Brandpunt+-presentatrice Liesbeth Staats: “Laten wij dan die extra vragen stellen: En wat nu?”
interview, gepubliceerd op 25 Sep 2018, door Leonie Peddemors

De wereld overgaan op zoek naar verhalen, het liefste die een beetje schuren, dat is wat Liesbeth Staats (45) het liefste doet. Maar dat ze ethisch kwesties aan de kaak stelt voor de camera van Brandpunt+, is niet altijd vanzelfsprekend. “Als een krantencorrespondent op mijn telefoontje ja had gezegd, was ik nu waarschijnlijk schrijver geworden.” Ook in de toekomst ligt straks alles weer open.

‘We weten sinds twee weken dat Brandpunt moet stoppen. In januari is er definitief geen Brandpunt+ meer. Maar gaat wel door op internet, maar de klassieke tv reportage van 18 minuten zoals we die nu maken, die komt niet terug. Online doen de kleinere shortform video’s het veel beter en kun je ook wel onderzoek doen, maar het is niet meer het televisie instituut dat het was. Dat vind ik heel jammer. Niet alleen voor mij, want ik hou er heel erg van om op pad te gaan en reportages te maken, maar ook voor de journalistiek in het algemeen. Het is echt wel een kaalslag. Je kunt zeggen: “Er is toch Nieuwsuur en EenVandaag.” Dat is zeker waar. Nieuwsuur doet het gesprek van de dag met korte reportages. EenVandaag doet wat toegankelijker achtergrond van het nieuws. En ook korte reportages. Maar Brandpunt was de enige die lange klassieke tv-reportages maakte, wij gingen de hele wereld over en maakt een verhaal ter plekke. Dat kan de achtergrond bij de achtergrond zijn. De vrouwelijke imams (onderwerp van de laatste aflevering van Brandpunt+, red.) bijvoorbeeld, ik vond dat we die vrouwen aan het woord moesten laten. Er was niet een directe aanleiding, maar dat moesten we wel doen. Met het verdwijnen van Brandpunt valt dat straks weg. Dan kun je zeggen: “Je hebt ook nog documentaires.” Zeker, maar die hebben een productietijd van een jaar.’

Hoe ben je bij Brandpunt+ terecht gekomen?
‘Brandpunt heeft een soort doorstart gemaakt. Het programma begon in 1959, uit mijn hoofd. Het enige kwaliteitsachtergrondprogramma van de Nederlandse TV. Toen is het een tijdje weggeweest, omdat toen Netwerk kwam. Dat was dan ook om half negen, dagelijks na het acht uur journaal. Toen verdween Netwerk en kwam Brandpunt weer terug. Ik was in die periode bij EenVandaag. Ik ben daar weggegaan en ging freelancen, toen Brandpunt belde Brandpunt: “wij gaan weer beginnen en wil je voor ons af en toe reportages maken?” Nou, dat heb ik gedaan. Ik ben nog lang blijven freelancen en op een gegeven moment ben ik in dienst gegaan.’

Liesbeth Staats

De cliché vraag die we wel willen weten: Heb je altijd al journalist willen worden?
‘Ja. Ja, maar ik dacht dat ik schrijvend journalist wilde worden, dat ik de krant zou gaan volschrijven. Omdat, ja, ik wist eigenlijk helemaal niet hoe je überhaupt bij tv kwam. Ik kende ook niemand die bij de televisie werkte en de krant viel elke ochtend in de bus, dus dat was een beetje concreet. En ik vond schrijven leuk, dus ik dacht ik ga Nederlands studeren, dan leer je sowieso schrijven. En dat heb ik gedaan, maar toen ging ik een jaar Frans doen in Parijs, als een soort Erasmus-uitwisseling, daar kon ik moderne Franse letterkunde erbij doen. Daar had ik zo weinig college dat ik dacht: “Ja, als ik iets met de journalistiek wil, moet ik nú stage gaan lopen.” En toen heb ik allemaal Nederlandse correspondenten gebeld: “Kan ik bij jou een stage krijgen?” Nou, niemand zei “ja”. Want iedereen was druk, druk. Behalve Saskia Dekkers, zij was toen net correspondent in Parijs voor het NOS Journaal en die zei: “Ja, ik ben heel druk, maar bel over drie weken!” Dus ik belde over drie weken. “Ik ben heel druk, bel over drie weken!” En ik weer over drie weken bellen, toen zei ze: “Nou ja, oké, kom dan maar.” En ze zei ook: “Ik kan jou geen officiële stageplek bieden, ik ben gewoon in mijn eentje. Maar als jij nou mijn archief opruimt, al die banden spot en materiaal archiveert en organiseert, in ruil daarvoor neem ik jou mee op pad. En als je dan ook de telefoon wilt opnemen als ik er niet ben.” Dat vond ik helemaal prima. Ik heb dat een paar maanden gedaan bij haar, dat vond ik geweldig. Toen ging ik weer terug naar Nederland en heeft zij een mooie brief geschreven. Daarmee heb ik ook een officiële stage bij AT5 gekregen. Toen was ik eigenlijk meteen in de televisiejournalistiek beland, maar dat was eigenlijk puur toeval.

 

Is de journalistiek een mannenwereld?
‘Toen ik bij Brandpunt kwam, toen werkten daar nog Sven Kockelmann, Fons de Poel, Wouter Kurpershoek en Aart Zeeman. Aart Zeeman werkt er nog steeds trouwens. Ik was de enige vrouw daar. Er was nog één verslaggever die ook vrouw was, verder waren het alleen maar mannen. En oja, onder de redacteuren waren ook twee vrouwen. Het was echt een gedomineerde mannenwereld, en het was ook een beetje zo’n programma. Echt een testosteron-uitstraling in elk geval. De leader was ook “dum dum du du du dum.” We vertelden van: “We waarschuwen nog één keer.” Dat was een beetje de look-and-feel. En ik heb dat de afgelopen jaren enorm zien veranderen. We hebben een heel groot online deel, dat is helemaal fifty-fifty, een hele leuke plek met superleuke mensen. Ook bij de tv-afdeling is het veel gemixter. Ik vind dat er nu een hele goede afspiegeling is. Tv-journalistiek, echt dat op reportage gaan en naar het buitenland gaan, is helemaal niet per se mannelijk, maar ik denk dat het wel vaak daarvoor gehouden wordt. Het is wel een plek waar je geen softie moet zijn. Als ik naar het buitenland ga, maak ik vaak werkdagen van 15 of 16 uur. En daar hoort ook eten bij en met elkaar in een restaurant zitten, maar je gaat maar door. Ik denk dat het heel lang door mannen geclaimd is dat dat heel mannelijk is. Nou, dat is het niet, maar dat is wel een beetje, ja, ik weet niet, dat hing er omheen. En natuurlijk had je de krant. De krant was ook een meneer, daar werkte ook alleen maar mannen. De journalistiek was heel lang een enorm mannenbolwerk, en dat verdwijnt.

Welke andere veranderingen heb je gezien in de loop der jaren?
‘Wij hebben met Brandpunt+ een opdracht sinds januari. Brandpunt heet sinds januari Brandpunt+, omdat wij de constructieve journalistiek wilden gaan bedrijven. Wij dachten: “er zijn genoeg uitingen in krant, radio, tv, die aanwijzen wat er fout gaat, die misstanden aanwijzen.” Maar laten wij dan ook een vraag extra stellen namelijk: “En wat nu?” Zijn er al mensen met ideeën voor oplossingen? Of zijn er al zichtbare pogingen voor die oplossingen? Daar hebben wij ons op gericht. Die constructieve stroom is wel veranderd. En wij zijn niet de enige. Ik zie het ook wel een beetje terug en bij Nieuwsuur zie je het ook wel eens voorbij komen. En, dit geldt niet exclusief voor Brandpunt+, maar ik denk dat de aandacht voor het vak zelf, dat je op een soort meta niveau naar je eigen rol kijkt, dat dat wel veranderd is. En dat komt ook omdat iedereen een smartphone heeft, dus iedereen is journalist. Je moet je bewust zijn van rol en van je taak om je te onderscheiden van mensen die allerlei onzin op het internet zetten. Als jij straks journalist wordt en je noemt jezelf journalist, dan moet dat een soort keurmerk zijn voor een bepaalde handelwijze. Dat je onpartijdig bent en aan hoor en wederhoor doet. Je moet jezelf daarin onderscheiden en ik denk dat de journalistiek heel erg op zoek is gegaan naar die rol. Als we niet meer alleen de brenger zijn van het nieuws om acht uur ‘s avonds, maar wat doen we nog meer dan wat Jan Jansen met z’n telefoon op straat kan doen? We zijn meer aan het navelstaren, wat is onze rol? En hoe kunnen we die anders invullen, of zelfs beter invullen?

Wat is dan die rol?
‘Ik denk dat meer dan ooit, dat je authenticiteit en autoriteit moet verdienen. Dat ben je niet meer zomaar. En hoe verdien je dat? Door 100.000% betrouwbaar te zijn, weten dat als je straks journalist bent, dat je onpartijdig bent, dat je altijd dubbel je bron hebt gecheckt, nooit iets te vroeg publiceert, dat je hoor en wederhoor toepast, dat je net een stapje verder doet. Je onderzoek wordt ook belangrijker. Want dat is het grote verschil tussen mensen die een berichtje gooien op twitter omdat ze iets gehoord hebben en waarschijnlijk is het waar. Maar journalisten moeten het pas brengen als het echt waar is, want dat moet je keurmerk zijn. En dan moeten wij gaan hopen dat het grote publiek bereid is om weer te gaan betalen voor die kwaliteiten en die garanties.

De garanties dat je als kijker geen fake news op je bordje krijgt?
‘Ja, precies. Weet je wat een goed onderwerp zou zijn om dit te toetsen? De vaccinatiediscussie. Als je een beetje gaat zoeken, dan vind je op internet filmpjes waarvan je denkt, in de vormgeving en in het tempo van vertellen, dit is gewoon een  goede reportage. En dan komt er ook nog een dokter aan het woord die zegt dat je autist wordt als je een prik krijgt. En ja, het is ook supermoeilijk om dat onderscheid te maken. Het wordt steeds moeilijker. Dus je moet  mensen verleiden om toch te willen betalen om te ervaren dat nieuws, goed nieuws, en informatie geld waard is. Dat je dat niet meer zomaar voor granted moet nemen.

Hoe zit dat dan bij de publieke omroep?
‘Je betaalt er eigenlijk al voor, als belastingbetaler. Maar wij hopen dat het feit dat wij bij de publieke omroepen de afdeling journalistiek bevolken, dat dat een keurmerk is. Dat wij niet betaald zouden worden als we fake news de wereld in zouden slingeren. Je ziet dat ook weleens in de wetenschap, duikt er iets op dat iemand gefraudeerd heeft in een onderzoek, nou, die valt heel hard.

Wat zie jij jezelf in de toekomst doen?
‘Goeie… Nou, ik vind het best wel heftig dat Brandpunt stopt, omdat televisie reportages maken het liefste is wat ik doe. Ik vind radio ook heel leuk. Ik weet het nog niet zo goed, wat ik wil gaan doen.

Webseries?
‘Zou kunnen, zou kunnen. Maar dat vind ik wel moeilijk, want ik ben geen ‘digital native’. Ik ben daar niet mee opgegroeid. Mijn reflexen zijn toch wel de klassieke televisiereflexen, dus dan moet iemand mij héél goed begeleiden. De taal van online en video verslaggeving is natuurlijk heel anders dan die van televisie, qua tijd en vormgeving. Ja, misschien wel. Een goede webserie zou wel leuk zijn.

Of je eigen tv programma?
‘Ja, ik heb met twee collega’s een serie gemaakt: De baby industrie. Die series op thema, dat zou geweldig zijn. Maar dan moet NPO er wel geld voor hebben.

Waar maak je graag televisie over?
‘Als ik zou mogen kiezen zouden al mijn onderwerpen over ethiek gaan. Het liefst nog medisch ethisch, maar ik vind ook onderwerpen zoals religie heel interessant. Het is interessant, omdat het schuurt. Die twee vrouwelijke imams, die een hele liberale islam preken, ja, dat fascineert me. Omdat ze zoveel weerstand oproepen over een geloof. Het is maar wat je gelooft, letterlijk gelooft. Dat het zo gevoelig ligt vind ik interessant. En ik vind het interessant dat ze zo dapper zijn en dat ze tegen de stroom in gaan. En ja, ethische onderwerpen dus. Medisch ethisch zoals De baby-industrie. Als de technologie het toe laat, moet dan ook alles maar kunnen? En wie houdt uiteindelijk de rechten en het lot van het kind in de gaten. De serie gaat over de wereldwijde industrie die er is, er gaan miljarden dollars om in de handel in eicellen, spermacellen, draagmoeders. Mensen die geen kinderen kunnen krijgen en in Nederland uitbehandeld zijn en als het ware tegen de grens aan lopen, kunnen in het buitenland via hele andere constructies wel krijgen wat ze willen. Dat is natuurlijk heel fijn, als je kinderwens in vervulling gaat, maar er zit ook wel een soort prijs aan. Een ethische prijs.

En als je zelf televisie kijkt?
‘Weet je wat mijn lievelingsprogramma is? Hello Goodbye. Ik vind eigenlijk die verhalen van mensen het fijnst om naar te kijken. Als consument, als kijker vind ik dat het fijnst om te kijken naar mooie verhalen over mensen. Dat is ook heel moeilijk om te maken.