De verhalenverteller
interview, gepubliceerd op 18 Oct 2017, door Maaike Smid

Wouter Scheepstra is freelance journalist en documentairemaker. Hij werkt voor verschillende opdrachtgevers waaronder De Volkskrant. Daarnaast geeft hij les aan de School voor Journalistiek bij de Hogeschool Utrecht. Zijn journalistieke werken gaan vaak over de keuzes die mensen maken op belangrijke punten in hun leven. Scheepstra gaat een goed gesprek over maatschappelijke onderwerpen niet uit de weg en heeft daarbij oog voor de mens.

Amsterdam, oktober 2015
portret Wouter Scheepstra.
foto: Marc Driessen

Waar doe je inspiratie op?
Het is een levenshouding. Je kunt kijken naar andere mooie producties in de beroepspraktijk. In het begin doe je daar ook zeker inspiratie mee op. Maar ook doordat je altijd openstaat voor dingen die opvallen, voor de wereld. Door nieuwsgierigheid kunnen dingen gewoon opvallen. Als je openstaat en niet in je eigen wereld zit dan zie, hoor en ruik je heel veel.

Welke tip zou je meegeven aan jezelf toen je net begon in de journalistiek?
Vroeger was ik heel onzeker en veel met mezelf bezig en dan had ik mezelf zoveel tips kunnen geven, maar aan al die tips had ik geen zak gehad denk ik. Het is een proces. Hoe word je een goede journalist? Ik zie mezelf trouwens meer als verhalenmaker dan als journalist. Het groeit, ik weet niet welke tips hadden kunnen helpen. Eerst maakte ik kleine stukjes en liep ik stage bij de Nieuwe Revu, hartstikke spannend zo’n stage. Allemaal haantjes op zo’n redactie, ik was blij als ik het overleefde. Maar met het ouder worden, krijg je ook meer zelfvertrouwen. Ik ben in die zin gewoon meer een laatbloeier.

Waarom zou je jezelf meer omschrijven als een verhalenverteller dan als journalist?
Als ik het nuchter beschouw, ben ik vooral journalist, maar ik word steeds meer verhalenverteller en wil dat ook meer zijn. Ja, lastig, wat is de definitie van een journalist? En een verhalenverteller? En het verschil daartussen? Ik heb een documentaire gemaakt voor NTR, een vierdelige serie over achterstandswijken op Rotterdam Zuid. Dan ben je wel een verhaal aan het vertellen. Verhalen vertellen is een boek, een film of een documentaire, maar het kunnen ook artikelen zijn. Ik heb afgelopen zomer een interviewdrieluik voor de Volkskrant gemaakt over artsen, die wekelijks tegen patiënten moeten vertellen dat ze op korte of lange termijn gaan overlijden. Met het weergeven van die interviews voelde het voor mij echt dat ik een verhaal aan het vertellen was. Ik wil me op geen enkele wijze bezighouden met nieuws, al heel lang niet. Ik vind dat de journalistiek nog steeds geobsedeerd is door de actualiteit. Als ik met een mooi idee aankwam bij een redactie, bijvoorbeeld een reportage over een bepaalde psychiatrische kliniek, hoorde ik vaak: “We missen de urgentie”. Daar werd ik gek van. Een goed verhaal is een goed verhaal. Ik vind dat daar helemaal geen actueel haakje voor nodig is. De media is heel nieuwsgericht terwijl heel veel mensen verhalen willen. De journalistiek verandert daarin momenteel wel op een positieve manier, maar dat nieuws-DNA zit er zo dik in. Dat nieuwsgerichte zie je ook terug bij sommige journalistieke interviewers, die er zichtbaar genoegen in scheppen om slimme en scherpe vragen te stellen. Het lijkt wel alsof ze acteren dat ze journalist zijn. Voor mij is een interview een echt gesprek, zonder maniertjes.

Op welke productie ben je het meest trots?

Ik ben het meest trots op een interviewdrieluik dat ik met bejaarde heroïneverslaafden maakte. Die zijn relatief jong begonnen met drugs en nooit echt gestopt. Dat vroeg om een hele moeilijke research. Vindt ze maar eens, mannen van zeventig die nog gebruiken. Daarnaast moet je echt een persoonlijke band aangaan om het verhaal te krijgen. Dat was moeilijk, dus ik ben trots dat het is gelukt. Drie mannen zijn met eigen naam herkenbaar in beeld gebracht, maar heel mooi geportretteerd en zonder oordeel. Ik vind het heel belangrijk om te luisteren zonder oordeel. Die mannen hebben zo’n hard leven gehad, zijn misschien wel negentig psychisch gezien. Van dat drugsgebruik word je niet helderder, sowieso op die leeftijd maakt het je geheugen echt minder. Er rust ook een taboe op het onderwerp. Ik ben bij iedereen langs geweest en echt een persoonlijke band aangegaan. Ik heb op alle mogelijke manieren geprobeerd om de verhalen te krijgen, gesprekken met een familielid erbij, toestemming om een zorgdossier in te zien. Het is de moeilijkste productie die ik ooit heb gemaakt.

Je vertelde eerder over het interviewdrieluik met artsen die patienten vertellen dat ze komen te overlijden. Waarom heb je ervoor gekozen om dit drieluik te doen met deze drie artsen?
Deze drie artsen hebben allemaal een verschillende manier van omgaan met een slechtnieuwsgesprek. Veel beroepstakken zijn hiervoor opgeleid, bij de politie is dat bijvoorbeeld hoe ze omgaan met posttraumatische stress stoornis, daar is psychische hulp en begeleiding voor. Bij artsen is dat niet echt, ze zijn niet perfect opgeleid om zo’n gesprek te voeren. Zeker oudere artsen zijn opgeleid om te genezen, niet om dit nieuws te brengen. Dus iedereen doet het een beetje op zijn eigen manier. Deze drie artsen gaan er alledrie heel anders mee om, dat vond ik opvallend. Uiteindelijk zorgen de interviews ervoor dat er sociaal-maatschappelijk enige discussie ontstaat. Dat is ook het doel van de interviews, dat het sociaal-maatschappelijk ergens om gaat. Daar wil ik uiteindelijk ook echt naar toe, het moet betekenis hebben. Daar zit een deel van mijn drive.

Hoe ben je op dit idee gekomen?

Heel persoonlijk eigenlijk. Ik heb zelf helaas zo’n gesprek gehad. Ik heb een dochtertje van tien maanden, maar ik heb nog een dochter: Mina. Ze kwam na 42 weken ter wereld, na ruim negen maanden. Door een totale wet van Murphy-achtige keten is ze met zuurstofgebrek geboren. Alles wat mis kon gaan, ging mis: een verloskundige die niet durfde te handelen, een ambulance die pas na een kwartier kwam, het ambulancepersoneel dat de weg kwijtraakte in het ziekenhuis. Je verzint het niet bij elkaar, maar het gebeurt. Mina werd opgenomen op de afdeling Neonatologie in het AMC. Als we naar Mina keken, zagen we een mooi, lief, slapend meisje. Er was niets afwijkends te zien, ze was helemaal af. Na zes dagen dat we met z’n allen in het ziekenhuis waren, werden m’n vrouw en ik door de behandelend arts opgeroepen voor een gesprek. Hij vertelde dat de hersenen van Mina verwoest waren en dat we niet anders konden dan haar laten gaan. Ik zag dat de arts het zichtbaar moeilijk had met het brengen van deze boodschap, maar dat hij wel wist hoe hij dit moest doen. Dat besefte ik pas heel veel later, hoor. Op zo’n moment ben je alleen maar bezig met Mina, je vrouw en je eigen emoties. Het interviewdrieluik met die artsen heb ik twee jaar later gemaakt. Het is niet zo dat ik dacht: ik heb dat meegemaakt, dus ik ga deze serie maken. Maar als ik terugkijk zie ik toch dat het hier vandaan komt om op dat onderwerp te komen. De artsen die ik heb geïnterviewd zijn allemaal oncologen. Ik heb bewust niets gedaan met de afdeling neonatologie of kinderartsen. Dat zou te dichtbij komen. Dat trek ik niet. Het is nu twee jaar geleden. Mina is er gelukkig ook altijd bij, in ieder geval in mijn hoofd. Die persoonlijke interesse in een onderwerp, dat speelt nu verder in mijn carrière dik mee. Ik stel mezelf altijd de vraag: Waarom wil ik dit verhaal maken? Waarom ik? Wat is mijn reden? Waarom vraag ik kwetsbare mensen herkenbaar in beeld te gaan? De verhalen die ik nu maak, daar ben ik allemaal persoonlijk door gedreven.

Als je jezelf de vraag stelt waarom jij de aangewezen persoon bent om een verhaal te maken over bejaarde heroïneverslaafden. Wat is dan je antwoord?
Ik ben heel erg geïnteresseerd in keuzes die mensen maken, dat komt eigenlijk in alle verhalen wel terug. Bijvoorbeeld elektroshocktherapie, de keuze om dat te ondergaan. En dan, echt heel belangrijk, zonder oordeel. Maar dat is een ingrijpende behandeling, hoe kom je tot de keuze voor zo’n behandeling? Al kun je je afvragen of een depressieve patiënt een keuze heeft. Voor sommige patiënten is elektroshocktherapie het laatste redmiddel. Bij die artsen ook, hoe voer je zo’n gesprek? Daar maak je keuzes in. Een heroïneverslaafde staat bijvoorbeeld niet ver van me af. Het kan zijn dat je door een samenloop van omstandigheden en genetische aanleg in de problemen komt. Wat me fascineert, is of je zo’n scenario door zogenaamde verstandige keuzes kunt voorkomen. Hoe pakken keuzes uit? Had je wel een keuze? Afijn, die keuzes vind ik dus mateloos interessant. Daarnaast vind ik het heel fijn om deze mannen te portretteren zonder dat oordeel. Zeker bij drugs en heroïne, dat heeft een heel slecht imago, is ook een kutdrug. Wat ik nu ga zeggen klinkt walgelijk, maar het zijn gewoon mensen zoals jij en ik. Hun keuzes intrigeren me, dat verhaal hoeft niet per se positief maar ook zeker niet negatief te zijn. Het gaat om portretteren op een eerlijke manier, het zijn gewoon mensen en dat moet ook uit die verhalen blijken. Echt top om een band met ze aan te gaan. Die levens van die mensen joh, ja waanzinnig. Bij twee van de drie had ik een enorme klik.

Bij veel van jouw stukken staat de reactie van de mens op een situatie centraal. Waarom?
Dat is gegroeid, hoe reageren mensen op moeilijke momenten en hoe gaan ze om met dilemma’s en keuzes. In het begin denk ik dat ik toch wel onderwerpen koos omdat het vet was of omdat ik dacht dat ik me daar als journalist mee kon profileren. Ik ging wel op in het onderwerp en de mensen om wie het ging. Later kom je er toch achter dat het veel over jezelf zegt hoe je een onderwerp aanpakt. Je eigen angsten, dilemma’s, fascinaties en interesses. Als je ouder wordt, leer je jezelf steeds beter kennen. In mijn carrière stel ik mezelf nu altijd de vraag: waarom wil ik dit maken? Dat komt door persoonlijke interesse, maar ook door een sociaal-maatschappelijk aspect. Waarom is het belangrijk dat dit verhaal verteld wordt? Dat is echt iets wat gegroeid is. Iedere journalist die zich bezighoudt met mensen die kwetsbaar zijn of in een kwetsbare positie zitten, moet zich afvragen waarom die in godsnaam dit verhaal wil maken. Het gaat wel over mensen. Ik wil dat als ik een verhaal maak dat het ook echt over de mensen gaat. Niet de ziekte, maar de patiënt aan het woord. Niet praten over een verslaving, maar de verslaafde aan het woord laten. Je vraagt nogal wat aan mensen dus je moet wel een hele goede reden hebben om dat verhaal te maken.