Leon Kersten (47) is sportjournalist bij de NOS. Basketbal is zijn specialisme. Maar hoe doe je als journalist verslag van een sport waar nauwelijks belangstelling voor is? ‘Het produceren van zo’n wedstrijd kost bijna net zoveel als wat je eraan verdient.’
Ik ontmoet Leon Kersten op de sportredactie van Omroep Brabant. Sinds deze zomer is hij eindredacteur van die afdeling. Daarnaast doet hij al jaren verslag van basketbalwedstrijden bij NOS Langs de Lijn. We blikken samen terug op die jaren. Op de sport die maar niet tot wasdom wil komen en de kritische journalist die onder alle omstandigheden objectief wil blijven, ook al draagt hij de sport een warm hart toe.
Kunt u zichzelf omschrijven?
‘Ik ben een Brabander, nuchter en realistisch. Het is wat het is.’
Zijn dat belangrijke eigenschappen om een leven lang sportjournalist te kunnen zijn?
‘Ik denk het wel. In de sportwereld is het belangrijk dat je goed kan relativeren, anders ga je er te veel in op. Dan krijg je analisten die na een slechte wedstrijd zeggen dat het allemaal dramatisch is, en de week erna bij een overwinning samen de polonaise lopen.’
Als we het dan toch over relativering hebben, in 2013 zei u in de Volkskrant over het Nederlands basketbal: “Basketbal in Nederland is, nou nee, niet op sterven na dood, maar stelt niet veel voor.” Hoe staat het er nu voor?
‘We hebben een kleine stap gemaakt.’
Welke?
‘We leven nog.’
Om toch even een beeld te schetsen. In de toch al kleine Nederlandse competitie (negen teams) gaan er teams failliet, houden supporters crowdfundingsacties voor het aantrekken van spelers en hebben zelfs topteams niet altijd een hoofdsponsor. Dat klinkt toch weinig hoopgevend?
‘Klopt, ik ben ook maar lauw enthousiast over de staat van het basketbal in Nederland.’
Waar gaat het mis?
‘Er zijn verschillende organisaties die andere belangen hebben. Om een voorbeeld te geven, de eredivisieclubs willen een andere richting op dan het Nederlands team. Dat werkt niet, er moet één duidelijke visie komen.’
Hoe staat het met de aandacht voor het basketbal in de Nederlandse media?
‘Die is zeer beperkt. In Nederland is het heel simpel. Als je niet in het voetbal, wielrennen of schaatsen zit als sportjournalist, dan moet je je breder oriënteren. Eigenlijk is Nederland geen sportland, maar een voetballand.’
Heeft u een beeld van de kijkcijfers van het Nederlands basketbal bij de NOS?
‘Op zondagmiddag zit je al snel aan de 200.000 tot 300.000 mensen. Dat zijn niet allemaal mensen die speciaal afstemmen op het basketbal, maar gewoon naar Studio Sport zitten te kijken. Ik heb ook bij Ziggo commentaar gegeven voor eredivisiewedstrijden op de donderdagavond. Daar keken dan ongeveer duizend mensen naar. Het zijn gewoon geen aantallen. Het produceren van zo’n wedstrijd kost bijna net zoveel als wat je eraan verdient.’
Dat lijkt me erg pijnlijk voor een journalist.
‘Ik doe het omdat ik het leuk vind, niet voor de kijkcijfers, al bedenk ik dan ook wel dat Ziggo daar niet lang mee door zal gaan.’
Vindt u dat de sport meer aandacht verdient?
‘Nee, dat moet je afdwingen. Je kan niks eisen van de media. Daar is het ook helemaal de tijd niet meer voor. Hetgeen het best bekeken wordt, krijgt de aandacht.’
Waarom zou je je niet gewoon op het voetbal storten, als die sport veel meer in de belangstelling staat?
‘Voetbal is voor mij om twee redenen niet interessant. Allereerst omdat iedereen het al verslaat. Daarnaast omdat ik gewoon op een normale manier wil praten met sporters. Voetballers zijn zo geïndoctrineerd door de omstandigheden waarin zij leven. Ik denk dat veel voetballers niet veel beter weten dan dat hun leven er uit moet zien zoals dat bij voetballers hoort: wij zijn goed en als we zin en tijd hebben dan praten met jou.’
Wat zien voetballers dan over het hoofd?
‘Voetballers beseffen niet het belang van journalisten als tussenpersoon tussen fans en de sporter. Mijn taak is simpel. Je kunt niet alle fans langs sturen bij Ajax of Feyenoord. De journalist is ervoor om die vertaalslag te maken van de sporters naar de fans.’
Hoe is dat bij basketballers?
‘Het is nauwelijks te vergelijken. In principe zijn alle basketballers vijf minuten na de wedstrijd in de kleedkamer bereikbaar. Enkele sterren zitten wel op een apart podium, maar de mindere goden zijn gewoon in de kleedkamer aanspreekbaar omdat ze weten dat ze het voor hun fans doen. Het besef leeft dat ze spelen omdat er fans zijn die hun willen zien spelen en hun verhaal willen horen.’
U draagt de sport een warm hart toe. Is het voor u niet moeilijk om objectief over basketbal te schrijven, zonder de sport tegelijkertijd te willen promoten?
‘Dat is denk ik een dunne scheidslijn. Maar ik hoop dat ik aan de goede kant zit.’
Hoe blijf je als journalist aan de goede kant van die lijn?
‘Door je vooral niet te laten meeslepen door verhalen van belanghebbende partijen als de Nederlandse Basketbalbond. Die willen uiteraard graag uitstralen dat het goed gaat.’
Waarom is het belangrijk om ook van onderwerpen verslag te blijven doen die minder aandacht krijgen bij het grote publiek?
‘Dat is een terechte vraag. Ik denk dat je, zeker als publieke omroep, de taak hebt om in de breedte van de topsport in Nederland verslag te doen. Gewoon omdat het er is en omdat er een zekere groep mensen is die er wél geïnteresseerd in is. Het is gewoon de publieke taak om mensen op de hoogte te houden van wat er gebeurt.’
En vanuit het perspectief van de journalist?
‘Het is je plicht als journalist om die dingen te signaleren die spelen in de samenleving. Dat kunnen grote dingen zijn, maar het kan ook iets kleins zijn. Basketbal is klein. De kunst is dan om van die kleine dingen de vertaalslag te maken naar een verhaal dat het grote publiek aanspreekt.’
Kunt u een voorbeeld geven van zo’n vertaalslag?
‘Henk Norel, een van de beste Nederlandse basketballers van dit moment. Hij is aan het begin van zijn carrière naar Spanje vertrokken en heeft daar jarenlang op het hoogste niveau gespeeld. Nu is hij op leeftijd, vaak geblesseerd en heeft hij twee kleine kinderen die naar school moeten. Daarom is hij afgelopen zomer teruggekomen naar Nederland en gaat hij naar alle waarschijnlijkheid voor Den Bosch spelen. Nadat hij zich dus volledig in zijn carrière heeft gestort, kiest hij nu voor zijn gezin. Dat verhaal is voor veel mensen herkenbaar.’
Wel herkenbaar, maar is het ook echte journalistiek?
‘Nou, laten we dan een ander voorbeeld nemen, Worthy de Jong. Een Nederlands international die al jaren speelt bij topclub ZZ Leiden. Hij heeft sinds twee jaar een kledinglijn opgezet als vangnet voor na zijn carrière. Het geeft je als kijker inzicht in het leven van een basketballer in Nederland. Dat er sprake is van een beperkt sportief leven en dat die jongens zich tijdens hun carrière al moeten richten op hun inkomsten voor daarna. Zo’n verhaal heeft zeker journalistieke waarde.’
Zijn die verhalen ook de sleutel naar het grote publiek?
‘Absoluut. Mensen hebben tegenwoordig de tv helemaal niet meer nodig om op te hoogte te worden gebracht van sportuitslagen. De journalistiek is er steeds meer om de achtergrond bij de sport en haar sporters te vertellen, zoals ik dat doe bij het basketbal.’
Komt daarin de taak van de journalist toch niet een beetje samen met die van de grote basketbalbonden in Nederland?
‘Voor een deel wel, ja. De kern is om de binding met de fans te vergroten. Er spelen tegenwoordig veel Amerikanen bij Nederlandse clubs. Die komen een jaar naar Nederland, om daarna naar een grotere competitie te vertrekken. Met zulke spelers bouwen fans geen band op. Je kunt veel beter inzetten op jonge, Nederlandse talenten die je voor langere termijn vastlegt. Zo is het ook in de journalistiek. De uitslagen zullen veel mensen niets zeggen, maar het verhaal achter de sporter blijft altijd interessant.’