Mick van Wely: “Het is een tweede natuur geworden om op m’n hoede te zijn”
interview, gepubliceerd op 17 Sep 2018, door Joy Leering

Er is niet veel over hem bekend en dat wil hij zo houden. Met een beroep als misdaadjournalist bij o.a. De Telegraaf is Mick van Wely (46) liever niet te veel op de voorgrond. En dat maakt hem nou juist zo interessant

Mick, op welk punt wist jij dat je niet zomaar journalist, maar misdaadjournalist wilde worden?

Ik was altijd al gefascineerd door misdaad en was zelf eigenlijk een boefje die geïntrigeerd was door gangsters. Het begint ergens bij fascinatie. Toen ik stage liep bij Nieuwsblad van het Noorden (nu Dagblad van het Noorden) zat er iemand naast mij die de misdaadverslaggeving deed. Dat was een heel raar beroep toentertijd, misdaad werd gezien als een vieze vorm van journalistiek. Hij had een scanner waarmee hij de communicatie tussen de politie kon horen. Dat betekende dat ik de hele dag “overval dit” en “straatroof, wagen 33 daarheen!” hoorde. Dat vond ik wel spannend. Op een gegeven moment nam hij mij mee naar een dode vrouw die was gevonden, overleden aan een overdosis. Toen ik daar aankwam tussen al die politiewagens en ik hem zag praten met allemaal politiemensen vond ik dat heftig en interessant. Eerst wilde ik niet ‘alleen’ misdaadjournalist zijn, maar me met van alles bezig houden. Ik ben me uiteindelijk gaan specialiseren omdat ik een steeds groter netwerk kreeg en steeds meer over misdaad begon te leren. En omdat ik wel in het hebben van een specialisme geloof.

Keek je dan ook al veel crime-scene televisieshows vroeger?

Ja, ik bekeek alle misdaaddocumentaires, bijvoorbeeld alles wat er over de maffia te vinden was. Nu nog steeds, ik kan hele avonden Discovery en Netflix kijken naar series als Narcos. Maar het is vooral heel veel kennis op doen en heel veel lezen.

Kan jij nog zeggen dat je een X-aantal uur lange werkweek hebt?

Nee, ik ben altijd bezig met mijn werk. En eigenlijk, het is heel erg, kan ik het ook niet loslaten. Als ik op vakantie ben laat ik het gaan, maar ik ben altijd aan het scannen, kijken, leren, lezen, beter worden, bellen, contacten en netwerken.

Dus je telefoon staat altijd aan?

Ja. Als ik ergens heen moet rijden dan zou ik eigenlijk rust moeten houden en een lekker muziekje draaien. Maar dat doe ik niet, ik ga twee uur bellen. En een nadelig effect van het wat bekender worden is dat je steeds meer informatie binnen krijgt. De hele dag door ben je bezig met het verwerken van die informatie. Ik hou met heel veel ouders, broers en zussen van vermoorde mensen contact. Ieder jaar als er een sterfdag is probeer ik te bellen en vragen hoe het met ze gaat. Dat kost ook tijd. Uiteindelijk is het daadwerkelijk schrijven van een verhaal maar een tiende van je dag.

Wanneer kan jij een zaak laten rusten dan? Pas als een dader is gepakt?

Bijvoorbeeld ja. Er is een moordzaak van de prostituee Antoinette Bont, dat is een zaak waar ik maandelijks al twintig jaar mee bezig ben. Toevallig wacht ik vandaag op een telefoontje erover, want die zaak wordt heropend. Niemand is meer bezig met die zaak, het is langer dan twintig jaar geleden, maar voor mij is het een mens. Er loopt een moordenaar rond en er is nog maar één nabestaande. Ik heb bij het graf gestaan, en dat klinkt misschien dramatisch, maar het was een mooie meid in een shit gezin die met tien-nul achter stond vanaf d’r tweede levensjaar. In dat graf ligt Antoinette Bont, zonder hoofd, want dat is nooit gevonden. Het is een fascinerend verhaal en ik wil weten wat er is gebeurd dus ik wil er net zo lang mee bezig zijn tot het is ontrafeld. Het is een fascinatie die ik niet kan uitleggen. Misdaadjournalistiek bestaat natuurlijk ook uit politierapporten lezen en fouten ontdekken die daarin zijn gemaakt en dat doe ik ook, maar eigenlijk zijn dit mijn zaken. De grote misdrijven. Daar heb ik het meest mee.

Zou je je baan zelf als gevaarlijk omschrijven?

Naja, die aanslag op het Telegraafgebouw en wat bedreigingen hebben wel aangetoond dat je echt gevaar loopt. Maar ik ben op m’n hoede en dat is een soort tweede natuur geworden. Ik ben altijd alert. Wanneer ik ’s avonds thuis zit, realiseer ik me dat iemand altijd naar binnen kan…

…Kijken?

Schieten. Dat is heel erg, maar dat is wel een vast patroon.

Toen ik vanochtend door de stad liep, vroeg ik me af hoe het zou zijn als ik jou was. Of mensen me zouden herkennen, want als misdaadjournalist wil je dat misschien niet. Maar je komt geregeld op TV.

Ja, dat vind ik jammer. Ik vind het ook nog steeds lekker om een keer naar een café te gaan. Maar dan kom ik daar en herkennen mensen me of zegt er iemand: “Hé, er woont hier blijkbaar iemand in de buurt…”  Dat is heel intimiderend. Vroeger kon ik heel makkelijk researchen en ging ik altijd op ontdekking in het criminele circuit. Ik zat soms wel in een bordeel of fout café tot twee uur ’s nachts. Daar kreeg ik veel informatie en dat is nu een stuk lastiger geworden. Dat vind ik wel echt vervelend. En dat mensen je snel zien als een politievriend, dat is ook lastig.

Bij Paul Vugts en John van den Heuvel is heel openlijk bekend dat ze beschermd worden door de Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging. Van jou weet men dat niet. Zou je zeggen dat je minder vijanden hebt dan zij?

Ik heb niet minder vijanden dan Paul Vugts denk ik. John is natuurlijk bekender én hij is echt een boevenvanger. Ik heb dat niet. John z’n naam wordt makkelijker herinnerd en hij is sneller in the picture. Ik probeer er ook heel erg aan te werken om contact te houden met gedetineerden. Zojuist nog belde de man die ooit de bom voor de Jumbo neerlegde. Ik heb met beide werelden contact, zowel met de criminele kant als met politie en justitie.

Vind je het dan juist fijn dat jij in die zin niet zo bekend bent als John?

Ik hoef eigenlijk niet nog bekender te worden nee. Maar aan de andere kant ben je wel ambitieus. Ik wil beter worden, niet bekender. Ik wil niet dat iedereen op straat zegt “Hé Mick! Hé Mick!” Bij een tankstation of in een restaurant word ik vaak aangesproken of soms wil iemand op de foto. Dat hoeft van mij niet, ik vind het nu wel prima zo.

In april dit jaar zat jij samen met de voorzitter van de Nationale Politiebond Jan Sluijs en theatermaker George van Houts aan tafel bij Pauw. Toen zei Van Houts “waarom geven we drugs niet vrij?” Denk jij zelf ook niet dat….

Je kunt je afvragen of the war against drugs succes heeft gehad. Waarom is er een verbod tegen drugs? Je kunt zeggen om te zorgen dat het niet bij mensen belandt ja. Maar je kunt na vijftig jaar drugsverspreiding concluderen dat het makkelijker is geworden om drugs te kopen dan ooit is geweest. In ieder shitdorp kan je drugs krijgen. Mexico is het beste voorbeeld van de totaal uit de hand gelopen war against drugs: duizenden doden. Het is alleen lastig internationaal gezien. Als je het gaat legaliseren moet iedereen het legaliseren. Ik vind het moralistische gelul over drugs ook raar. Waarom mag je wel zeven dagen in de week zuipen en straalbezopen rondlopen in de stad en niet één keer in de twee maanden een pilletje nemen? Ja, omdat je door het consumeren ervan de drugsindustrie in stand houdt. Tuurlijk. Maar legaliseer het en besteed het geld dat je nu besteedt aan de bestrijding juist aan de hulp aan mensen die er niet mee om kunnen gaan.

Morgen is het Prinsjesdag en de miljoenennota is al uitgelekt. In het NRC Handelsblad van afgelopen zaterdag stond dat 11,1 miljard euro naar veiligheid en justitie zal gaan. Vind je dat weinig?

Kijk, geld lost niet alles op en mensen ook niet. Het gaat om intelligent investeren, maar ik denk dat we enorm achterlopen. Het is geen Nederlands probleem, het is een Europees probleem. Ik vind dat de Europese Unie miljarden moet geven aan Nederland, want wij hebben nou eenmaal die havens. Wij kunnen dat als klein landje niet oplossen, cocaïne is voor Europa bedoeld en wij moeten vanuit Europa subsidie krijgen. Miljarden.

Wat zou er verder aan justitie en veiligheid verbeterd moeten worden?

Al een jaar of tien heeft de bestrijding van drugs geen prioriteit meer gekregen. Dat zou wel moeten. Kijk, als het illegaal is moet je het ook heel hard bestrijden. Dat is niet gebeurd. Er is jarenlang geïnvesteerd in high impact crime zoals overvallen, straatroven en inbraken. De maatschappij is daardoor op het eerste gezicht veiliger geworden. Maar je ziet georganiseerde misdaad niet meteen en die heeft kunnen groeien en groeien. Wat zie je nu? Een enorme stijging van het aantal liquidaties, een enorme productie van XTC en een enorme doorvoer van drugs.  Nederland is daardoor een van de knooppunten van cocaïne in de wereld geworden.

Tot slot op een luchtigere noot: ben je eigenlijk bezig met een nieuw boek?

Ja. Ik heb eerder een boek over tot levenslang veroordeelde gevangenen en een boek over de Groninger HIV-affaire geschreven. Dat waren allebei research boeken waar ik zo’n zeven, acht jaar mee bezig ben geweest. Het heeft me helemaal gesloopt en ik heb me nu voorgenomen dat ik een keer een boek wil schrijven met spannende verhalen. Geen geleuter en onderzoek, maar tien verhalen die voor mij echt crime-verhalen en bijzonder waren. Het heet Cokebaronnen en Sluipmoordenaars en wordt gewoon een lekker spannend jongensboek dat je in je koffer gooit als je op vakantie gaat.

 
Een interview met misdaadjournalist Mick van Wely.