‘Je kan mooi schrijven, maar je hebt niet echt een oog voor nieuws’, kreeg Berend Jan Bockting (38) te horen tijdens zijn stage op de economieredactie van De Volkskrant. Gelukkig had de huidige filmjournalist zijn passie op tienjarige leeftijd al ontdekt, in een bioscoopzaal kijkend naar Jurassic Park. Bockting over zijn opvallende kijk op films, verantwoordelijkheden als filmrecensent en het opbouwen van banden met filmmakers.
Je begon ooit bij De Volkskrant op de economieredactie, maar belandde vervolgens in de filmjournalistiek. Hoe ging dit?
“Ik heb Media en Cultuur gestudeerd aan de Universiteit van Amsterdam en in mijn eerste jaar werd ik via-via gevraagd om voor het uitgaanstijdschrift NL20 filmrecensies te schrijven. Toen dacht ik op een gegeven moment: wow, ik houd heel erg van schrijven, maar dit is nu zo specifiek en hier kom ik nooit meer vanaf. Ik heb vervolgens een master Journalistiek gedaan. Hier bleef ik ook de culturele onderwerpen opzoeken. Ik wilde graag stage lopen bij De Volkskrant en mijn stagecoördinator zette me toen bij economie. Waarschijnlijk om het maar gewoon eens echt te leren, het moeilijk te maken. De stage ging eigenlijk hartstikke goed. Maar ik ben niet echt een ‘nieuwspersoon’ dus werd ik niet aangenomen.
Twee jaar na de stage kwam ik weer bij de krant. Op de filmredactie was een vaste freelancer vertrokken en toen vroegen ze mij. Met gewoon mijn hele NL20 voorgeschiedenis. Ik geloof dat ik bij De Volkskrant af en toe ook wel een aantal filmverhalen had gemaakt en zo rommel je er een beetje in.”
Op de filmredactie van De Volkskrant behoren onder meer het interviewen van prominenten uit de filmwereld, het bijwonen van filmfestivals en het recenseren van films tot je takenpakket. Over dat laatste: heb jij het gevoel dat er een bepaalde verantwoordelijkheid komt kijken bij het schrijven van recensies? Er zullen vast mensen niet naar een film kijken op basis van jouw lage recensie.
“Niet bij alle films. De mensen die daar naar de zoveelste romantische komedie willen, die gaan toch wel. Die kijken of Yolanthe Cabau erin zit of Linda de Mol. Die trekken zich geen zak aan van wat Berend Jan Bockting daarvan vindt. En terecht. Maar er zijn denk ik wel wat kleinere kwetsbaardere films zijn waar je het verschil kan maken. Films van jonge makers, die geen massale marketingcampagne hebben en niet de grote sterren. Dan heb je dus ook wel meer verantwoordelijk om dat goed te doen.
Ik denk dat ik als eerste probeer om zo goed mogelijk op te schrijven hoe ik iets beleef. Vervolgens vertrouw ik erop dat de mensen mijn stukken wel vaker lezen en op waarde kunnen schatten hoe ik iets vind. Ik denk dat je ook op die manier een een-sterrenrecensie kan geven en iemand die mij dan vaker leest kan dan denken: ja, dat is Berend Jan, die vindt daar niks aan. Het is meer dan alleen maar met die ene ster mensen er niet heen sturen, het is ook weten dat zoiets in een groter geheel, als lezer de smaak van een recensent leren kennen, bestaat. Zo lees ik andere recensies zelf ook.”
Filmjournalisten komen door die eigen smaak regelmatig met zeer uiteenlopende recensies. Vergelijk jij jouw recensies met die van anderen?
“Ja, ik vergelijk het voortdurend, maar dit probeer ik altijd wel achteraf te doen. Maar natuurlijk krijg je van alles mee en weet je hoe een film ontvangen wordt. Zeker als die film op andere plekken eerder draait en is besproken. Ik volg ook het nieuws op festivals.”
Twijfel je dan weleens aan je eigen mening?
“Ik twijfel dan niet nee. Het is niet objectief natuurlijk. Het gaat erom hoe je een mening beargumenteert. Ik kan soms wel denken: dat is echt een interessante observatie, die had ik zelf eigenlijk niet of soms denk ik ook: zo dit is een lege huls, mijn stuk is veel beter. Het gaat er gewoon om hoe je een argumentatie opzet, welke achtergrondinformatie je geeft, hoe je de intenties van de makers probeert te achterhalen en deze toetst aan hoe het is geworden.
Voordat ik begon met studeren zat ik op een filmwebsite en dan discussieerde ik met wildvreemden. Dat heb ik al lang niet meer, dat ik m’n mening ten koste van alles moet verdedigen. Er bestaat gewoon een hoop naast elkaar en dat is leuk om te zien en het juist daarover te hebben. Bijvoorbeeld bij No Time To Die, de laatste James Bond, varieerde mijn recensie iets meer. Dan vind ik dat gewoon heel interessant. Ik vind wat ik vind en dat heb ik altijd al gehad. Je kan dat toetsen door met mensen erover te praten. Maar ik weet niet in hoeverre ik dan veel van mening verander eigenlijk.”
“Mensen die naar de zoveelste romcom gaan trekken zich geen zak aan van wat Berend Jan Bockting vindt. En terecht.”
Krijg je reacties van het publiek over bepaalde recensies?
“O ja, haha. Ik houd niet zo van Marvel. Maar die hebben wel echt hardcore fans. Ik heb nu geen Facebook meer, maar dan kreeg ik toentertijd wel van die berichten en daar stonden dan van die reacties als: ‘Ben je blind of zo?’ en soms ook wel inhoudelijker, hoor. Maar aan de andere kant krijg je net zo goed reacties van mensen die zeggen: ‘Wauw, hoe jij het omschreef, dat vond ik eigenlijk ook, maar ik had de woorden er niet voor’.”
Wat is tot nu toe je hoogtepunt geweest als filmjournalist?
“Ik heb toch wel echt bijzondere mensen geïnterviewd, zoals Francis Ford Coppola in Marrakesh. Ik kwam daar ook Bill Murray tegen in de tuinen van het La Mamounia Hotel, een legendarisch hotel waar zelfs Alfred Hitchcock nog scènes heeft opgenomen.
Maar ook zocht ik de Franse regisseur Gaspar Noé op in Parijs. Toen kwam ik ’s ochtends 10:30 uur aan met de Thalys, ik had afgesproken bij zijn Franse producent. Hij liep de hal binnen en zei: ‘We hebben een uur toch? Ik moet even iets financieels en saais regelen. Dat kan ik over een uur doen, maar ook nu. Als je dan een kwartier wacht, dan hebben we daarna de hele middag.’ Dus ik zei: ‘Go ahead, ik hoef pas om 19:30 uur terug.’ We praatten over zijn moeder die aan het dementeren was en dat hij nu met filmideeën speelde. Op een gegeven moment zijn we gewoon uiteten gegaan totdat ik mij verontschuldigde, omdat ik naar huis moest. De film over een dementerend stel is afgelopen jaar op het Filmfestival van Cannes uitgekomen. Het is een privilege als je met makers echt contact hebt en lang zit.”
Stel: je spreekt met een regisseur, je bouwt een band op. Vervolgens komt er een nieuwe film van hem of haar uit, die vind je helemaal niks en dit schrijf je in een recensie. Misschien reageert diegene daar wel vervelend op. Hoe ga je daarmee om?
“In het geval dat we voor de krant een interview en een recensie hebben, dan wordt die recensie in 99 van de 100 keer door iemand anders geschreven, puur door wat je aangeeft: je weet teveel van zo’n maker, je hebt iemand in de ogen gekeken. Als je een recensie schrijft recenseer je niet de maker, maar recenseer je het resultaat van het werk en dat is de film. Dat wil je het liefst gescheiden houden. Wat mij betreft gaat het ook verder. Het is mij weleens overkomen dat ik bevriend raakte met iemand nadat ik hem had geïnterviewd. Dan heb ik ook gezegd: ‘Het is nu vier uur ’s nachts, we zijn dronken in een club, ik ga je nu niet meer bespreken in de krant’. Dat vind ik vanzelfsprekend, het is geen regel of zo, maar misschien een belangrijke ongeschreven regel. Net als mijn broertje, die werkt bijvoorbeeld in de filmindustrie, hij is scenarist. Die zou ik om overduidelijke redenen ook niet recenseren. Hetzelfde geldt dus denk ik als je op een andere manier een band opbouwt.
Wat nog wel voorkomt is dat je op een set staat om een setverslag te schrijven, dan heb je de film uiteraard nog niet gezien want dan wordt die opgenomen. Dan kun je weleens denken na afloop: zo dit is helemaal niks. Ook dat recenseert dan iemand anders. Als je die regisseur later interviewt, dan haal je dat er ook uit. Als het om een film gaat doe je maar een ding, je gaat het niet combineren met een recensie of een interview.”
“Ik ben heel erg geneigd om een plot te vergeten: het verhaaltje heb ik al duizend keer gehoord, maar hoe is de uitvoering?”
Kun jij als filmjournalist nog wel ontspannen naar een film of serie kijken of sta je altijd ‘aan’?
“Mijn vriendin kijkt nu bijvoorbeeld Breaking Bad en ik heb dat gezien toen het uitkwam en ik kijk nu af en toe een aflevering mee. Dan zit ik gewoon lekker met een biertje op de bank, zoals ik ook naar een voetbalwedstrijd kijk. Maar als ik heel eerlijk ben, ben ik altijd wel een beetje aan het analyseren. Dat is ook wat ik doe als ik gewoon naar een concert ga. Ik kan helemaal in details verdwalen, er zit al iets – al mag je jezelf niet diagnosticeren – analytisch in mij en dat gaat niet uit. En dat is denk ik waarom ik redelijk goed ben in wat ik doe. Ik heb wat dingen geleerd door opleiding en door het te doen, maar ook gewoon omdat het zo in elkaar zit in mij. Ik schreef vroeger ook verhaaltjes als kind en ik denk dat ik vroeger ook analytisch was, ik had altijd wel geestige opmerkingen. M’n moeder vertelt altijd dat ik ooit een vrachtauto met een laadbak met zand voorbij zag komen en dat ik toen tegen mijn moeder zei: ‘Ergens is nu een heel diep gat’.”
Is dat natuurlijke, analyserende vermogen ook iets wat jou in de filmwereld onderscheidt van andere journalisten?
“Ik denk dat het in ieder geval een kenmerk is dat je moet bezitten als je journalist bent. Wat mijn stokpaardje is, is dat ik vind: film is een visueel medium en ik ben meer geïnteresseerd in hoe iets wordt uitgevoerd dan welk verhaal wordt verteld. Als ik dat een beetje op het spits wil drijven en iemand over een teleurstellend verhaal begint en ik die film heel goed vond, omdat het goed camerawerk had, heel goed spel, heel mooie belichting, alles goed uitgedacht, dan zeg ik: ‘Als ik een verhaal wil, dan lees ik wel een boek’. Een film is verbeelding en dat is niet iets dat iedereen vindt.
Dat is ook iets dat bij mij gaandeweg is ontstaan. Sinds ik steeds meer films ben gaan kijken ontdek je dat je sommige dingen leuker vindt om naar te kijken dan anderen. Ik heb een zwak voor heel veel Japanse films, omdat daar de grenzen tussen verstilling aan de ene kant en een soort punkachtige gekte aan de andere kant zo groot is. Die films zijn heel puur. Er kan veel schitterend verzwegen worden of juist schitterend geschreeuwd. Alsof er soms bijna geen tussenweg is. Ik denk dat ik veel kijk naar de visuele en zintuigelijke beleving van een film en iets minder naar het plot. Ik ben ook heel erg geneigd dat te vergeten: ik ken het verhaaltje, dat heb ik al duizend keer gehoord, maar hoe is de uitvoering?”
Afsluitend dilemma: wat zou je eerder opgeven: naar films kijken of over films schrijven?
“Ik vind over films schrijven heel leuk, maar niet zo heilig dat ik van de mooiste, rijkste en meest veelzijdige kunstvorm afscheid wil nemen. Ik ben ooit begonnen met films kijken toen ik negen was en een reclame voor Jurassic Park zag. Ik denk dat vriendjes niet wilden of mochten en toen is mijn moeder met mij meegegaan, misschien was ik net tien. Dat is denk ik de meest indrukwekkende film- en bioscoopervaring ooit geweest. Soms denk ik wel, nu kom ik wel echt in de buurt van Jurassic Park, gelukkig. Dat probeer ik altijd wel te koesteren, om zo betoverd te raken. Als iemand mij per se deze morbide keuze zou willen geven: ik schrijf wel lekker over iets anders.”