmatigheid uit.’

‘Parlementaire journalistiek is gewoon heftig qua privéleven. Het is niet dat je je de hele dag te pletter werkt, maar je bent soms wel heel lang van huis. Dan is het hebben van een gezin niet echt een pré. En hij dacht: homo’s hebben geen kinderen, dus daar heb ik minder gezeur mee. Hij vond het leuk om met die mensen om te gaan. En ze zeggen niet ineens na drie jaar: ik ben zwanger.’

Jullie vlog is met drie mannen.
‘Ja. Marleen [de Rooy red.], eveneens werkzaam op de Haagse redactie van de NOS, heeft trouwens wel een paar keer meegedaan. Maar de vlog is toevallig ontstaan tijdens de campagne. ’s Morgens om zes uur zaten we al met zo’n klein clubje op de redactie. Ik was er iedere ochtend om de radio te doen. Xander [van der Wulp red.] was er dan voor de ochtendjournaals. En Vincent [Rietbergen red.]hielp dan Xander. En toen bedacht Vincent om een soort kijkje achter de schermen te geven. En natuurlijk drijft het ook wel een beetje op een soort studentikoze mannenhumor. Maar dat is wel de chemie.’