“Er zijn allemaal verschillende soorten kloven. Dé kloof? Daar kan ik vrij weinig mee.”
interview, gepubliceerd op 24 Feb 2020, door Klaas Omta

 Het valt wel mee met de verschillen tussen platteland en stad. Ze zijn er wel, maar niet zo ééndimensionaal als vaak naar voren komt. De grootste kloof bevindt zich eerder tussen boer en politiek, of boer en beleid. Bovendien staan burgers en boeren vaak op een heel goede manier met elkaar in contact. “Door heel Nederland struikel je over de initiatieven van boeren die contact zoeken met burgers en consumenten.”

“Als ik veertig jaar terugkijk, dan lijkt het allemaal steeds beter te worden, die relatie tussen boeren en burgers.” Rudolf van Broekhuizen gaat al even mee in de landbouwwereld. Al aan het begin van het gesprek benoemt hij een voorbeeld uit de jaren zeventig waarin juist naar voren komt dat boeren en stadsbewoners – en stiekem horen de bestuurders daar in dit voorbeeld ook bij – steeds dichter bij elkaar komen. Daar leek het in het begin niet op. Van Broekhuizen vertelt dat de emoties eind jaren zeventig hoog opliepen. “Het gebied vlak boven Amsterdam, Broek in Waterland, is een prachtig gebied, waar altijd heftige conflicten speelden tussen boeren aan de ene kant en natuurbeschermers en overheden aan de andere kant.”

Bij gesprekken met boeren toentertijd werd de stad duidelijk als grote vijand gezien. De sfeer was grimmig. “Als je toen een boer had gevraagd: ‘wat doe je over veertig jaar?’ Dan had die gezegd dat hij niet meer zou bestaan, dat hij zou zijn weggejaagd.” Dat is echter niet zo, er zijn nog steeds boeren in dat gebied. “Sterker nog,” zegt van Broekhuizen “je ziet heel veel leuke initiatieven, die juist een hogere mate van samenwerking tussen boer en burger stimuleren. Als je ze nu zou vragen wie hun grootste vriend is, dan zouden een aantal van die boeren ‘Amsterdam’ zeggen.”

Veranderende samenleving

Rudolf van Broekhuizen studeerde cultuurtechniek in Wageningen en heeft inmiddels al meer dan veertig jaar ervaring als socioloog en onderzoeker op het platteland. Hij deed onderzoek naar gebiedsinrichting, ontwikkeling van rurale gebieden en de relatie tussen stad, beleid en platteland, zowel in Nederland als op andere plekken in Europa. Hij zag de maatschappij veranderen. De goede kant op, zo vindt hij zelf.

De kloof tussen boeren en burgers was eind jaren zeventig en begin jaren tachtig een stuk groter dan nu. Er is veel participatie en samenwerking over en weer. “Er doen zo’n tienduizend boeren mee aan agrarisch natuurbeheer, er zijn winkels waar boeren hun producten verkopen aan burgers en over zijn recreatie- en zorgprojecten.” Hij noemt boeren die hun land en erf openstellen voor wandelroutes. Allemaal uit eigen initiatief en zonder externe financiering. “Als je dat veertig jaar terug had gezegd, dan hadden de boeren je voor gek verklaard.”

Die verandering komt volgens van Broekhuizen door twee dingen: zowel de maatschappij als de boer verandert. De landbouw is na de Tweede Wereldoorlog in Nederland steevast gegroeid, gemoderniseerd, gemechaniseerd en geïntensiveerd. Een proces dat op een gegeven moment tegen haar grenzen aan liep. “Dat zie je bij boeren die liever niet doorgroeien, en meer aandacht uit de maatschappij voor natuurbescherming, dierenwelzijn en kwaliteit van producten.”

Een aantal jaren geleden werkte van Broekhuizen mee aan een onderzoek naar boeren die nieuwe initiatieven ontplooiden waarbij de boeren actief contact zochten met de samenleving. Dat deden ze, volgens het onderzoek, voornamelijk vanwege het contact met burgers en consumenten. “Uiteindelijk ook deels vanwege de economische perspectieven, maar de belangrijkste reden was dat contact met de samenleving en de manier waarop de boeren werkten.”

“Welke kloof bedoel je precies?”

Dat is een goede vraag, en van Broekhuizen doet een poging om een aantal probleemgebieden te benoemen. De algemene kloof tussen praktijk en politiek, verschillen tussen randstad en krimpgebieden, onbegrip tussen boer en politiek, verschillen tussen boer en burger en er is zelfs een kloof tussen boeren onderling. “Een deel van de boeren wil door op het oude moderniseringsspoor, met meer schaalvergroting en verdere industrialisering van de landbouw. En een deel van de boeren die de oplossing de andere kant op zoekt, meer koppeling met de kenmerken van een gebied, natuurlijke kenmerken en circulaire landbouw.”

Rudolf over de verschillende kloven:

Het maakt de problematiek bijzonder ingewikkeld. Op verschillende gebieden ervaren boeren onmacht en ontevredenheid. Deze tegenstelling plaatst van Broekhuizen in context: “Ik ben wel eens in Nederland op excursie geweest met mensen uit Finland, de VS en Zuid-Afrika, en die waren heel duidelijk: ‘Hoezo platteland?’” Dat is ook weer wat kort door de bocht, want mensen ervaren wel degelijk dat er verschillen zijn. “Niet alleen op het platteland, je ziet het met de gele hesjes en met probleemwijken in de steden.”

Bij het eerste protest constateerde van Broekhuizen ook een saamhorigheid onder de boeren. Alle deelnemers deelden in de malaise. Boeren van alle rangen en standen deden mee, maar tijdens de latere protesten werd duidelijk dat niet iedereen dezelfde kant uit wilde. “Tijdens het eerste protest wilde men vooral dat Nederland zag dat de boeren in een moeras zaten en niet wisten hoe ze er uit moesten komen.” Die roep om hulp kwam aan, maar is vervolgens niet omgezet in concrete eisen.

“Soms is het één grote chaos”

Het is niet makkelijk om het huidige boerenverzet te duiden. En dat komt doordat het veel kanten uit gaat. Een voorbeeld: “Het blokkeren van distributiecentra van supermarkten is weer een heel ander probleem dan de stikstofregels.” Een probleem met regelgeving is iets heel anders dan een probleem met de prijzen van een landbouwproduct. Doordat er veel verschillende problemen zijn ervaren de boeren een gevoel van onmacht. “Ze zeggen wel eens ‘onmacht doodt de rede’ en je ziet inderdaad dat het alle kanten op vliegt.”

Dat maakt de situatie problematisch, er zijn veel verschillende problemen, en zo mogelijk nog meer mogelijke oplossingen. Volgens van Broekhuizen is er daar niet één bij die alle zorgen weg neemt. Eerst duidelijkheid scheppen: “Er is enorme behoefte om eerst de problemen en perspectieven maar eens wat concreter te maken en beter te benoemen.” Afgaande op de afgelopen decennia is er al veel winst geboekt, en zijn boer en burger veel verder tot elkaar gekomen dan hoe het nu lijkt.

Er is behoefte aan duidelijkheid, volgens Rudolf:

Eind jaren zeventig vonden de boeren en stadsbewoners ten noorden van Amsterdam elkaar in gezamenlijk beleid. Misschien dat die toenadering nu als inspiratie kan dienen voor de toekomst. “Kijk eens wat verder dan dat gebrul op het Malieveld, naar de achterliggende verhalen en alle positieve dingen die er gebeuren, laat de mensen die daar bij betrokken zijn hun verhaal eens doen.”