Steffie van den Oord: ‘Dat is goud, zo’n verhaal’
interview, gepubliceerd op 17 Sep 2017, door Fenna IJtsma

Steffie van den Oord ©vandenOord

Een verhalenjager, zo kun je haar noemen. Journalist, historicus en schrijver Steffie van den Oord (46) is vooral geïnteresseerd in de verhalen van ouderen. “Iemand die uit een vorig tijdperk stamt heeft een andere kijk op de dingen.” Over haar gesprekken met ouderen heeft ze twee boeken geschreven: Eeuwelingen, met verhalen van honderdjarigen en Honkvast, verhalen van ouderen die al hun hele leven in hun ouderlijk huis wonen.

“Ik belde aan bij een oud huis, een man deed open en er kwam een geur naar buiten, zó’n rare geur. Ik dacht meteen: ‘Foute boel, hier ga ik niet naar binnen.’ Ter plekke verzon ik dat ik naar iemand anders zocht. Ik liep naar mijn auto maar hij achtervolgde mij. Zonder de gordel om te doen scheurde ik de weg weer op. Dat voelde echt niet goed. Dat heb ik gelukkig maar één keer meegemaakt.”

“Ik ben altijd alert op verhalen. Zo hoorde ik over een vrouw van bijna 97 jaar die nog elke dag twaalf tot twintig pinten drinkt in de kroeg, Robertine heet ze. Ze wordt als laatste buiten gezet. Zoiets had ik nog nooit gehoord, daar moest ik heen. Vorige week ben ik daarom naar België afgereisd. Eerst langs haar huis, want ik wilde er bij zijn als Robertine naar de kroeg liep. Ik belde aan en meteen begon een hond achter een enorm hek te springen en te blaffen, ik kreeg een akelig gevoel. Er werd niet open gedaan en eigenlijk was ik opgelucht. Ik dacht: ‘Ik ga wel naar de kroeg, dan wacht ik daar wel.’ Daar kwam ze inderdaad, ze vertelde die avond de ene oneliner na de ander.”

Agatha Christie

Spontaan langskomen werkt volgens Van den Oord het beste. “Mijn ervaring is dat juist mensen met een goed verhaal niet geïnterviewd willen worden. Als je van te voren gaat bellen met de vraag of iemand geïnterviewd wil worden zeggen ze sneller nee. Als je al voor de deur staat kunnen ze je inschatten en laten ze je eerder binnen.”

Vaak weet Van den Oord van te voren niet bij wie ze langs gaat. “Voor mijn boek Honkvast reed ik een keer naar het dorpje Sint Anthonis. Daar ben ik gaan rondvragen en hoorde ik over een oude vrouw in de buurt. Ik reed naar haar huis, daar zat ze met haar nichtje op de veranda. Een stokoud vrouwtje van 103 jaar met een wit knotje, net een Agatha Christie.” Van den Oord zet een hoog piepstemmetje op: “’Komt d’r maar in meiske, och, pak maar ‘n kuukske. Waarom denk gij dat ‘t hier binnen zo netjes is? Omdat ik ‘t in 1941 helemaal heb opgeknapt.’ Dat is goud, zo’n verhaal.”

‘Je moet het juist wel doen’

Van den Oord begon haar carrière bij de radio. “Vijf jaar lang was ik verslaggever bij de VPRO-radio. Daar heb ik veel ervaring opgedaan, ik werd overal op af gestuurd. Voor de radio moet een gesprek in één keer goed zijn, je kan niet alles monteren. Uren leuteren voor één anekdote kan dus niet. Na vijf jaar had ik er genoeg van, ik had alle onderwerpen wel gehad. Toen brak het nieuwe millennium aan en besloot ik mensen te interviewen voor de radio die de gehele vorige eeuw hadden meegemaakt. Geschiedenis en journalistiek vielen daarmee samen. Dat vond ik geweldig. Ik besloot alle verhalen van deze Eeuwelingen vast te leggen in een boek.”

Na jaren ervaring met interviewen schudt ze de tips uit haar mouw. “Hoe minder je zegt, hoe meer je te horen krijgt, vooral goed luisteren dus. En uitstralen dat je dingen wilt weten. Ook is het eerste half uur van het gesprek altijd het beste, dan ben je nog fris en helder. Ik ga vaak meerdere keren langs of ik bel nog een keer. Mensen zijn soms openhartiger aan de telefoon omdat ze je niet zien.” Is doorzettingsvermogen belangrijk? “Met Honkvast heb ik wel eens gedacht: ‘Wat ben ik aan het doen, ik lijk wel gek.’ Er zijn altijd redenen te bedenken om ergens niet naar toe te gaan. Maar je moet het juist wel doen.”

Ook het achterna gaan van je eigen fascinatie vindt Van den Oord belangrijk. “Voor Honkvast had ik subsidie aangevraagd, maar niet gekregen. Ze zeiden: ‘Je interviewt alleen excentrieke mensen. We willen ook doorsnee ouderen en jongeren.’ Dat wilde ik zelf niet, ik ga alleen mensen interviewen die ik zelf interessant vind.”

Gaten opvullen

Na de gesprekken gaat Van den Oord naar huis met een berg aan gesprekstof. Haar notitieblok is volgeschreven en de opname op haar telefoon beslaat uren. “Met het uitwerken dik je soms iets aan of vul je iets voor iemand in. Toch herkent de persoon zichzelf en zegt vaak: ‘Zo was het precies.’ In een verhaal dat iemand vertelt ontbreekt altijd informatie. Die gaten kan je vaak moeiteloos invullen, het verhaal wordt er alleen maar rijker door. Waarheid is moeilijk na te streven. Het hangt er ook vanaf hoe je zelf dingen interpreteert. Misschien zegt iemand: ‘Ik ben heel gelukkig’, terwijl je zelf denkt: ‘U bent helemaal niet gelukkig.’ Dan schrijf je op: ‘‘Ik ben heel gelukkig’, zei ze met een sombere blik’”.

De verhalen zijn nog lang niet op, Van den Oord zit vol ideeën. “Tijdens het gesprek met die zuipende vrouw in België vond ik vooral haar zoon interessant. Hij moet elke avond met zijn moeder mee de kroeg in en de volgende dag naar zijn werk. Elke keer weer drinkt hij cola naast zijn moeder. De arme man, die heeft helemaal geen leven, die kan geen vrouw krijgen. Een heel tragisch figuur eigenlijk. Zijn moeder vertelt de hele tijd grappige oneliners terwijl hij daar aan zijn cola zit. Daar zit een verhaal in.”