Jan Salden (40), ooit begonnen als stagiair bij De Limburger en momenteel onderzoeksjournalist bij EenVandaag, vindt dat journalistiek ‘altijd een beetje moet schuren of pijn doen.’ Problemen aan het licht brengen is dan ook een rode draad in zijn werk. Maar het journalistieke werkveld is in zijn ogen veranderd: ‘Het is grimmiger geworden.’
Je omslagfoto op Twitter toont een opvallend statement: Journalism is printing what someone else does not want printed, everything else is public relations. Waarom koos je voor deze tekst?
“Die quote is mijn motto. Ik vind dat de journalistiek zaken kritisch tegen het licht moet houden en hierbij moet het altijd een beetje schuren of pijn doen bij degene die bevraagd en bekritiseerd wordt.”
Je bent een fervent twitteraar. Hoe kijk je eigenlijk naar dit medium?
“Ik heb een beetje een haat-liefdeverhouding met Twitter. Ik ben daarom minder gaan twitteren de laatste tijd. Met Twitter denk je de hele wereld te bereiken, maar dat is natuurlijk niet zo. Daarentegen is het wel een platform waar veel collega-journalisten, bestuurders en critici op zitten. Ik wil daarom wel zichtbaar zijn op Twitter. Door informatie uit te werken in een Twitterdraadje laat ik zien welke dossiers ik volg. Ik ben wel voorzichtiger geworden in mijn uitspraken, daarom probeer ik iets neutraler te twitteren.”
Hoe is dat zo gekomen?
“Je wilt als journalist niet de indruk wekken dat je vooringenomen bent. Ik heb niet het idee dat ik dat ben. Maar je kunt wel de indruk wekken door een bepaalde toonzetting of een bepaalde opmerking. Daarin is het klimaat op Twitter ook grimmiger geworden de afgelopen jaren.”
Op wat voor manier is Twitter grimmiger geworden?
“Je ziet dat mensen sneller negatief reageren op je werk en mensen trekken sneller je integriteit in twijfel. Het grimmige zit in het feit dat het vaak anonieme accounts zijn die op journalisten en de mainstream media inhakken. Ze vinden dat die heulen met de macht.”
Een journalist moet ook iets kunnen hebben.
Wat voor reacties ontvang je dan zoal?
“Ik ben dus minder actief op Twitter tegenwoordig. Ik merk dat mensen nu met name kritiek geven op mijn bezigheden rondom het luchtvaartdossier. Dit dossier gaat onder meer over Schiphol en Lelystad Airport. Het is een dossier waar ik een dagtaak aan zou kunnen hebben. Er zitten namelijk enorm veel verhalen in, bijvoorbeeld verhalen over mensen die hinder ondervinden van geluidsoverlast en uitstoot van vliegverkeer. Mijn indruk is dat die mensen niet altijd adequaat beschermd worden door de overheid. Hier maken we kritische verhalen over bij EenVandaag. Die verhalen lokken reacties uit, zoals: ‘Daar heb je EenVandaag weer hoor, altijd activistisch’ of ‘EenVandaag laat zich voor het karretje spannen van burgerbewegingen en milieugroeperingen’.”
Birte Schohaus schreef eerder dit jaar over jouw samenwerking met actiegroep Samenwerkende Actiegroepen Tegen Laagvliegen (SATL) in het artikel: Journalist en activist: een gelukkig huwelijk. Is dit een voorbeeld van de situatie die je net uitlegde?
“Jazeker. Je probeert als journalist altijd je onafhankelijkheid te bewaken. Om SATL als voorbeeld te nemen. Zij zijn tegen opening van Lelystad Airport. Maar daar ligt mijn belang niet. Mijn belang is om misstanden aan de kaak te stellen. Waar de overheid een scheve schaats rijdt ben ik er om dit in het daglicht te zetten. Dat zij daar als groep van profiteren dat snap ik, maar dat is niet mijn doel.
Om terug te komen op Twitter. Ik probeer niet te veel aandacht te besteden aan anonieme accounts. Het zou goed kunnen dat de mensen achter deze accounts in de luchtvaartindustrie werken. Dan snap ik dat het hun boterham is die ik wellicht in gevaar breng. Ik merk wel dat ik bewuster ben over de toonzetting van mijn tweets. Ik houd het daarom tegenwoordig vooral bij de feiten, die geven het meest neutrale beeld.”
Jan Salden checkt zijn telefoon in het restaurant van de AVROTROS.
Heb je het gevoel dat dit je beperkt?
“Nee, als ik vind dat ik iets moet tweeten dan doe ik dat gewoon.”
Heb je in het verleden wel eens tweets geplaatst, die je nu niet zou plaatsen of ander zou formuleren?
“Ongetwijfeld. Ik zou mijn tweets anders hebben verwoord. Of ik zou tweets niet hebben verstuurd. Maar ik sta wel achter de gedachte van mijn tweets. Alleen tegenwoordig word je sneller afgerekend als journalist. Dit zie je ook buiten Twitter om. Zeker de publieke omroep heeft hier mee te maken. Je kunt hierbij denken aan de kritiek op de Kaag-documentaire of op Jort Kelder bij Op1. Die negativiteit straalt ook op EenVandaag af. Dus wat ik vooral wil laten zien, is dat wij niet bang zijn om onze financiers, de Rijksoverheid, kritisch te benaderen.”
Soms schrijf je verhalen die gevaarlijk of vervelend zijn voor mensen.
Krijg je wel eens directe berichten op Twitter of op andere sociale media?
“Die zal ik vast wel eens gehad hebben, maar dat staat me niet direct bij. Ik had laatst wel een discussie met Menno Swart op Twitter. Hij is de hoofdredacteur van 112Vandaag en houdt zich bezig met de luchtvaartindustrie. Hij maakt er soms een sport van om mij als activist tegen de luchtvaart neer te zetten. Maar wanneer ik rechtstreeks contact met hem heb is hij poeslief. Toen dit laatst weer gebeurde, benadrukte ik dat hij recht heeft op zijn mening. Maar doordat hij zijn mening online deelt, trekt hij wel mijn integriteit als journalist in twijfel. En als je dat wilt doen, dan vind ik dat je mij moet opbellen.
Verder krijg ik geen haatmail. Dit komt naar mijn idee doordat ik niet direct zichtbaar ben. Onze politiek commentator, Joost Vullings heeft hier meer last van. Soms denken mensen dat EenVandaag van de NOS is. De NOS is al langer mikpunt van kritiek, daarom hebben ze ook de logo’s van de auto’s gehaald. Maar doordat mensen dit denken kan dat een reden zijn om EenVandaag lastig te vallen.”
Om het voorbeeld van de NOS aan te houden, wat vind je ervan dat journalisten zich aanpassen om hun werk te kunnen doen?
“Dat is heel treurig. Ik kan wel zeggen dat je nooit moet zwichten voor dit soort terreur. Ik denk ook dat als dit een manier is waarop je kan blijven werken, dat het dan maar zo moet. Het is wel te hopen dat de overheid, de politie en het OM hier bovenop zitten. En dat ze in ernstige gevallen stevig optreden. Mijn indruk is dat dit al goed gebeurt. Maar een journalist moet ook iets kunnen hebben. We zijn niet gemaakt van suiker.”
Waar ligt dan de grens?
“Als je aan mensen komt of als je iemand dermate bedreigt dat diegene niet meer zijn werk kan verrichten. Ik heb zelf ook zulke momenten meegemaakt toen ik bij De Limburger werkte. Zo zat ik ooit als journalist bij een rechtbankzitting, toen na afloop de familie van de verdachte op mij afkwam. Die zeiden dat ik wel ‘een goed stukje’ moest schrijven. Daar heb ik mij toen met een kwinkslag van afgemaakt. Ik zei: ‘Ik schrijf altijd goede stukken.’ Daardoor stopte de confrontatie direct, maar het was toch intimiderend. Een ander voorbeeld is een telefoongesprek voor de Limburger. Iemand zei tegen mij: ‘Als je dat schrijft, dan hang ik je op aan de hoogste boom.’ Ik was toen nog vrij jong. Het was een flinke eyeopener dat je als journalist dit ook kan tegenkomen.”
Dit heeft je klaarblijkelijk niet afgeschrikt.
“Nee, dat heeft me toen niet afgeschrikt. Het heeft me wel alert gemaakt van het feit dat dit soort reacties in de journalistiek voorkomen. Ik moet hierdoor denken aan een artikel dat ik voor GPD schreef. Dat verhaal ging over de toeleveranciers van de wietindustrie. Ik ben toen bij een groothandel voor een rondleiding langs geweest. De persoon die mij rondleidde is na de publicatie ontzettend boos geworden. Soms schrijf je verhalen die gevaarlijk of vervelend zijn voor mensen. Dat soort verhalen kunnen mensen pijn doen in hun reputatie, in hun portemonnee of in hun belangen. Als gevolg kunnen ze, op zich ook logisch, daar vervelend op reageren.
De laatste jaren heb ik hier niet veel last van. Het is een goed teken als mensen boos worden door jouw verhalen. Mensen moeten niet boos worden omdat jij niet goed je werk hebt gedaan. Als ze boos worden omdat jij zaken hebt onthuld, dan is het wel goed. De aanwezigheid van dit soort wrijving geeft juist aan dat je een belangrijk verhaal openbaar hebt gemaakt en daar draait journalistiek voor mij om.”