Jan-Kees Emmer: “Het was een gouden tijd”
interview, gepubliceerd op 02 Oct 2017, door Celine Toering

 

Journalist Jan-Kees Emmer heeft zijn droom nagejaagd. Van krantenbezorger naar Amerika-correspondent van De Telegraaf, de typische American dream. Van politiek tot Michael Jackson, vier jaar lang heeft Emmer geschreven over wat er allemaal in de Verenigde Staten gebeurt. “Juist de veelzijdigheid van het werk sprak mij aan.”

Heb je altijd al Amerika-correspondent willen worden?
“Ja, eigenlijk wel. Rond mijn vijftiende wist ik dat ik journalist wilde worden. In die tijd bezorgde ik de krant de Zaanlander en via een advertentie kwam ik erachter dat ze schrijvers voor de krant nodig hadden. Schrijven betaalde beter dan de krant bezorgen, dus zo ben ik begonnen met schrijven. Ik bleek al snel een neus voor nieuws te hebben en elke vergadering kwam ik weer met een goed nieuwtje. Rond mijn zestiende hoorde ik de stem van Bernard Hammelburg op de radio. Ik luisterde naar wat hij te vertellen had over het leven in Washington en New York. Toen dacht ik bij mezelf: dat wil ik ook.”

Hoe ben je uiteindelijk op die plek terecht gekomen?
“Toen ik nog op de havo zat, schreef ik dus al voor de Zaanlander. Na de middelbare school wilde ik naar de school voor journalistiek, maar ik werd ondanks mijn ervaring afgewezen. Ik besloot om vwo te doen om daarna naar de universiteit te gaan. Ik heb European Studies gestudeerd aan de Universiteit van Amsterdam. Tijdens mijn studie bleef ik schrijven en na mijn afstuderen werd ik gevraagd om bij De Telegraaf te komen werken als algemeen verslaggever. Daarna heb ik een jaar of zes het Koninklijk Huis gevolgd. Op mijn veertigste mocht ik mijn droom waarmaken door naar Amerika te gaan als correspondent.”

Wat vond je het leukst om over te schrijven in Amerika?
“Juist de veelzijdigheid van het werk sprak mij heel erg aan. Er was niks dat ik het leukst vond. Ik was vertegenwoordiger voor De Telegraaf in de Verenigde Staten en dat betekende dat ik onder andere verslag deed van de politiek van het land. De Amerikaanse politiek is altijd belangrijk, want het heeft effect op wat er in de rest van de wereld gebeurt. Hierdoor had ik ook veel te maken met de internationale politiek. Aan de andere kant volgde ik ook wel de tabloids en kwam ik met gekke verhalen over celebrities. Zo heb ik geschreven over de dood van Michael Jackson. Ik schreef daarover, omdat ik wist dat mijn lezers dat ook interessant vonden en het maakte mijn werk dus leuk en veelzijdig.”

Ben je tijdens je werk veel in contact met Amerika-correspondenten van andere media?
“Die kom je weleens tegen op grote evenementen. Daar zie je elkaar dan wel, maar een correspondentschap is vooral individueel.”

Is er ook sprake van concurrentie?
“Natuurlijk, er is altijd concurrentie.”

Kan je daar een voorbeeld van geven?
“In 2008 was ik in Saint Louis bij de Republikeinse conventie waar John McCain aangewezen werd als presidentskandidaat en Sarah Palin als vicepresidentskandidaat. Om me heen zag ik alleen al meer dan dertig Nederlandse journalisten en ik dacht: hier gaat een goed verhaal niet vandaan komen. Tijdens de conventie ben ik op het vliegtuig gestapt naar Wasilla Alaska, waar Sarah Palin vandaan kwam. De volgende dag had De Telegraaf als enige én als eerste een reportage uit Wasilla Alaska, over Sarah Paling. Al die verslagen over wat John McCain op de conventie zei hadden geen toegevoegde waarde. Je moest het wel volgen maar het was niets nieuws, het was niet apart. Het ANP doet daar ook al verslag over. Je scoort pas als je buiten de lijntjes gaat.”

Heb je weleens kritiek ontvangen als correspondent?
“Ja, je doet het als correspondent nooit goed. De een vind je te lief en de ander vind je te rechts. Ik heb ook wel veel brieven binnen gekregen van mensen die meenden dat ik te veel naar een kant hing.”

Las je al die brieven en deed het je iets?
“Ik las ze wel. Je moet altijd openstaan voor kritiek. Ik ging dan na of de persoon van wie ik de kritiek kreeg gelijk had. Als ik vond dat dat niet het geval was, dan gaf ik ze soms antwoord met uitleg maar vaak antwoordde ik met een bedankje en klaar. Ik vind dat de integriteit van een journalist zit in het feit of je jezelf in de spiegel aan kan kijken en of je zelf het gevoel hebt dat je daar integer mee omgaat.”

Van 2006 tot 2010 heb je in New York gezeten. Was dat de beste tijd van je leven?
“Het was een gouden tijd. Mijn beste tijd zeker.”

Waarom?
“Het is de stad. New York straalt zoveel energie uit, er is altijd wat te doen. Maar het komt ook door de mentaliteit van de inwoners van de Big Apple. Een New Yorker heeft vaak een baan, maar ook altijd nog wat on the side. Ze zijn heel actief en slapen relatief weinig. Als die energie je grijpt, is dat heel inspirerend.”

Waarom ben je dan na vier jaar gestopt als Amerika-correspondent?
“Eigenlijk zou ik zeven jaar in New York blijven, ik had namelijk net een contractverlenging gehad. Maar ik werd gevraagd voor datgene dat nog eervoller is dan correspondent zijn, en dat is lid worden van de hoofdredactie. Ze hadden me nodig om met name het digitale deel van De Telegraaf en Telegraaf TV op te bouwen. Daarom zijn we weer terug naar Nederland verhuisd.”

Was lid zijn van de hoofdredactie stiekem een grotere droom dan Amerika-correspondent?
“Nee, de droom van Amerika-correspondent was wel het grootst. Maar lid worden van de hoofdredactie van de grootste krant van Nederland is iets wat je niet kan laten liggen. Zo’n kans komt maar een, of als je mazzel hebt, twee keer voorbij. Die moet je pakken. Daarbij was ik ook heel loyaal aan De Telegraaf, mijn redactie en mijn hoofdredacteur Sjuul Paradijs. En als hij zegt dat hij je nodig heeft, dan kom ik terug om hem te helpen. Ook had ik na vier jaar wel weer zin in iets nieuws.”

Heb je de behoefte om ooit terug te keren naar Amerika?
“Klinkt misschien dramatisch, maar bijna elke dag. Ik kom ook zeker nog een á twee keer per jaar in de omgeving van New York. Ik kom er altijd graag, maar het is voorbij en het was een levensfase.”

Sinds 2015 ben je weg bij De Telegraaf en heb je het bedrijf Trusted Media opgezet samen met Sjuul Paradijs. In de NRC van 6 januari 2016 zei je het volgende: “Bedrijven en overheden hebben traditionele media als De Telegraaf helemaal niet meer nodig. Neem zelf de regie, vertel je unieke verhaal en onderhoud het contact met je publiek. Daar komt geen journalist meer aan te pas.”
Hoe zie jij de toekomst van de journalistiek?
“De toekomst van de journalistiek en van grote uitgeverijen is heel somber. Mensen lezen minder en hierdoor staat het journalistieke businessmodel onder druk. Grote kranten als de New York Times kunnen wel blijven bestaan, want die heeft lezers over de hele wereld. Maar in Nederland is het een groot probleem. Gratis nieuwssites kunnen echt niet meer duurzaam blijven bestaan omdat de opbrengsten uit advertenties ook afnemen. We moeten met z’n allen bedenken dat je voor goede journalistiek moet gaan betalen. Maar de optimist in mij zegt ook dat we naar deze periode gaan kijken als een kantelpunt. Door de ongelooflijke opkomst van fake news heb ik het idee dat er nu meer kansen liggen voor betaalde nieuwsbronnen dan twee jaar geleden.

Aan de andere kant zie ik als ondernemer ook weer een enorme business opportunity voor bedrijven om hun eigen nieuwskanaal op te zetten en om via dat nieuwskanaal hun eigen publicaties naar buiten te brengen. Met Trusted Media helpen we bedrijven met het opzetten van een eigen nieuwskanaal. De consument bepaalt tegenwoordig zelf waar ze goede verhalen vandaan halen. Als je goede afgewogen publicaties over je bedrijf naar buiten brengt, dan zien de lezers dat niet als reclame voor je bedrijf. Door de vele social media-kanalen gaat het stuk viral komt het bij zijn publiek terecht.

Voor de hele hype over fake news schreef ik dat veel mensen zelf bepalen wat wel en niet klopt. Daar heb je de journalistiek niet meer voor nodig. Maar over die uitspraak ben ik wel wat genuanceerder gaan denken. Ik ben een groot voorstander van goede journalistiek, maar dat wil niet zeggen dat Sjuul en ik geen kansen grijpen op het moment dat een bedrijf een eigen nieuwskanaal wilt hebben.”

Jan-Kees Emmer op het kantoor van zijn eigen bedrijf in Amsterdam West.

 Heb je een tip voor mij als student journalistiek?
“Probeer zoveel mogelijk stage te lopen. En focus je ook op video en de digitale kant van de journalistiek. Je moet je verbreden. Verhalen kunnen op zoveel verschillende manieren verteld worden, waarvan er een altijd schrijvend zal blijven, maar de massa trekt allemaal naar video. Als jij een podium wilt hebben, moet je ook richting video gaan en die mediamix aankunnen. Probeer dat via een stage bij grote namen onder de knie te krijgen.”