“Als je alleen het nieuws volgt, dan snap je de wereld nog niet” – Emy Demkes, correspondent kleding
interview, gepubliceerd op 01 Oct 2019, door Emilie van Kinschot

Emy Demkes is met haar 24 jaar één van de jongste journalisten van De Correspondent. De publicatie van het eerste artikel voor De Correspondent over de schaduwkant van de mode-industrie was het spannendste moment van de journalistieke loopbaan van Demkes. “Het voelde waanzinnig, ik kreeg wel vierhonderd reacties op mijn artikel.”

De Correspondent ziet zich als ‘een medicijn tegen de waan van de dag’ past dit ook bij jouw journalistieke visie?
“Ja, daar sta ik achter. Ik ga graag op zoek naar de achtergronden bij nieuwsgebeurtenissen. Ik ben al een lange tijd bezig met het schrijven over de kledingindustrie, daarom kan ik nu dieper graven. Het is interessant om te kijken naar structurele problemen en ontwikkelingen binnen de kledingindustrie. Pas als je weet hoe die in elkaar steken, kan je kijken naar goede oplossingen.”

Heeft deze benadering nog andere voordelen?
“Ja, deze constructieve journalistiek vind ik ook positiever. Nieuws is vaak negatief, omdat het over het uitzonderlijke gaat. Als je kijkt naar bedrijven binnen de kledingindustrie dan vind je altijd wel rotte appels. Maar het is ook terecht om over de goede bedrijven te schrijven, dan wordt het wereldbeeld van de lezer evenwichtiger.”

Wat vind jij het mooist aan het beroep van de journalist?
“Voor mijn artikelen interview ik veel. Ik ga dan bij mensen langs die werken aan een oplossing, hoe klein die ook is, voor de slechte omstandigheden binnen de mode-industrie. Je mag alles vragen en compleet in iemands leven duiken. Dat is het leukste.”

Wat vind je minder leuk?
“Het spannendste aan mijn beroep vind ik het publiceren van mijn artikelen. Dit begon bij de publicatie van mijn eerste artikel. Deze spanning blijf ik houden. Ik slaap nog steeds slecht als er de volgende dag een nieuw artikel uitkomt.”

De redactie van De Correspondent

Heb je weleens een fout gemaakt?
“Een jaar na het publiceren van mijn eerste artikel kwam ik erachter dat er een fout in zat. Ik had geschreven dat de mode-industrie de tweede vervuilendste industrie ter wereld is. Veel media en organisaties gebruikten dit gegeven als een feit. Ik had dat van de media overgenomen in mijn artikel, zonder te checken of het wel echt zo was.

Uiteindelijk bracht ‘The New York Times’ aan het licht dat er helemaal niet genoeg bewijs was om die claim waar te maken. Vervolgens heb ik besloten om er een heel artikel over te schrijven in plaats van een kleine rectificatie. Het is belangrijk om transparant te zijn als journalist over de fouten die je maakt. Dat wordt veel te weinig gedaan.”

Wat kenmerkt naast het ‘transparant zijn’ een goede journalist?
“Het is belangrijk om als journalist een fascinatie te hebben voor een bepaald onderwerp. Het journalistieke schrijven kan je leren, maar een ‘drive’ om iets tot op de bodem uit te zoeken, die moet je hebben. Je merkt ook meteen bij het lezen van een artikel of iemand plezier heeft gehad in het uitzoek- en opschrijfwerk.”

Wanneer ontstond die fascinatie bij jou?
“Tijdens het tweede jaar van mijn opleiding journalistiek stortte het ‘Rana Plaza’, een grote kledingfabriek in Bangladesh, in. Er kwamen daarbij veel fabrieksarbeiders om het leven. Daar schrok ik enorm van, ik had tot op dat moment nog nooit de keerzijde van de kledingindustrie gezien. Rondom de fabriek waren allemaal labeltjes gevonden van merken, die ik in mijn kast had hangen.

Kort daarna verscheen er een video op Facebook van angorakonijnen die in China levend werden kaalgeplukt. De haren gingen naar kledingstukken van onder andere Zara. Als konijnenliefhebber dacht ik ‘No way, dit overkomt mij niet’. Maar vervolgens keek ik in mijn kast en daar hing toch een vestje met de haren van zo’n kaalgeplukt konijn. Het leed zat in mijn eigen kast.

Ik was eerst een modeliefhebber die shopte zonder na te denken over de impact van de kledingindustrie op milieu en welzijn of over de arbeidsomstandigheden van de fabrieksarbeiders. Toen ik achter de keerzijde van de kledingindustrie kwam, ben ik daar een blog over begonnen. Ik wilde weten hoe het nou echt zat met merken, zoals Zara. Ook heb ik voor studieopdrachten veel over duurzaamheid en de kledingindustrie geschreven.”

Details van de kleding van Demkes. Ze heeft een tweedehands jasje aan en een spijkerbroek van het duurzame merk Kuyichi. Haar shirtje is wel van de H&M, maar dat heeft ze al jaren.

Hoe zou jij de toekomst van de kledingindustrie het liefst willen zien?
“Omdat we nu zoveel kleding consumeren en veel kleding afdanken, groeit de kledingafvalberg enorm. Het moet in de toekomst niet meer gaan over nieuwe modetrends. Merken moeten onderzoeken hoe ze een zo goed mogelijk product, van betere kwaliteit, kunnen maken, dat daardoor veel langer gedragen kan worden. Het merk ‘Patagonia’ biedt reparatieservices aan. Dat sluit daar goed bij aan.”

Wat kan de EU daarbij verder doen?
“Die kan daarbij een grote rol spelen. Van alle kleding ter wereld wordt namelijk ongeveer een derde in Europa verkocht. De E.U. zou merken bijvoorbeeld kunnen verplichten om een bepaald percentage aan gerecyclede garens in hun kleding te verwerken of ze verantwoordelijk stellen voor de afgedankte kleding van hun eigen merk. Op die manier kan de kledingindustrie worden verbeterd.”

Hoe voelt het om over zo’n grote industrie te schrijven als de kledingindustrie met betrekking tot het onderwerp duurzaamheid? Voel je je niet soms machteloos?
“Nee, het kan allemaal beter worden. Mensen zijn bereid hun koopgedrag aan te passen. Er moeten van verschillende kanten dingen veranderen, zowel aan de kant van de consument, als die van de merken en de overheid. In mijn omgeving zijn wel al veel mensen bezig met duurzame kleding. Soms verplicht ik mezelf daarom om door de Kalverstraat te fietsen, waar ik mensen tegenkom die niet bezig zijn met duurzaamheid. Daar zie ik mensen met grote tassen rondlopen van de Primark. Dan heb ik bijna de neiging om er iets van te zeggen.”

Waarom doe je dat dan toch niet?
“Ik vind dat iemand zelf moet beslissen waar hij/zij kleding koopt. Als journalist wil ik bewustwording creëren, want daar begint verandering. Ik wil met mijn artikelen mensen zich laten realiseren dat een T-shirt, dat te koop is voor vijf euro niet de kosten dekt die er werkelijk achter moeten zitten. Daardoor is er geen garantie, dat die kleding onder juiste omstandigheden geproduceerd is. Men moet zich ervan bewust zijn dat een kledingstuk een product is waar anderen aan hebben gewerkt en mogelijk niet onder de meest goede omstandigheden.

Het is niet vanzelfsprekend zoveel als Europeanen shoppen. We leven in een echte consumptiemaatschappij, die geen grenzen meer kent. Dat is desastreus voor het klimaat. We hebben nog nooit in zo’n enorme luxe geleefd, waarin we alles kunnen kopen, maar die luxe heeft een enorme keerzijde. Waarom zou je een kledingstuk kopen, drie keer dragen en dan weggooien?“

Welke boodschap zou je hanteren bij je volgende artikelen voor De Correspondent?
“‘Fast fashion’ heeft de wereld niet veel goeds gegaan: de kwaliteit van de kleding is slechter, de kleding is er niet mooier op geworden en veel kleding ziet er hetzelfde uit. Vroeger was kleding iets wat waarde had. Veel mensen vinden duurzame kleding veel geld kosten, dat komt doordat men door fast fashion geen idee meer heeft van hoeveel een kledingstuk daadwerkelijk zou moeten kosten. Ik wil mensen in laten zien dat mode een waardevol en mooi product is. We moeten bereid zijn om voor kwaliteit te betalen.”