‘Ik heb me nog nooit zo Nederlands gevoeld’
interview, gepubliceerd op 17 Sep 2018, door Flóri Hofman

Torenhoge skyscrapers maken plaats voor pittoreske oude gebouwen in het historisch centrum van Brussel. Een blik op de drukke Brusselse straten doet denken aan een moderne, kosmopolitische stad. Mensen uit alle delen van de wereld komen hier bij elkaar en in geen enkele andere Europese hoofdstad is de vlag van haar Unie zo veelvoorkomend. Een contrast met de architectuur in dit oude centrum, dat stil gestaan lijkt te hebben. Een blik op het indrukwekkende Justitiepaleis – of beter gezegd, haar koepel – bevestigt dit. Het paleis staat namelijk al dertig jaar in de steigers (‘er staan zelfs steigers om de steigers’) en wekt bij menig Brusselaar hoongelach op.

In een hip, veganistisch koffiezaakje op steenworp afstand van het Justitiepaleis zit Anouk van Kampen (29), omringd door jonge mensen, Macbooks en iPhones. Ze is sinds anderhalf jaar correspondent in België van NRC en vertelt over haar ervaringen in de journalistiek, over hoe het is om ‘ineens’ correspondente te zijn en over verschillen tussen België en Nederland. Én over hoe het toch kan dat een van de bijzonderste gebouwen van de stad maar niet afgemaakt wordt.

Anouk van Kampen in Brussel, met op de achtergrond het Justitiepaleis

Hoe ben je in de journalistiek terecht gekomen?
‘Ik ben op een niet-traditionele manier in de journalistiek terecht gekomen. Ik heb kunstgeschiedenis gestudeerd aan de Universiteit van Amsterdam en schreef altijd graag. Een gewonnen essaywedstrijd bleek mijn ingang: in de jury zat de chef opinie van NRC. Ik liep stage bij NRC, werkte er een tijd als freelancer en kreeg uiteindelijk een vast contract bij de redactie. Daar heb ik voor het eerst nieuwsartikelen geschreven.’

Hoe ben je in Brussel terecht gekomen?
‘Ik wilde heel graag een keer correspondent zijn. Sowieso omdat ik nooit langere tijd in het buitenland heb gewoond. Ik dacht, dit wil ik sowieso nog een keer doen. Om te weten hoe het is om uit je comfort zone te worden gehaald. België is nu van mij, ik moet het beeld wat ik heb van België overdragen aan NRC-lezers. Deze post kwam vrij en daar heb ik op gesolliciteerd, op aanraden van de chef buitenland.’ Gniffelend: ‘En toen werd ik het ook.’

En hoe bevalt dat tot nu toe?
‘Haha, ja, dat klopt. Ik vind Brussel echt een ongelofelijk leuke stad. Af en toe vervloek ik hem, bijvoorbeeld op momenten wanneer de bureaucratie maar niet meewerkt. Het kostte me eindeloos veel telefoontjes, mails en bezoeken aan het gemeentehuis om mijn inschrijving in de stad te regelen. Of wanneer ik moet fietsen. Dan denk ik, ‘aaah Brussel, waarom ben je zo slecht geregeld?’ Tegelijk vind ik het eigenlijk ook wel fijn dat het hier een beetje chaotisch is en dat niet elke vierkante centimeter in een bestemmingsplan staat. Het is een heel erg leuke stad, en het werk is dat ook.’

Hoe ging het werken als correspondent in het begin?
‘Ik zou niet willen zeggen dat het vanaf het begin geweldig was. Je bent op een dag verhuisd, dan staan al je spullen hier en twee dagen later belt de redactie en die vraagt: zo, ben je al een beetje gesetteld? En vanaf dat moment ben je expert. Dat is heel cool, maar natuurlijk ook best wel spannend. Ik merk nu al dat ik in anderhalf jaar zoveel meer heb geleerd. Nu adem ik elke dag België en krijg ik er natuurlijk meer van mee.’

Hoe is het om wel voor NRC te werken, maar niet meer op een redactie te zitten?
‘Het hele eerste jaar heb ik thuis gewerkt, behalve als ik op pad ging. Nu heb ik sinds een paar maanden een kantoortje met wat andere mensen die daarvoor thuis werkten. Ik ben ook in mijn eentje naar Brussel gekomen – en eigenlijk is gewoon alles nieuw. Als je dan ook nog de hele dag alleen thuis zit te werken, word je op een bepaald moment helemaal gek. Zo erg dat ik op een bepaald moment de redactievergaderingen miste. Als je die begint te missen, weet je dat je misschien mensen moet gaan opzoeken. Haha.’

Heb je wel eens echt moeite gehad met een verhaal?
‘Jaaaa. Ja….’ Een beetje nerveus trekt Van Kampen aan een van haar krullen. Ze denkt na. Lachend: ‘Moet ik ook een voorbeeld geven? Voor mij is schrijven best wel vaak écht een struggle, omdat ik er zelf hele hoge eisen aan stel. Ik kan aan een stuk beginnen, en denken, ‘dit komt nooit meer goed’. Zeker als alles best wel nieuw is. Iets meer dan een jaar geleden was er een schandaal los gebarsten rond de Parti Socialiste, die hadden geld afgetroggeld van een daklozenorganisatie. Toen moest ik mijn eerste Belgische politieke analyse gaan schrijven en ik zat hier nog maar net. Dat vond ik moeilijk, om daar met autoriteit mijn analyse over te geven. Je hebt gewoon nog niet de hele geschiedenis van de partij in je hoofd zitten. En ineens moest ik zeggen, ‘hier gaat het heen met de partij’. Dat vond ik best een lastig stuk.’

België is, net als bijvoorbeeld de Verenigde Staten, een federale staat. Dat wil zeggen dat het land bestaat uit verschillende deelstaten die ieder hun eigen regering hebben. België is dan ook nog een geval apart, omdat het zowel regeringen voor haar taalgemeenschappen, als voor regio’s telt. Het land telt daardoor zes regeringen. De Vlaamse, Franse en Duitstalige gemeenschappen hebben een eigen regering, evenals het Waalse en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Daarbovenop komt nog de federale (nationale) regering.

Heb je van dat soort dingen last, is het moeilijk om je weg door de Belgische bureaucratie te vinden?
‘Ja, zelfs voor Belgen is het vaak niet echt duidelijk hoe hun politiek in elkaar steekt. Ik had laatst een discussie met iemand die bij hoog en laag beweerde dat er zeven regeringen in België waren, en ik dacht: ‘echt niet’. Al die bevoegdheden van de verschillende regeringen zijn niet altijd even duidelijk, je hebt bijvoorbeeld vier energieministers. Het is niet zo dat de federale overheid meer te zeggen heeft dan de lokale gewesten, ze staan juridisch allemaal op hetzelfde niveau. Je moet je voorstellen dat je vier energieministers hebt, waarvan geen van allen meer te zeggen heeft dan de andere, maar ze zijn vaak wel van een andere partij en zitten in een andere coalitie. Je komt daarmee vaak heel slecht vooruit en mede daardoor hebben Belgen ook niet zo veel vertrouwen in de politiek.’

Over het eerdergenoemde Justitiepaleis, gehuld in steigers, vertelt Van Kampen: ‘Dat Justitiepaleis staat al twintig tot dertig jaar in de steigers. Ondertussen staan er zelfs steigers om de steigers heen. Daar is laatst een stuk plafond naar beneden gekomen, even daarvoor waren archiefkasten omgevallen. Twee gewonden geloof ik. Ze zeggen al twintig jaar, ‘dit kan niet meer, dit is echt te erg.’ Maar er gebeurt niks.’

Waarom niet? Komt dat ook door de politieke situatie?
‘Ja, ik denk het wel. In dit geval wijst de eigenaar van het gebouw naar justitie, en justitie naar de eigenaar van het gebouw. Heel vaak zit iedereen naar elkaar te wijzen, van ‘ja, maar zij hebben het niet gedaan’. Ik luisterde gister naar een reportage op de radio over dat er steeds meer kinderen in armoede hier leven. Dan wordt de staatssecretaris van de federale overheid opgebeld, die vervolgens zegt, ‘ja, maar dit valt onder het Vlaamse gewest’. En ik snap het wel, want het is ook heel vaak zo dat het dan ook gedeeltelijk bij de ander ligt. Maar het zorgt wel voor een vastzittend systeem waardoor veel dingen niet echt veranderen. In Molenbeek hebben ze trouwens echt wel veel gedaan.’

Hoe kan het dan dat het daar wel lukt?
‘Ja, omdat daar de ogen van de hele wereld op gericht waren. Dus ze moesten wel met iets komen. En nog is het nu nog lang niet genoeg en zou je zo een ander gebied kunnen aanwijzen waar problemen zijn. Nu was het toevallig Molenbeek. Op het moment dat de hele wereld zegt, ‘wat een hell hole daar’, moet je als Minister van Binnenlandse Zaken wel iets gaan doen.’

Zou je zeggen dat dit het grootste verschil is tussen België en Nederland?
‘Het hangt er heel erg vanaf waar je op let. Je hebt natuurlijk ook culturele verschillen, dit is meer organisatie van het land. Ja, wat dat betreft is België gewoon veel ingewikkelder gestructureerd. En hebben burgers over het algemeen denk ik veel meer wantrouwen richting de overheid.’

Over de culturele verschillen vertelt ze: ‘Het is heel Nederlands om over alles een mening te hebben. Die hoeft helemaal niet ontwikkeld te zijn, maar je bent eigenlijk een beetje mens in Nederland als je iets vindt. Belgen hebben helemaal niet die behoefte om de hele tijd een mening uit te roepen. Nederlanders denken ook altijd dat de manier waarop wij het doen beter en logischer en rationeler is. Belgen spreken dingen niet zo naar elkaar uit.’

Zijn ze wat beleefder?
‘Ja, zeker. Wij zijn niet zo goed in dubbele signalen lezen. Ik ben ook half Frans, maar ik heb me nog nooit zo Nederlands gevoeld als hier. In Nederland word ik helemaal niet gezien als een enorme flapuit, maar in vergelijking met Belgen ben ik dat best wel.’

Wat vind je zelf het interessantste stuk waar je onderzoek naar hebt gedaan of over geschreven hebt?
‘Ik vind verhalen die over moeilijke situaties waarin mensen zich bevinden gaan vaak interessant. Dan krijg ik ook mensen te spreken waar ik normaal geen praatje mee zou houden. Een van de artikelen waar ik het meest aan gehecht ben, is mijn verhaal over  heroïneverslaafden in Luik. Zeker hier heb je ontzettend veel daklozen die je de hele tijd ziet, over het algemeen mensen waar je langs loopt en niet een gesprek mee begint. Ik ben voor dat verhaal meegegaan met een aantal straatwerkers. Die lopen daar elke dag rond. Dit is echt zo’n verhaal waar je zelf als persoon rijker van wordt, dan hoop ik dat ook een beetje over te kunnen brengen in mijn verhaal. Je hebt een bepaald beeld van mensen, en dat verandert door het werk wat ik doe. Anders zou ik niet op ze afstappen.’