“Als correspondent ben je 24/7 met journalistiek bezig. Dat is heel vermoeiend.”
interview, gepubliceerd op 21 Sep 2017, door Tom Kikuchi

Wouter van Cleef (35)  is tussen 2012 en 2015 in Japan werkzaam geweest als correspondent voor onder andere Trouw, de Tijd en RTL. Hij is op het moment geen correspondent meer en recentelijk gestopt met de journalistiek.

Hoe ben je correspondent geworden?

“Ik wou al heel lang in de journalistiek werken en met name een baan als correspondent leek me heel spannend. Maar ik had nog geen journalistieke ervaring of een journalistieke opleiding gevolgd, dus het lag niet echt voor de hand. Ik was al wel een beetje aan het freelancen en ook met journalistiek bezig. Op een dag belde ik Trouw op om te vragen of ze nog iemand nodig hadden in Azië. Op dat moment was Japan sterk in beeld door Fukushima, en mede door mijn eerdere ervaring met Japan zelf ging het balletje snel rollen. Ik had namelijk al kennis van Japan omdat ik er een tijd heb gestudeerd. Ze zeiden bij Trouw :’kijk maar of het lukt om in Japan als correspondent aan de slag te gaan’. Die uitdaging heb ik aangenomen.”

Heeft u geluk gehad om zo als correspondent aan de slag te gaan terwijl u nog niet veel journalistieke ervaring had?

“Ja, nou ja, geluk zou ik het niet noemen. Het was ook zeker een investering.  Ik heb er zelf heel veel tijd in gestoken, om te leren hoe je dingen doet als goede reportages schrijven, en analyses. Dat zijn dingen die je onder de knie moet krijgen. Maar als je een beetje kunt schrijven en nadenken en een sociale antenne hebt dan is journalistiek niet per se moeilijk. Wat het correspondentschap zelf betreft, daar is ook geen sprake van geluk. Ik ben namelijk zelf degene geweest die initiatief nam om naar Japan te gaan, het is niet alsof Trouw naar mij toe kwam om te vragen: wil jij misschien iets in Japan gaan doen?

Wat meer over het correspondentschap: wat was er leuk en niet leuk of moeilijk aan?

“Wat ik heel prettig vond, is dat ik vrij was in waar ik over wou schrijven. Ik ben persoonlijk totaal niet geïnteresseerd in manga (Japanse strips), dus daar schreef ik gewoon niet over. Natuurlijk is niet alles leuk aan het vak. Als je echt een goede correspondent of journalist wil zijn, moet je 24/7 met journalistiek bezig zijn. Je staat nooit helemaal uit en daar moet je tegen kunnen. In de tijd dat ik in Japan zat ben ik ook nooit écht op vakantie geweest, altijd wel bezig met werk. Die constante alertheid, die constante spanning is heel vermoeiend.”

Wat voor verschillen heeft u gemerkt tussen de Japanse en Nederlandse journalistiek?

“Eerlijk gezegd kan ik daar geen goed antwoord op geven, want ik heb niet zoveel in de Nederlandse journalistiek gewerkt. Maar ik zou wel een vergelijking kunnen geven met andere landen in de omgeving. Wat een beetje een cliché is bij Japan, is dat Japanners gesloten zijn. Dat is ook wel waar, want het kan lastig zijn om het vertrouwen van Japanners te winnen.”

Heeft u er ooit last van gehad dat mensen u niet te woord wilden staan omdat u een buitenlander bent?

“Nou, ik heb er wel eens last van gehad dat mensen geen commentaar wilden geven omdat ik geen lid was van een persclub daar. Daar kon ik dus niet zo veel mee. Het is vooral dat Japanners in eerste instantie heel voorzichtig zijn. Als ik iemand wilde interviewen gebeurde het wel eens dat ze eerst een ontmoeting wilden voordat ze een besluit namen om me inderdaad te woord te staan. Nou ben ik best bereid om dan op de thee te gaan of zoiets, maar als mijn deadline over een paar uur is dan is dat natuurlijk lastig. Dan denk je toch van, ah kom op man, schiet eens op. Maar het komt er op neer dat in Japan sommige dingen gewoon meer tijd kosten. Maar als je die tijd investeert loont het wel en dat geeft voldoening.”

Is uw Japanse spreekvaardigheid ooit een obstakel geweest in uw werk?

“Nou, ik spreek best aardig Japans en dat hielp me juist bij mijn werk. Ik was vaardig genoeg om straatinterviews af te kunnen nemen of het nieuws op tv te volgen.Maar bijvoorbeeld een interview houden met een econoom deed ik liever in het Engels. Idealiter zou je de taal perfect spreken zodat je dat soort dingen wel zou kunnen.”

Wat voor tips heeft u voor iemand die zelf als correspondent wil werken?

“Je hebt sowieso kennis van de taal nodig. En genoeg journalistieke kwaliteiten. Als je een van die dingen niet hebt dan gaat het gewoon niet. Sowieso moet je geïnteresseerd zijn in het land waar je bent, anders kun je maar beter wat anders gaan doen. Wat ik ook zou aanraden is jezelf de vaardigheid aan te leren om multimediaal te werken, dat je niet alleen kan schrijven, maar ook radio en televisie kan maken. Bovendien kun je dan over een onderwerp meerdere producties maken. “

“Wat je wel in gedachten moet houden, is dat het correspondentschap een beetje een uitstervend vak is. Ook dat is een reden geweest voor mij om ermee te stoppen. Niet alleen zijn er tegenwoordig heel veel bronnen beschikbaar om te kunnen volgen wat er in de rest van de wereld gebeurt, het is ook gewoon een dure grap voor redacties om iemand naar het andere eind van de wereld te sturen.  De vraag is ook maar hoe zeer mensen geïnteresseerd zijn in wat er daar gebeurt.“

Heeft dat dan specifiek met Japan te maken dat mensen daar niet zo geïnteresseerd in zijn?

“Nee, dat heeft niet zo zeer te maken met Japan, maar eigenlijk geldt dat voor alle landen wel. Waarom is het bijvoorbeeld interessant voor een Nederlander om te weten dat er in Brazilië een mijn is ingestort, zoveel duizend kilometer verderop? Je moet altijd goed nadenken wie het publiek is waarvoor je schrijft.”

Wat neemt u mee uit het correspondentschap?

“Ik heb de vaardigheid aangeleerd om contacten te leggen met alles en iedereen. Ik heb gepraat met premiers, ministers maar ook met mensen uit sloppenwijken en alles ertussenin. Ik kan met iedereen wel een praatje maken en dat is een vaardigheid die soms ontzettend van pas komt. Ook leer je om snel problemen neer te zetten, to the point te zijn. Het is moeilijk om met onderwerpen te komen die mensen interesseert als je in een ver land zit, en mensen moeten ook snel weten waar het dan om gaat.”

“Ik zou absoluut aanraden om het werk te doen. Als je affiniteit hebt met een land en met journalistiek, dan moet je ervoor gaan. Je moet het sowieso proberen. Je kunt altijd nog een saai baantje op een kantoor krijgen, maar een correspondentschap doe je waarschijnlijk maar een keer. “