Coen Verbraak: ‘Als je nieuwsgierig bent, stel je bijna altijd de goede vragen’
interview, gepubliceerd op 26 Oct 2020, door Maaike Reinhoudt

Coen Verbraak (1965) heeft in zijn leven talloze journalistieke portretten gemaakt. Toch gaat zijn werk volgens hem niet snel vervelen. ‘Ik vind het nog steeds heel opwindend om in de krant te staan.’

Foto: Lilian van Rooij

Hoe voelt het dat er nu van u een portret gemaakt wordt?

‘Wel een beetje gek. Je bent natuurlijk journalist geworden om vragen te stellen, niet om ze te beantwoorden. Dat is iets waar journalisten zich vaak achter verschuilen. Het is wel heel leerzaam om als journalist zelf geïnterviewd te worden, omdat je dan weer even door hebt wat je anderen aandoet.’

Verschuilt u zich ook wel eens achter uw rol als interviewer?

‘Het is niet zo dat ik in mijn interviews nooit vertel over mijn persoonlijke leven. Als het gesprek gaat over kinderen, dan zeg ik ook dat ik een zoon heb van dertien. Ik zet het alleen nooit in als instrument. Je kan heel veel over jezelf vertellen in de hoop dat de ander daarop aanslaat, maar dat is niet mijn stijl. Ik wil de verhalen puur op interviewtechniek eruit krijgen.’

Bent u dan heel bewust allerlei interview-trucjes aan het toepassen?

‘Nee, helemaal niet. Mijn belangrijkste instrument is dat ik oprecht benieuwd ben naar de ander. Vanuit die nieuwsgierigheid stel je bijna altijd de goede vragen. Het is natuurlijk ook gewoon ontzettend leuk om bij iemand binnen te komen die je nog nooit hebt gesproken, en dat je die dan allerlei vragen mag stellen. En ik krijg er nog voor betaald ook.’

Goede vragen stellen kan volgens Verbraak alleen als je je goed hebt voorbereid. ‘Dat betekent overigens niet dat je een insider moet worden. Hoe verder je van iets afstaat, hoe meer je het op ware grootte kan zien. In je onbevangenheid kom je dan vaak met vragen waar de ander helemaal niet meer over nadenkt. Voor het tv-programma Kijken in de Ziel heb ik bijvoorbeeld een serie gemaakt over psychiaters, waarin ik vroeg wat het nu eigenlijk betekent om ‘normaal’ te zijn. Dat is een heel simpele vraag die de buurvrouw ook kan stellen, maar het dwingt iemand wel om helemaal vanaf nul te redeneren.’

Andersom zegt Verbraak dat je iemand minder goed kan interviewen als je zelf te dicht bij het onderwerp staat. ‘Voor Kijken in de Ziel heb ik ook een serie gemaakt over journalisten, maar die vond ik niet echt goed. Dan vertelt bijvoorbeeld Sven Kockelmann op een gegeven moment hoe hij een interview voorbereidt, terwijl ik denk: nee, natuurlijk doe je dat niet zo. Bij een rechter of psychiater heb ik dat niet, omdat ik daar veel minder in thuis ben.’

U heeft naast Kijken in de Ziel veel portretten gemaakt van bekende Nederlanders. Hoe zorgt u ervoor dat die mensen niet te veel hun eigen verhaal ophangen?

‘Vóór het interview vraag ik vaak of ze een paar mensen willen noemen die ik kan bellen om me extra goed voor te bereiden. Ik wil dan bijvoorbeeld een broer, vrouw of compagnon spreken. Door wat ik van hun hoor, ontstijg ik de knipselmap met oude interviews. Zo wordt het interview veel spannender. De ervaring leert dat deze techniek heel goed werkt, ook omdat je dan laat zien dat je je echt in iemand hebt verdiept.’

Werkt zo’n journalistiek portret het best op tv, radio, of schrift?

‘Dat hangt echt af van het onderwerp. Ik heb één keer in mijn leven iets gemaakt voor RTL4, een documentaire over Antonie Kamerling. Ik vond het heel frappant om te zien hoe vaak het in al die oude interviews met hem over zelfmoord ging – echt heel vaak. En toch heeft niemand ooit serieus gedacht dat het zo ook zou kunnen aflopen.’

Volgens Verbraak leent zo’n verhaal zich goed voor de televisie. ‘In een interview met Ivo Niehe vertelt Antonie Kamerling op een gegeven moment ook dat het hem bang maakt dat hij op straat herkend wordt. De mensen in de zaal moeten daar hard om lachen, terwijl je aan zijn ogen ziet dat het helemaal niet als grap bedoeld is. Het is hem dan al te veel.’

Het lijkt alsof alles in de media steeds sneller moet gaan. Wat betekent dit voor uitgebreide journalistieke portretten, zoals dat van Antonie Kamerling? Gaan die verdwijnen?

‘Nee, dat denk ik niet. Ik geloof dat er altijd mensen blijven die dat willen zien. Er is namelijk altijd een groep die méér wil weten. Ik denk vaak: als ik het wil zien, dan zijn er ook andere mensen die het willen zien. Misschien stel ik op een dag wel zulke absurde vragen dat echt niemand anders daar benieuwd naar is. Dat kan. Maar tot die tijd denk ik: wat ik wil weten, wil een ander ook weten.’