Documentairemaker Esther Pardijs: “Hoe persoonlijker een film, hoe universeler”
interview, gepubliceerd op 15 Oct 2020, door Wies van Wetten

Afgelopen jaar heeft Esther Pardijs met haar documentaire Turn!, over haar zoontje in de fanatieke turnwereld, veel teweeg gebracht. De documentaire leverde haar ook nog eens nominaties op voor het Gouden Kalf en de Journalistieke Tegel. Pardijs is afgestudeerd als cultureel antropoloog. Tijdens een cinematografisch vak in haar studie is ze ‘gegrepen door het filmvirus‘, sindsdien heeft ze eigenlijk altijd binnen de filmwereld gewerkt.

Fotografie: Renske VersluijsFotografie: Renske Versluijs

Na haar studie is Esther aan de slag gegaan bij een filmproducent die documentaires maakt, om praktijkervaring op te doen. Na een jaar werken heeft ze zich aangemeld voor de interne training van IDFA. Dat is het International Documentary Festival van Amsterdam, het grootste documentairefestival van Europa. Er worden elk jaar tien kandidaten uitgenodigd die een heel jaar hun idee kunnen ontwikkelen onder begeleiding.

Hoe kwam je erop om je bij IDFA aan te melden?

‘Doordat ik een jaar had gewerkt bij een filmproducent, wist ik een beetje hoe het veld eruit zag. Ik heb me echt in die wereld verdiept: hoe het allemaal werkt en wat er allemaal is, veel vragen gesteld. Op een gegeven moment wist ik dat IDFA het meest gerenommeerde documentaire festival was, dus ik dacht: als je daar een interne opleiding kan doen dan zit je goed. Om aangenomen te worden bij de interne training moest je aantoonbaar iets gedaan hebben met film. Zo kon je aan de organisatie laten zien dat je echt geïnteresseerd was en dat het niet zomaar een bevlieging was. Ik had bij de producent waar ik voor werkte al wat producties gedaan voor documentaires, en hier en daar wat onderzocht. In mijn studie en met mijn afstuderen had ik ook wat met film gedaan. Dat was genoeg om aangenomen te worden.’

Je bent toen als één van de tien aangenomen, wat onderscheidt jou van andere filmmakers?

‘Dat is een lastige. Moet ik dat zelf zeggen? Alle filmmakers die een film erdoorheen krijgen zijn doorzetters. Dat ben ik ook, dus daarin verschil ik niet. Ik verschil daarin wel met heel veel mensen die films willen maken en die er nooit een maken. Verder ben ik niet zo heel veel anders dan andere makers.’

Dus vooral doorzetten is belangrijk?

‘Absoluut, je krijgt in Nederland niet zomaar geld voor een film. Je moet keer op keer verdedigen waarom jouw film gemaakt moet worden. Naast jou zijn er 500 andere mensen die ook een film willen maken en er is maar geld voor tien. Als jij niet helder hebt wat je wil, hoe je het wil en dat je dit echt heel graag wil, wat uit alles blijkt, dan gaat het geld naar iemand anders toe.’

Heb je dat wel eens meegemaakt, dat je dacht dat je echt een goed idee had, maar het er niet doorheen is gekomen?

‘Jazeker, dat heeft iedereen meerdere keren gehad. Het is ook raar als je dat niet zou hebben. Daar moet je het niet bij laten zitten, maar gewoon verder gaan.’

Wat maakt, volgens jou, een goede filmmaker?

‘Naar mijn idee ben je een goede filmmaker als je weet wat je wilt vertellen, als je je verdiept hebt in een onderwerp en een specifieke invalshoek hebt gekozen die jij wilt belichten. Over alle onderwerpen zijn wel films gemaakt. Het is heel moeilijk om een heel nieuw onderwerp te vinden, maar het gaat erom dat wat jij doet, net een andere insteek heeft. Of net een andere kant laat zien. Als je dat weet te verpakken in mooie esthetische vertelling om de kijker ook een beetje te verwennen en mee te nemen, dan vind ik dat je een hele goede filmmaker bent.’

Heb je een voorbeeld van zo’n esthetische film?

‘Ik vind Ester Gould heel goed, vooral haar film A Strange Love Affair With Ego. Daarin heeft ze een portret gemaakt van haar overleden zus, zonder ook maar één beeld van die zus te laten zien. Geen enkele foto of beelden van vroeger, wat de meeste mensen zouden doen. Vier mensen bij elkaar, over de hele wereld verspreid in verschillende levensfases, hebben bij elkaar een beeld gegeven van wie haar zus was. Dat is een compleet nieuwe vorm die ik nog nooit heb gezien bij een bekend thema. Ik vind dat waanzinnig knap. Na het zien van die film heb ik echt het idee dat ik die zus ken. Dat kan niet, want ik heb geen beeld of iets van haar gezien. Helemaal aan het eind bij de aftiteling liet ze één fotootje zien, maar dat deed er al niet meer toe.

Dat je dat durft vind ik waanzinnig knap, dat je dat als filmmaker bedenkt en daarin gelooft. Tijdens het maakproces zullen mensen wel opmerkingen gemaakt hebben als: “wat ben jij nou aan het doen” en “dit gaat toch nooit werken”. Dat je dan vast blijft houden getuigt van een ontzettend doorzettingsvermogen. Dat is documentaire maken ook: je moet drie jaar lang, of hoe lang het ook duurt, enorm vasthouden aan je idee. Het is heel makkelijk om ideeën onderuit te schoppen. Meestal doe je dat ook al heel erg bij je eigen idee.’

Je zei eerder dat de insteek van een onderwerp belangrijk is bij het maken van een goede film, heb je het idee dat je een originele invalshoek had bij Turn!?

‘Jazeker, want het is geen sportdocumentaire. Het is eigenlijk een documentaire over opvoeden. Het is vanuit het perspectief van mij als moeder, terwijl de meeste sportdocumentaires uitgaan van de sporter en de sport. Bij mij was dat allemaal ondergeschikt. Het ging echt uit van de vraag: hoe doe je dit nou als ouder? Dat is ook de reden dat ik geld heb gekregen, omdat dat een nieuwe insteek was. Die insteek heb ik heel erg bewaakt gedurende het maakproces. Ik denk dat de film daarom ook zo positief ontvangen is. Er zijn heel veel mensen die hebben gereageerd en lang niet allemaal met kinderen die turnen: ouders met een kind dat op pianoles zit of ouders met een kind in het plusklasje op school.

Dan gaat het al lang niet meer om turnen, het gaat eigenlijk om elke andere sport, maar ook elke andere prestatie in deze maatschappij. Dat is een ander punt wat een filmmaker een goede filmmaker maakt: als je een persoonlijk verhaal op een universele manier bespreekbaar maakt. Dus een universeel thema via een persoonlijke weg.’

Of omgekeerd…

‘Ja, je ziet het ook in speelfilms. Een speelfilm over WOII kan interessant zijn, maar een speelfilm over een heel persoonlijk issue binnen WOII is herkenbaar, dat is persoonlijk. Je kunt ook wel zeggen: hoe persoonlijker een film, hoe universeler. Want we zijn allemaal ergens hetzelfde.’

Zou jij jezelf een journalist noemen?

‘Nee. Die termen zijn, denk ik, een beetje achterhaald. Ik ben officieel cultureel antropoloog, maar iedereen die zich wat langduriger in een cultuur of subcultuur verdiept mag je van mij antropoloog noemen. Dus ja, als je uitgaat van het klassieke verschil: een journalist rapporteert echt het nieuws van de dag en een documentairemaker zit op de achtergronden, de lange lijnen en lange tendensen of de uitzonderingen. Dan is dat laatste veel meer mijn ding. Ik ben helemaal niet iemand die bovenop het nieuws zit. Dus als je het zo klassiek zou omschrijven, dan ben ik zeker geen journalist.’

Je bent wel genomineerd voor de Journalistieke Tegel…

‘Ja, dat was voor mij ook een verrassing. Het heeft denk ik ook heel erg te maken met de impact die Turn! heeft gehad. De documentaire heeft echt zoden aan de dijk gezet. Volgens mij zijn er ook steeds meer journalisten die ook dit soort dingen doen. Het is een zinnige ontwikkeling dat er meer diepgaande journalistiek is. Hoe langer je in een onderwerp zit en als je het van meerdere kanten bekijkt, des te meer je bij de waarheid in de buurt zit.’