Hij begon bij zakenblad Quote, maar de meeste tijd spendeerde Philip de Witt Wijnen als politiek verslaggever in Den Haag. Na ruim tien jaar besloot hij terug te keren naar de plek waar hij als stagiair begon: de sportredactie van NRC. Dit keer als chef, met andere taken en verantwoordelijkheden. “Het is een beetje corvee, maar wel leuk corvee!”
Op het kantoor van NRC drinkt Philip de Witt Wijnen (1970) water uit een plastic bierbeker van PSV. “Die heb ik uit het stadion, daar kom ik graag.” Het maakt hem niet uit dat hij daarmee kleur bekent. “Het is veel minder spannend dan bij politiek. Op dat gebied weet nog steeds alleen mijn familie wat ik stem.”
De journalist komt uit een juristenfamilie. Zelf studeerde hij geschiedenis en zat hij bij de corporale studentenvereniging Minerva. Vol humor geeft hij toe: “Ik ben een echte kakbal uit Leiden.” Dat werd bij de Postdoctorale Opleiding voor de Journalistiek (PDOJ) gezien als elitair en conservatief. Toch lukte het hem om daar binnen te komen en daarna stage te lopen bij “zijn” krant van thuis: NRC. Tot zijn grote teleurstelling mocht hij na zijn stage op de sport- en binnenlandredacties niet blijven werken bij zijn droomkrant.
Op advies van zijn chef Binnenland solliciteerde hij bij zakenblad Quote. Zijn studentikoze achtergrond maakt hem voor Jort Kelder interessant. “De enige reden dat Jort mij wilde, was omdat ik een corpsverleden had. Bovendien werkte mijn vrouw bij ABN-AMRO, mijn broer bij Heineken en al mijn vrienden waren advocaten. Maar ik ging daar echt niet over schrijven. Dat vond Jort natuurlijk vervelend.”
Hoe was het om bij Quote te beginnen zonder inhoudelijke kennis over dat blad, het bedrijfsleven, of de economie?
“Toen ik daar begon, wist ik echt niks en was ik ook nog heel bleu. Terwijl je als journalist juist brutaal moet zijn! Bij Quote heb ik dat toen snel geleerd. De manier waarop Jort Kelder mensen benadert, dat vlerkerige, daar houd ik heel erg van. Van hem leerden we er zonder schaamte voor te gaan: “Never take no for an answer”, altijd doorvragen, dichtbij iemand komen, amicaal met ze omgaan, maar intussen altijd kritisch blijven. Dat was dikke pret daar.
“We hadden een ontzettend leuk team, leerden jaarverslagen te lezen, reisden veel en maakten zo kennis met de wereld van het grote geld. Het was super spannend en eng, maar ook heel leerzaam. Het leuke is dat je als journalist zelf eigenlijk niks hoeft te weten. Alleen wie je moet bellen om te begrijpen wat er aan de hand is. Uiteindelijk zorgt je netwerk ervoor dat je over alles kunt schrijven.”
Na zeven jaar stapte je over naar de economieredactie van NRC, was dat anders?
“Toen werd het echt ‘serieuze journalistiek’. Quote was ook wel serieus, maar ook een beetje voor de lol. Het blad wordt soms ‘De Privé van het zakenleven’ genoemd en dat is ook een beetje zo. Maar Jort hamerde er wel op dat het journalistiek moest zijn: het moest kloppen en het moest mooi geschreven zijn. Wij lieten ons echt niet omkopen, maar een reisje gingen we zelden zelf betalen. Dat is bij NRC heel anders. Hier betalen we alles zelf, ook al ga je maar met de KNVB mee naar een wedstrijd.”
De afgelopen vijftien jaar was je economie-, financieel politiek- en politiekredacteur en nu ben je chef Sport. Vind je het moeilijk om niet meer bij de grote maatschappelijke verhalen betrokken te zijn?
“Ja, dat is een goed punt. Maar ik vind sport ook gewoon ontzettend leuk en interessant. En ergens is het ook maatschappelijk relevant. Tijdens de nieuwsvergadering ’s ochtends wordt er altijd gevraagd naar wat verstrooiing: leuke, lichtere onderwerpen voor tussen alle grote en zware dingen. Dan steek ik nu mijn hand op en iedereen smult ervan! Ik vind dat een krant heel breed moet zijn en niet alleen maar over zware onderwerpen moet gaan. Dat is een belangrijke functie van de sportredactie. De tweede functie gaat juist over het aankaarten van maatschappelijke onderwerpen.
“Het klopt dat de sportredactie niet aan alle grote onderwerpen meeschrijft, maar bij de berichtgeving over het grootste crisismoment van vorig jaar, de Ajax-Maccabi rellen, waren wij nauw betrokken. En het is ook een taak van de sportredactie om grote, serieuze onderwerpen binnen sport aan te kaarten. Zo maken we stukken over bijvoorbeeld voetbalhooligans, doping, fraude, matchfixing, sportswashing en milieukwesties. De rubriek van Danielle Pinedo, de Gelijkmaker, gaat over ongelijkheden tussen mannen en vrouwen binnen de sportwereld. Sport is een spiegel voor de maatschappij. Hij laat onder andere zien hoe vrouwen behandeld worden. Dus in die zin doen we juist via sport heel goed mee in het maatschappelijke debat.”
In deze rol ben je wel nog betrokken bij het grote nieuws via de nieuwsvergaderingen. Was je ook naar de sportredactie overgestapt als je geen chef was geworden?
“Ik ben hier ooit begonnen als stagiair en bij NRC krijg je elke vijf jaar de kans om na te denken over wat je nog meer wilt doen. Niet iedereen wil de baas worden, maar je wilt wel door ontwikkelen. Mensen gaan bijvoorbeeld van Binnenland naar Kunst, van Kunst naar Buitenland, etc. Na tien jaar Den Haag wilde ik echt wat anders, maar ik wist niet precies wat. Ik hoefde niet per se chef te worden want ik was ooit adjunct-chef bij Economie en dat vond ik helemaal niks.
“De vacature voor chef Sport sprak mij aan omdat ik het na tien jaar in Den Haag wel fijn vond om even in de luwte van het grote en dagelijkse nieuws te zitten. De redactie is heel erg leuk en ik vind sport leuk genoeg. Ik wil dit vijf jaar met heel veel plezier doen. En in de nieuwsvergadering mag ik nog steeds meepraten. Daar wordt gewoon verwacht dat ik iets vind van Trump vandaag.”
Was je er klaar mee, politiek Den Haag?
“Ja. Dat was ik oprecht.”
Heeft dat met het kabinet te maken?
“Niet per se met het kabinet, maar ik vond de formatie echt verschrikkelijk. Ik houd sowieso niet van dat kluitjesvoetbal, dat je met z’n allen achter dezelfde politicus aanrent. En dan was de Tweede Kamer ook nog eens verhuisd naar dat lelijke gebouw, het oude ministerie van Buitenlandse Zaken. En ik was ook wel moe van mensen zoals Omtzigt en Van der Plas. En Wilders natuurlijk, die wil niet met ons, de ‘mainstream media’, praten.
“Het had niet zo zeer met mijn eigen opvattingen te maken, maar ik vond de formatie gewoon niet leuk. En het kabinet daardoor ook niet. De mensen die ze hadden uitgezocht om minister en staatssecretaris te worden… daar haalde ik geen voldoening uit. In vorige kabinetten was dat anders. Rutte was ook een mafketel, maar wel een hele leuke, interessante figuur. Daar kon je een goed gesprek mee voeren. Datzelfde geldt bijvoorbeeld voor Wopke Hoekstra. Die moet je ook niet meteen geloven op zijn mooie praatjes, maar daar kon je wel normaal mee praten. Met de huidige bewindspersonen heb ik dat minder. Dus ik was er ook wel een beetje klaar mee.”
Wordt het dan ook moeilijker om erover te schrijven?
“Ja. Dat vond ik wel.”
En om er onafhankelijk over te schrijven? Ik kan me voorstellen dat het voor sommigen moeilijker wordt met de extreme veranderingen van de afgelopen tijd.
“Dat onafhankelijke lukt wel. Iedereen stemt wel, maar professioneel houd je je distantie.
“In alle eerlijkheid had ik wel moeite met hoe de VVD is opgeschoven. Vroeger was dat een verantwoordelijke bestuurderspartij. Ze had altijd oog voor de rechtsstaat en zat dan wel rechts van het midden, maar dat links of rechts maakt mij niet zo uit. Het gaat erom dat het fatsoenlijk is. Dat je de rechtsstaat respecteert vind ik wel belangrijk. En ik vind dat geen van de huidige regeringspartijen dat doet.
“Wij nemen dat serieus en schrijven daar onafhankelijk en kritisch over. Dat is ook de functie van de journalistiek: om te proberen het landsbestuur bij de les te houden. Daarom zijn wij heel kritisch op dit kabinet en dat is wat anders dan niet-neutraal of niet-onafhankelijk.”
Het is opvallend dat je nu stopt in Den Haag. Terwijl je ook zou kunnen zeggen dat dat werk nu het belangrijkst is.
“Eens. Maar als krant vervullen we die functie nog steeds. En ik vind het ook heel goed dat je rouleert als je een maatschappelijke functie vervult. Zo wordt je veelzijdiger en de krant wordt er beter van wanneer de jonge talenten ook een kans krijgen. En ik ga lekker kritisch Ajax en Feyenoord volgen. En de KNVB en Saoedi-Arabië.
“Ik ben ook niet echt een politieke junkie. Er zijn mensen die na een dag in Den Haag thuiskomen en dan nog alle podcasts gaan luisteren en alle talkshows kijken. Ik ging gewoon een boek lezen. Of sport kijken.”
Ga je zelf nog blijven schrijven, als chef Sport?
“Jazeker! Ik heb mijn niche gevonden in het vrouwenvoetbal. In de zomer ga ik naar het EK in Zwitserland en van het weekend spelen ze tegen Duitsland, dus dan ga ik daar heen. Nu probeer ik die vrouwen een beetje te leren kennen en de trainer. Het is mijn nieuwe hobby en ik vind het heel leuk.”
Het lijkt me toch anders als chef dan als verslaggever.
“Ja, dat is het ook. Weinig mensen hier willen de baas worden, want dan schrijf je minder. Het is meer plannen en vergaderen, zorgen dat anderen verhalen maken, redigeren… Het is meer een kantoorbaan, maar het hoort er ook bij. Iedereen voelt die verantwoordelijkheid en nu is het vijf jaar mijn beurt. Het is een beetje corvee, maar wel leuk corvee. En het allerleukste is dat je hierna gewoon weer verslaggever kan worden! Ik hoop over 4,5 jaar naar Berlijn te gaan als correspondent. Dat staat nog op mijn lijstje.”