Interview Kim van der Meulen: “Wees niet bang om nee te zeggen”
interview, gepubliceerd op 01 Oct 2019, door Floor Jansen

Freelance journalist Kim van der Meulen (35) wilde van schrijven eigenlijk nooit haar werk maken. De kleinkunstacademie of acteren was vroeger haar droom, maar ze koos voor de studie Theater-, Film- en Televisiewetenschap. Nu schrijft ze interviews en artikelen voor onder andere Het Parool en grijpt zo nu en dan terug naar haar oude liefde: film.

Tekst: Floor Jansen

Een goede film, een mooie theatervoorstelling of een serie?

“Ik heb tijdens mijn studie veel filmvakken gedaan en dat blijft toch wel een beetje een oude liefde. De andere opties vind ik ook leuk hoor, maar als ik echt moet kiezen, dan toch film.”

Je studieachtergrond is vooral op beeld gericht. Hoe kwam de liefde voor schrijven?

“Ik denk dat dat er altijd wel in zat, wat je bij veel journalisten hoort. Een beetje cliché, maar dat je als kind al stukjes typt op de oude typemachine van je vader, dat had ik ook.  Verhaaltjes maken en bedenken. Vroeger had ik een soort archiefje aangelegd met allemaal filmsterren en dan schreef ik daar stukjes over. Ik denk dat ik het ergens altijd wel leuk vond om met taal bezig te zijn.”

Maar dan toch wel de studie Theater-, Film- en Televisiewetenschap. Waarom niet gelijk journalistiek?

“Dat heeft een iets andere achtergrond, want journalistiek heb ik nooit echt overwogen. Ik wilde nooit van schrijven mijn werk maken. Toen ik jong was, wilde ik het liefst naar de kleinkunstacademie of iets met acteren doen, maar toen begreep ik al heel snel dat negentig procent werkloos was in die sector, dus toen ben ik gaan kijken wat ik nog meer leuk vond. Engels bijvoorbeeld, maar of ik dat wilde studeren? Nee, daar kon je ook niks mee, dacht ik.

Toen ben ik gaan zoeken naar een studie waarbij je Engels als vak erbij kon volgen en dat werd Bedrijfscommunicatie in Nijmegen. Dat heb ik een half jaar gedaan, maar dat vond ik zo intens stom dat ik dacht: ik ga toch voor iets met film of televisie, waar ik als kind al door gefascineerd was – omdat op dat witte doek álles mogelijk is en je even helemaal in zo’n andere wereld zit, denk ik. Ik zat al op de universiteit, dus ik heb de switch gemaakt naar Theater, Film- en Televisiewetenschap in Utrecht.”

Je hebt in de jury gezeten van het Nederlands Film Festival. Wat maakt nou een goede film?

“Je let op allerlei dingen: is het iets dat ik al honderd keer heb gezien of is het vernieuwend? Natuurlijk ook het spel, zit het scenario goed in elkaar, kan ik het volgen. Of je het een sympathiek project vindt speelt soms ook mee in de punten, maar als het dan heel slecht is uitgewerkt gaan ze er weer af.  De juryvoorzitter van afgelopen jaar, filmjournalist Hans Beerekamp, noemde bijvoorbeeld de film RAFAËL ‘vluchtelingenporno’. Het was een vluchtelingendrama, maar nogal Amerikaans gemaakt. Aanzwellende violen, mensen die elkaar in de armen vallen, ondergaande zonnen, allemaal heel heftig. Ik vond het verhaal in eerste instantie best spannend, maar als je er goed over nadenkt is het zo kitsch gemaakt en zo onsubtiel, dan vraag je je af of je een wannabe Hollywoodproductie hebt zitten kijken. Het heeft ook zeker met smaak te maken.”

Kijk je zo ook in je vrije tijd naar een film?

“Nou, daarom wilde ik bijna niet voor filmwetenschap kiezen. Ik was bang dat ik nooit meer normaal naar een film zou kunnen kijken. Nu ben ik al in 2006 afgestudeerd, dus inmiddels is dat wel wat gesleten. Ik weet nog wel tijdens de opleiding dat ik keek naar een film van Woody Allen en meteen dacht: ‘O ja, interessant, want je kunt helemaal die handtekening van die auteur zien’.”

Je hebt tv-recensies geschreven onder de naam Han Lips. Waarom niet onder je eigen naam?

“Nou, Het Parool heeft één tv-recensent en dat is Han Lips, dat is een pseudoniem dat is afgeleid van Hannie Lips. Zij was televisieomroepster in de jaren vijftig. Dus het is gewoon een geintje, een knipoog van Het Parool. Ik dacht vroeger dat het de naam van een recensent was. Dat denken sommige media ook, want Han Lips wordt weleens uitgenodigd in televisiepanels, haha. Hij bestaat dus niet en heeft nooit bestaan. Dit is inmiddels een vast clubje van een paar freelancers en vaste redacteuren van Het Parool.”

Waar ben je op dit moment mee bezig?

“Ik heb net een interview voor de Uitkrant Amsterdam gedaan met de baas van MassiveMusic, die wereldwijd een van de grootste muziekproductiebedrijven is. Ze werken voor Heineken, UEFA, Nike, alle grote merken. Hij is ook mede-eigenaar van de A’DAM Toren in Amsterdam-Noord. Ik heb hem geïnterviewd over Amsterdams ondernemerschap, muziek en zijn eigen muziekambities. Ook heb ik net een stuk gemaakt voor Santé, over een meisje van 27 jaar dat haar borsten preventief heeft laten amputeren. Vanochtend heb ik nog ja gezegd tegen een stuk van Het Parool over de do’s en don’ts van smalltalk.”

 

“Het is niet zo dat je gaat zitten meehuilen, het blijft zakelijk.”

 

Werken als freelancer betekent ook vaak onzekerheid. Ervaar je dat zelf ook zo?

“In het begin wel. Ik heb er nooit bewust voor gekozen om freelancer te worden, dat was meer een samenloop van omstandigheden. Ik werkte drie jaar met een jaarcontract als coördinerend eindredacteur voor CJP, mijn eerste, echte baan. Toen kwamen de cultuurbezuinigingen van Halbe Zijlstra en werd mijn contract niet omgezet in een vast contract. Ik moest er een paar maanden uit en dan mocht ik weer voor een jaar worden aangenomen.

Omdat ik toch een beetje was uitgeleerd, begon ik om me heen te kijken. Ik wilde altijd al bij een cultuurredactie werken. Ik kende maar twee of drie mensen in de journalistiek, omdat ik geen journalistiek heb gestudeerd, en die heb ik gewoon gemaild. Zo ben ik er een beetje ingerold. Toen kon ik mijn eerste stukken voor Het Parool gaan schrijven. Omdat het freelancen geen bewuste keuze was, was die onzekerheid ook wel spannend. Je begint met één opdrachtgever en dat is altijd een sprong in het diepe. Inmiddels heb ik genoeg werk en heb ik nooit om werk verlegen gezeten, hoe stom dat ook klinkt. Daar ben ik alleen maar heel blij om.”

Waar schrijf je het liefste over?

“Ik kom natuurlijk uit de kunst- en cultuurhoek, dus dat spreekt mij het meeste aan. Ik vind eigenlijk heel veel dingen leuk om over te schrijven. Er zijn ook zeker onderwerpen waar ik niet graag over schrijf, maar alles waar ik over schrijf, vind ik tot nu toe erg interessant. Bijvoorbeeld dat meisje met die borstamputatie. Dat is een onderwerp waar ik zelf niks van weet, maar waarover ik veel te weten ben gekomen door me in te lezen en haar te spreken. Zo’n persoonlijk interview is per definitie erg interessant.

Je kunt je over alles heel erg uitgebreid laten informeren, alsof je met elk gesprek weer een mini-hoorcollege krijgt, en je steekt overal wel wat van op. Je ontmoet heel veel verschillende mensen, met wie je persoonlijke gesprekken voert. Zolang dat erin zit, vind ik het werk leuk.”

Raakt het je weleens? Zo’n persoonlijk verhaal van iemand?

“Het blijft altijd werk, maar natuurlijk kunnen mensen je dingen vertellen waar je nog weleens een keer aan terugdenkt. Ik heb ooit voor Het Parool de ouders van een verongelukt meisje gesproken. Ze was achttien en net klaar met de middelbare school. Mensen vertellen nooit echt meer het hele verhaal aan iedereen, maar toen kwam alles eruit. Dat deed met de ouders natuurlijk wel wat. Dat was wel een interview waar ik de hele week aan dacht. Het is niet zo dat je gaat zitten meehuilen, het blijft zakelijk.”

Hoe bereid je je voor op een interview?

“Ik denk net zoals jij, haha. Ik maak altijd zo’n blaadje. Ik denk dat ik die van vanochtend nog wel gewoon bij me heb. (Is aan het zoeken.) Ja, kijk. Ik interviewde een vrouw die chronisch ziek is over het boek dat ze over haar ziekte had geschreven. Dan lees ik natuurlijk eerst dat boek en zet ik wat vragen op een rij. Eigenlijk gebeurt het nooit meer dat ik het erbij hou, wat ik vroeger nog weleens deed. Dit is meer een soort basis. Als iemand iets vertelt en je denkt: ho, daar moet ik echt op door, dan vergeet je het hele briefje.”

Als je je jongere zelf een tip kon geven, wat zou dat dan zijn?

“Wees niet bang dat je zonder werk komt te zitten, wees niet bang om ‘nee’ te zeggen. Dat was ik namelijk heel lang. Ik dacht: als ik nu ‘nee’ zeg tegen deze klus, dan vragen ze me niet meer. Dat is in de praktijk niet gebleken, dus daar hoef je je niet zo veel zorgen om te maken, denk ik.”

Deed je dat wel aan het begin, dat je overal ‘ja’ op zei?

“Nee, niet overal op. Als het echt niet in mijn planning past, houdt het gewoon op. Maar ik zei vroeger ook weleens ‘ja’ op titels die me niet per se interesseerden. Dat was dan toch weer goed voor je CV of je doet het gewoon omdat je iemand aardig vindt. Misschien is dat wel een goede tip, dat je af en toe ook eens stilstaat bij de vraag: ik kan wel op alles ‘ja’ zeggen, maar wat wil ik nou eigenlijk zelf? Welke kant wil ik op? Ik denk dat dat misschien wel een tip is die ik mezelf wat eerder had willen geven.”

Je hebt in 2014 de VPRO-bagagedragerprijs gewonnen met een prachtig verhaal over jou en je tweelingzus. Jullie wilden naar een dorpje in Brazilië, Cándido Godoi, omdat tweelingen daar geen uitzondering zijn, maar juist de regel. Hebben jullie die reis gemaakt?

“Nee. Ik won dus helaas niet dé prijs, de juryprijs. Als ik die had gewonnen, waren we gegaan. Ik won de publieksprijs. Mijn verhaal kreeg de meeste stemmen en ik heb er een heel mooie fiets met een VPRO-logo aan overgehouden, haha. Het idee was wel om die reis nog een keer te maken, daarvoor was ik best wat plannen aan het maken. Maar mijn zus woont sinds een paar jaar in Sydney in Australië, dat maakt het iets onhandiger om het allemaal te regelen en te plannen. Maar het is nog wel een verhaal dat nog steeds een beetje in mijn systeem zit. Misschien doe ik het nog weleens.”