‘Kantooramazone’ en columniste Japke-d. Bouma: “Mensen houden elkaar voor de gek met vaag taalgebruik”
interview, gepubliceerd op 06 Oct 2020, door Indah Sparreboom

 

De afgelopen jaren heeft NRC-columnist Japke-d. Bouma zich ontwikkeld tot expert op het gebied van ergerlijke kantoortaal, kantooretiquette en andere kantoorperikelen. Deze ‘kantooramazone’ heeft een duidelijke missie: “Ik wil graag dat mensen beter nadenken over hoe ze iets zeggen.”

Een paar dagen voor ons interview gaat op Twitter een vacature viral, gepost door een kantoor in Amsterdam. Het zoekt een nieuwe ‘vibe-manager’ met ‘controlfreakende skills’. Het is typisch het soort taalgebruik waar NRC-columniste Japke-d. Bouma zich aan ergert in haar columns.

“Verschrikkelijk toch”, zegt ze wanneer ik haar eraan herinner. “Eigenlijk bedoelen ze gewoon een soort manusje-van-alles. Iemand die de taken van een conciërge of een gastheer/vrouw kan vervullen. Maar dat klinkt niet heel hip.

Dus in plaats van dat ze duidelijk zijn, blazen ze zo’n functie enorm op met zweverige woorden. En als je kijkt naar alle reacties erop, zie je dat heel veel mensen zich daaraan ergeren”

Het gebruik van het Engels maakt het er ook niet duidelijker op natuurlijk.

“Zeker niet. Daar kan ik me zo aan ergeren. De Engelse ziekte noem ik dat: Engels praten als dat helemaal niet nodig is. Of ben ik nu een oude zak? (lachend). Maar ik denk dat het uiteindelijk wel over gaat. Er was een tijd dat we allemaal Franse leenwoorden gebruikten, maar dat doen we ook niet meer.”

Maar waarom schrijven ze dan zo, als je ziet hoe mensen zo’n vacature belachelijk maken?

“Omdat ze het idee hebben dat mensen – en dan vooral jonge mensen – daardoor gaan solliciteren. Als je net begint met werken heb je natuurlijk niet zo’n hoge functie. Maar als je kan zeggen dat je ‘al’ een ‘vibe-manager’ bent, klinkt dat misschien voor je vrienden alsof je al heel wat bereikt hebt. Zo heb je tal van die functietitels, waarmee mensen elkaar een beetje voor de gek houden om zichzelf gewichtiger te doen lijken. Best logisch, maar eigenlijk heel bizar.”

Foto Charlotte van Egmond/EO

De populariteit van haar wekelijkse columns in NRC toont aan dat Bouma zeker niet de enige is die geïntrigeerd is door zulke taalspelletjes. Haar columns zijn al meerdere keren gebundeld in boeken met titels als: ‘Ga lekker zélf in je kracht staan’, ‘Mag ik even iets tegen je aanhouden’ en ‘Uitrollen is het nieuwe doorpakken’.

Maar Bouma en haar lezers zijn het onderwerp nog lang niet beu. Hoewel het grootste gedeelte van haar columns tegenwoordig over kantooretiquette gaan, en over andere zaken waarmee ‘werkend Nederland’ worstelt zoals thuiswerken, schrijft ze ook nog af en toe over kantoortaal. Dagelijks krijgt ze berichten van lezers met suggesties.

“Het onderwerp leeft heel erg. Mensen herkennen heel veel van de situaties die ik schets in mijn columns en dat zie je terug in de reacties. Het was helemaal erg toen ‘Ga lekker zelf in je kracht staan’ uitkwam. Die titel was echt een soort open zenuw voor lezers die zich al tijden ergerden aan die uitspraak. Misschien omdat het zweverig klinkt, daar zijn Nederlanders veel te nuchter voor.”

Duidelijke taal werkt dus. Op zich geen vreemde opvatting voor een journalist.

“Klopt, maar ik weet ook dat het niet makkelijk is. Ik heb duidelijk schrijven ook moeten leren. Toen ik 24 was, begon ik aan een opleiding dagbladjournalistiek. De teksten die ik daar schreef, kreeg ik standaard terug met allerlei rode strepen erin van de docent. Ik schreef een beetje als een vibe-manager. (lacht) Alle onduidelijke franje moest eraf. Nou is dat bij een column wel iets anders dan bij een nieuwsbericht, maar ik heb daar veel geleerd. Het is heel moeilijk iets duidelijk uit te leggen. ”

In je columns kan je natuurlijk ook meer humor gebruiken dan in nieuwsberichten. Is die luchtige toon een bewuste keuze geweest voor dit onderwerp?

“Ik schrijf mijn columns met het doel om grappig te zijn. Daarnaast wil ik graag dat mensen beter nadenken over hoe ze iets zeggen. Wat blijft er over als je al die overbodige, wollige taal wegsnijdt, wat is je boodschap? Hoe duidelijker je praat, hoe makkelijker je met elkaar kan samenwerken. Zeker op kantoor is dat belangrijk.

Mijn boodschap is dus dat er echt iets moet veranderen. Dat kan alleen lastig zijn voor mensen om te horen. Met een grap maak je zoiets minder pijnlijk. Ik kan wel enorm boos worden in zo’n column maar daar worden lezers niet blij van.

Hoewel, ik ben laatst wel heel boos ben geworden op de Belastingdienst en die column was heel populair. Maar je kunt niet elke week boos zijn. Dan heeft het geen effect meer. ”

Verzwakt humor de boodschap dan niet?

“Integendeel, in mijn ervaring blijft een grap beter hangen. Maar het is wel zo dat wanneer je ergens een grap over maakt, je je daar achter kan verschuilen. Misschien is het dus wel een beetje laf van me, maar het voelt ook veilig.

Ik heb wel gezien hoe mensen soms op vrouwelijke columnisten reageren die een duidelijke mening hebben. Nou valt dat bij mij mee, maar alsnog denk ik dat dat wel meespeelt in mijn toonkeuze.”

En dat terwijl je dus niet veel negatieve reacties krijgt?

“Nee, niet echt. Ik heb het gevoel dat ik met mijn columns een wijkje op het internet bewoon waar we nog een beetje normaal met elkaar om kunnen gaan. Voor de jubileumeditie van NRC heb ik ook een stuk geschreven over sociale media en het belang van interactie met lezers. Dat is voor mij namelijk ontzettend waardevol en ik haal er veel inspiratie uit.”

Je werkt al twintig jaar bij NRC. Zijn je collega’s nooit bang geweest om als inspiratie te dienen voor een column?

“Ja, heel erg! Maar ik heb hun vertrouwen, hopelijk, nog nooit beschaamd. Ik was er zelf misschien wel bánger voor, dat collega’s zich zouden herkennen. Toen ik mijn ‘Gids voor de Kantoorjungle’ schreef, waarin ik allerlei soorten mensen op kantoor typeerde, was ik bijvoorbeeld bang dat mensen zichzelf zouden herkennen. Maar dat gebeurde niet. Wat ik negatief vind, of irritant, is natuurlijk subjectief. Mensen zien zichzelf vaak helemaal niet zo.

Maar ik heb niets te klagen over mijn collega’s! Dat ik al zolang bij NRC zit komt ook voor een groot deel door de mensen. Het zijn echt gelijkgestemden, mensen met dezelfde soort humor en focus op feiten en eerlijkheid – niet allemaal natuurlijk, maar het overgrote deel wel. Dezelfde mindset noemen ze dat dan tegenwoordig (lachend).

Ik wil alleen graag vernieuwend blijven, maar dat kan ook op dezelfde plek. Ik probeer mijn columns wel steeds een ander onderwerp te geven – van meer beschrijvend en meer mijn eigen ervaringen in de beginjaren, tot meer gesprekken met lezers en experts de laatste tijd.

Mijn onderwerp kan gelukkig lang mee, want er gebeurt altijd wat nieuws op het werk waar ik over kan schrijven. Daarnaast is het ook best succesvol, dat is ook fijn natuurlijk.”

Je blijft dus voorlopig nog wel doorgaan als ‘kantooramazone’?

(lacht) “Hopelijk wel.”

Hoe ben je eigenlijk op die term gekomen?

“Een oud-collega van NRC kwam ermee. Die zei altijd: “Jij gaat een hele grote worden. Jij wordt de voorvechter van de rechten van de kantoormensen, een echte kantooramazone.” Dan dacht ik altijd: je neemt me in de maling, en dat deed hij natuurlijk ook. Maar het klinkt wel heel leuk.

Ik ben het toen gaan gebruiken om mezelf te omschrijven. Soms kan ik het namelijk in mijn hoofd halen dat ik heel belangrijk ben, maar zodra ik dat woord zie, moet ik weer denken aan die uitspraken van die collega. Dan sta ik meteen weer met beiden voeten op de grond.”